Op de hoogte – een ****-aanrader

 

Dit is geen brief, en zo ben ik ontslagen van de verplichting je aan te spreken en je samen te vatten – wat goed is, aangezien wij elkaar niet kennen en er bijgevolg niets samen te vatten valt. Wat er tussen ons is gebeurd, zal gauw genoeg blijken, en kan, in dit soort tekst, gerust zonder aanspreking verteld en vervolgd worden.

Ik bevind mij bij het schrijven van deze blog in het gezelschap van een boek dat jij goed kent, en waarmee je lang en vertrouwelijk hebt samengeleefd, hoe lang weet ik niet precies, maar in ieder geval langer dan ik. Het werd mij onlangs overhandigd tijdens een bezoek aan de redactielokalen van een uitgeverij op het Antwerpse eilandje – een ruim, wit landschapskantoor dat nog een beetje nieuw ruikt en waar de redacteuren als onwennige letters in een drukproef aan hun nieuwe schikking in elkaars nabijheid proberen te wennen. Toch is het geen onaangename ruimte; er hangt, ondanks de vele nog aanwezige onuitgepakte verhuisdozen, een zekere sfeer van standvastigheid, al kan ik er niet helemaal de vinger op leggen waar dat gevoel precies vandaan komt. Daarvoor was mijn bezoek aan de lokalen te kort, eigenlijk was het precies lang genoeg om een kopij van jouw boek in mijn handen gedrukt te krijgen, samen met dat van nog twee andere huisauteurs. Toch hoef ik je deze plek niet verder te beschrijven, je hebt er vast nog herinneringen aan, want jijzelf hebt hier, afgelopen maanden, ongetwijfeld de nodige uren doorgebracht in het gezelschap van deze zelfde mensen, pratend over de komma’s en andere kleine zwarte leestekens die zich als onwillige vlooien tussen de plooien van jouw tekst bewogen, dezelfde tekst die mij nu dus cadeau is gedaan.

Buiten scheen de zon, en omdat ik een half uurtje over had tussen twee afspraken door, maakte ik van de gelegenheid gebruik om even op een van de vele nieuwe en net iets te strakke designbankjes bij de al even nieuwe jachthaven te gaan zitten, de drie boeken die ik net had gekregen op een keurig stapeltje naast me. Zonder het te willen, ja ik zou zelfs durven zeggen haaks op mijn wil, in elk geval zo dat ik het tegenovergestelde effect sorteerde dat ik in oorsprong met mijn handeling beoogd had, paste ik nu prima in het nieuwe beeld dat deze jonge buurt zichzelf tracht aan te meten, sinds het sociale weefsel hier door licht-megalomane urbanisten met de vastberadenheid en chirurgische precisie van de onstuitbare seriemoordenaar uit het eerste seizoen van Dexter aan flarden is gereten. Aan de rand van deze door peperdure lofts omgeven rechthoek van water, die vroeger op zijn kades enkel pooiers en matrozen samenbracht, zijn nu, met de regelmaat van vlooienbeten, elegante koffiehuizen opgedoken, waar het personeel zich bij het opnemen van de bestelling bedient van slecht uitgesproken Italiaanse terminologie om de gewenste koffiesoort aan te duiden. Sinds dit modieuze, buitenlandse taalgebruik hier ingang heeft gevonden, zijn vreemd genoeg niet alleen alle autochtoon-Antwerpse, maar ook alle authentiek-anderstalige buurtbewoners uit dit stadsdeel verdwenen.

Het is in deze zonnige, doch daarom niet zorgeloze, omgeving dat ik voor het eerst kennis maakte met jou en met Muisje. Want aangespoord door het beperkte tijdsslot dat ik tot mijn beschikking had, en waarin ik dus onmogelijk de drie voorgenoemde romans volledig zou kunnen lezen, had ik, om zo objectief mogelijk te beslissen welke ik het eerst zou lezen, van alle drie de boeken de eerste pagina opgeslagen, in de hoop dat ik op die manier tot een bevredigend besluit zou komen.

