cultureel ambassadeur sint-Niklaas
Dankuwel.
De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ik (naast vereerd, want het zijn grote schoenen om te vullen) enigszins verrast was over mijn nominatie als cultureel ambassadeur van Sint-Niklaas. Want wie mij een beetje kent, en kent niet iedereen hier iedereen een beetje, in deze stad die toch altijd een uit zijn voegen gegroeid dorp blijft waar ze thuis al weten wat ik bij de bakker gekocht heb voor ik terug ben met mijn brood, weet dat mijn relatie met mijn geboortestad altijd wat dubbel is geweest.
Sint-Niklaas is voor mij altijd een moeilijk lief geweest. Wellicht niet toevallig de titel van het allereerste stadsgedicht dat ‘onze’ Tom Lanoye (net als ik ooit van de – weliswaar grootste – Parking van België naar ‘t Stad gevlucht) in 2003 als allereerste stadsdichter van Antwerpen schreef. Want is zo’n huwelijk tussen een stad, die graag alleen haar schoonste kant beschreven ziet, en een stadsschrijver, wiens levenstaak het is kritisch naar de wereld te kijken, niet altijd wat ongemakkelijk?
Maar nu onze grote markt niet langer parking is, maar die parking er onder zit en die markt eindelijk (of toch bijna) haar nieuwe vorm heeft gekregen, en ik hier weer woon, voor zover ik al ergens woon, is het misschien tijd om eens anders naar mijn geboortestad te kijken. Niet door de bril van wat ze niet is (niet Antwerpen, niet Gent), maar vanuit wat ze wel is, en vooral: zou kunnen zijn.
Vroeger beantwoordde ik vragen over mijn woonplaats vaak met de boutade: Sint-Niklaas heeft twee troeven: de beste crème-glace van het land (aan u om te beslissen welke ik bedoel) en het hoogste percentage auteurs per inwonersaantal — blijkbaar zit hier toch iets in de bodem, of in het grondwater, dat doet schrijven.
Maar er is meer. Sint-Niklaas is, voor mij persoonlijk, om minstens één reden van levensbelang geweest. Niet alleen omdat ik hier geboren ben (met Paul Snoek: Men wordt geboren en krijgt daardoor een naam), maar omdat het de stad is waar ik heb leren lezen.
Thuis, in de bib, op school en op de academie.
En met dat lezen hele werelden