Zonder je met goedkope complimenten gunstig te willen stemmen, moet ik je nageven dat je, ondanks, of misschien dankzij – want niet zelden is het zo dat contrasten tussen onze verwachtingen en de inlossing daarvan toch enigszins meespelen bij het nemen van onze daaropvolgende beslissingen – de antipathiek ogende Siamese kat op de cover, met ruime voorsprong won. Meer nog – mijn lectuur heeft met ertoe aangezet mijn lichte weerzin ten opzichte van het openbaar vervoer in de daarop volgende dagen drie keer op rij aan de kant te zetten om zo voldoende kilometers per trein af te leggen om je boek op twee dagen uit te lezen. Hoewel ik hier eerlijkheidshalve aan toe moet voegen dat er mij nog een dertigtal pagina’s resten; niet omdat ik tijdens de door mij gemaakte reis het aantal af te leggen kilometers sneller overbrugde dan de door jou geschreven bladzijden, maar omdat naarmate het einde dichterbij kwam, een einde dat zich alleen al door middel van het steeds lichter wordende druk op mijn rechterhand en de merkbare verzwaring van mijn linker zeer duidelijk aankondigde, en dat in tegenstelling tot wat jou overkwam aan een zekere wetmatigheid, zelfs finaliteit, onderhevig was, namelijk dat lezen van een boek altijd en onherroepelijk naar een einde leidt, iets wat van relaties godzijdank niet met de zelfde zekerheid gezegd kan worden, in mij een zeker proces van afremming in gang zette, een bijna onopvallende, maar daarom niet minder vastbesloten neiging het onafwendbare te vertragen, het voor mij uit te schuiven, het vooralsnog te proberen afwenden, ook al besefte ik dat ik binnenkort hoe dan ook afscheid zou moeten nemen van Muisje, van jou en van de zinnen die jullie beiden, als een zich afwikkelende bol breiwol, met elkaar verbonden.  

Nog even wilde ik hardnekkig blijven weigeren gewoon verder te gaan met mijn leven en me alleen maar concentreren op de door jou geschapen gevoelswereld en jouw verleden – dat natuurlijk niet het jouwe is, maar dat van je personage, een onderscheid dat we niet mogen vergeten te maken maar tijdens het lezen van een boek altijd weer uit het oog dreigen te verliezen, misschien wel uit het oog willen verliezen, dat de stem van de verteller en de stem van het personage geenszins dezelfde zijn of hoeven te zijn, ook al spreekt die stem je in een duidelijke en niet mis te verstane ik-vorm toe — iets wat me overigens in relatie tot mijn eigen werk door mijn schoonmoeder al vaker verweten is, waarbij in haar stem de angst doorschemert dat bijgevolg alles wat in mijn boeken gebeurt daadwerkelijk betrekking heeft op de realiteit waarin zijzelf zich bevindt, waardoor zij als het ware model zou kunnen hebben gestaan voor de personages die zich in deze parallelle wereld voortbewegen, omdat het al dan niet reëel zijn van de ik-figuur nu eenmaal afstraalt op alle andere facetten van het verhaal.

Opvallend maar niet onaangenaam is – naast je merkwaardige afstandelijke en tegelijkertijd fysiek zeer nabije stijl, waarmee je erin slaagt door de aanhoudende ritmiek van je zinnen bij het lezen een bijna staccato cadenza op mijn trommelvlies te creëren die ervoor zorgt dat zelfs wanneer ik even ophoud met lezen omdat ik een aantal andere, eenvoudige dagdagelijkse bezigheden moet afhandelen, zoals eten, slapen of met iemand slapen, je stem nog steeds doorklinkt, ja, alsof je in je gedrukte afwezigheid zelfs nog nadrukkelijker aanwezig bent dan tijdens het lezen zelf, als een soort continue geluidsband die zich naast mijn oor bevindt, zo stel ik je mij het liefste voor, niet als die jongen op de foto op de flap van het boek, die door de andere papiersoort op merkwaardige wijze buiten het verhaal zelf lijkt te vallen, en alleen bij de buitenkant lijkt te horen, maar als een langzaam nabij praten, een beetje zoals je op Klara klonk, dat paste wel, bedrieglijk dichtbij, alsof ik zo het woord tot je zou kunnen richten om je te vragen waarom je precies deze of gene zinsnede hebt gekozen en geen andere, al is dat natuurlijk onzin, want onze relatie is niet van die aard dat ze een dergelijke rechtstreekse communicatie toestaat of aanmoedigt -, misschien wel het opvallendste, is vooral de fijne laag ironie die door het gehele verhaal heenloopt als een lichte, bijna onmerkbare onderstroom, die je pas verrast als je al een heel eind van de oever bent weggezwommen, en het al bijna onmogelijk is geworden nog naar de oever terug te keren, omdat de stroming je onherroepelijk meevoert in de enige, door de rivier vooraf bepaalde maar door jou te laat onderkende richting.

Ik neem althans aan dat het hier ironie betreft, al is het in feite onmogelijk dit met zekerheid te zeggen over een tekst die niet de jouwe is, waarmee ik bedoel dat ik, niet jij, deze niet zelf heb geschreven. Er is namelijk geen enkel middel waarvan ik mij als lezer kan bedienen om honderd procent zeker te zijn dat de auteur, in casu jij, de dingen niet letterlijk heeft bedoeld zoals ze er staan, zonder dit aan jou te vragen, maar dat is helaas een mogelijkheid waartoe ik geen toegang heb om de eenvoudige reden dat de vorm die ik gekozen heb om jou aan te spreken, precies deze is waarvan ik mij bedien, met name een blog post die ook voor anderen leesbaar is, en geen mail die zich uitsluitend tot jou richt en waarin ik je zulke dingen rechtstreeks en zonder omhaal zou kunnen vragen.

Waarom ik ervoor heb gekozen je in deze vorm en via deze omweg aan te spreken, in plaats van jou eenvoudigweg en via de rechtstreekse lijn waarmee de huidige elektronische communicatiemiddelen ongewild vreemden met elkaar verbinden, zonder omwegen naar je bedoelingen te vragen, is niet zozeer dat ik vrees van jou geen antwoord op mijn mail te zullen ontvangen – er heeft zich tussen ons tot op heden niets onaangenaams voorgedaan wat daartoe aanleiding zou geven, en je tekst en de daarbij horende metateksten die intussen in de vorm van interviews zijn opgedoken in de periferie van je boek, doen mij vermoeden dat je een zeer welgemanierde jongeman bent, die eerder geneigd zou zijn de aan hem gestelde vragen weliswaar kort maar toch terdege en met de nodige nuance te beantwoorden – maar wel dat precies in de keuze van deze vorm het doel van deze tekst besloten ligt. Het is mij, ook al lijkt deze blog op één persoon toegesneden en aan één persoon gericht als een brief, precies om de meelezers te doen, al legt dat natuurlijk, zoals ik al eerder aanhaalde, helaas ook beperkingen op aan de tekst waarmee ik, als ik dit schrijven rechtstreeks aan jou zou richten, geen rekening zou moeten houden. Misschien is dit het grootste nadeel van deze tekst: wat zich probleemloos en weldadig tussen ons heeft voorgedaan, en ons het sterkst, het letterlijkst en het intiemst bij elkaar heeft gebracht, deze rechtstreekse en onvoorwaardelijke overdracht van betekenis die zich tussen lezer en schrijver afspeelt en die de kern van onze relatie, hoe kortstondig ook, heeft uitgemaakt, precies dat kan ik hier niet aan bod laten komen.

Zo zouden wij ons in een schrijven van schrijver aan schrijver ongegeneerd te buiten mogen gaan aan het in vraag stellen, bespreken of behandelen van de achterliggende mechanismen van de vertelling, zonder ons zorgen te maken over de verbreking van de illusie de instandhouding waarvan grotendeels het eigenlijke doel van de literatuur uitmaakt. Nu ben ikzelf, en jij, als ik jou een beetje ken, niet minder, de overtuiging toegedaan dat het een uiterst genadige zaak is dat tv-makers van deze wereld schijnbaar van oordeel zijn dat een reality-reeks over het dagdagelijkse bestaan van een schrijver te traag verloopt en te weinig dramatische hoogtepunten kent om in een kunstmatige vooraf vastgelegde spanningsboog te worden gevat, en bijgevolg ook te saai is om deze in een door twee reclameblokken onderbroken programma om te zetten, zodat wij ons in de gelukkige positie bevinden dat we de geheimen van ons vak nog even kunnen bewaren en ons beroep niet samengedrukt hoeven te zien in een wekelijkse uitzending van een talentenjacht met als titel de Pen van Vlaanderen, of dat wij niet, gedegradeerd tot juryleden van hobbyisten, elke week weer de benen onder een andere schrijftafel moeten schuiven om daar ons ongenadig oordeel te vellen over de cuisson van de nog met natte inkt bestreken pagina’s die precies op het goede moment in close-up uit de printer van onze gastheer of -vrouw tevoorschijn spuiten.

Laat mij, voor de aandachtsboog van de gemiddelde lezer is verstreken, een andere beperking waar ik gezien deze gekozen vorm rekening mee dien te houden en die mijn vrijheid jou alles te vertellen wat ik denk en vind enigszins inperkt, dit verhaal stilaan afronden. Het is genoeg geweest.

Er zijn, mijns inziens, drie soorten van auteurs. Zij die door het ontbreken van een eigen stijl en stem het persifleren eenvoudigweg niet waard zijn, of zich dermate  in grijstonen uitdrukken dat men die schaduw slechts met een nog vagere weerspiegeling van de realiteit kan benaderen. Daartegenover, aan de andere zijde, zij die uit de zesentwintig letters die onze taal rijk is een toonkleur weten te halen die zo herkenbaar klinkt, dat ze wel degelijk in een pastiche kan worden gevat, zonder aan herkenbaarheid te verliezen. Nu zal je mij er wellicht op willen wijzen dat ik geen twee, maar drie categorieën voorop had gesteld. ‘Maak je zin af,’ zou je zeggen. ‘Je bent aan dit verhaal begonnen, en dus vind ik het niet meer dan normaal dat je het ook afmaakt. Het was jouw idee en niet het mijne, alleen maar het jouwe, je had het zelf beslist, ik heb er nooit om gevraagd, dat jij de auteurs van deze wereld per se in categorieën wilde onderverdelen, een welbepaald aantal dan nog wel, drie om precies te zijn. Ikzelf heb die behoefte nooit gevoeld, maar nu jij er over begonnen bent, en mij op die manier gedwongen hebt de wereld zo, op jouw manier, te bekijken, vind ik het het allerminste wat je kan doen  dat je die verwachting ook vervult en de categorieën ook daadwerkelijk alle drie benoemt.’ Aangezien je erom vraagt, zal ik het doen. De derde categorie betreft die van de genieën, die zich zo virtuoos van de taal weten te bedienen, dat geen enkele mindere god, hoe hoog hij ook probeert te reiken, dezelfde noten kan halen.

Ik laat het aan jou, als dit blogbericht je ooit bereikt – wat niet geheel onwaarschijnlijk is gezien onze gemeenschappelijke interesse in het onderwerp van deze tekst en het feit dat ik vrijwel geen enkele auteur ken die zich na de publicatie van een boek niet aan auto-googlen bezondigt; of omdat het onoverkomelijke maar onverbiddelijke sociale netwerk Facebook, waarop wij ons beiden, ik vermoed voornamelijk om professionele redenen bewegen, ons vroeg of laat op digitale wijze aan elkaar zal proberen te introduceren, omdat een aantal van jouw status-updates geheel of gedeeltelijk dezelfde trefwoorden bevatten als de mijne; of gewoonweg omdat een gemeenschappelijke kennis jou op geheel analoge wijze op deze tekst zou kunnen wijze -,  te oordelen in welke van deze categorieën je jezelf als schrijver het liefste wil plaatsen, ook al omwille van de publieke aard van dit bericht en het onontkoombare feit dat mijn oordeel over jouw werk automatisch doch ongewild impliciet een zekere inschatting van mijn eigen schrijven in zich draagt, die de huidige tijden ongetwijfeld als onkies zou worden ervaren.

Om kort te gaan: zonder je werk in sterren te willen vatten, iets wat ik toch altijd weer als een eerder culinaire referentie beschouw, die ook in het geval van restaurants niet altijd een correcte en genuanceerde weergave is van wat je daadwerkelijk op je bord krijgt, wil ik je langs deze omweg toch laten weten dat een vervolg op deze leeservaring zeer welkom zou zijn. Wat me vooral bezighoudt, is de vraag van welke stilistische middelen je je daarbij zal bedienen, een prangend vraagstuk dat nog versterkt wordt door het feit dat in dit boek de vorm niet alleen je verhaal versterkt, zoals bij de meeste goede boeken het geval is, maar de vorm je verhaal is, meer nog, dat je dit verhaal op geen enkele andere wijze zo treffend had kunnen schetsen als in deze speciaal hiervoor door jou bedachte vorm, in dit ritme, met deze zinnen. Een krachttoer die helaas tot gevolg heeft dat je met de resterende, ongebruikte zinnen die je wellicht nog ergens hebt liggen, nooit nog een boek zal kunnen maken dat geen tuinhuis van dit schrijven is. Ik ben, oprecht, benieuwd, in welke vorm je jezelf de volgende keer zal heruitvinden.

 PS: nu ik hiermee klaar zie ik dat een andere collega-auteur van jou, Daniël Rovers, een soortgelijk geintje – hoewel men zich de vraag zou stellen of een compliment een geintje kan genoemd worden, of zelfs kan zijn, zonder daarbij aan waarde in te boeten, want laat er geen twijfel over bestaan dat mijn intenties oprecht goedaardig zijn- met je heeft uitgehaald. Het zij zo.

En dan nog dit: ik heb in deze over het onderwerp en de inhoud van jouw boek met geen woord gerept. Er zijn nu eenmaal dingen waarover men, ook al heeft men een grote mond, mijns inziens dient te zwijgen.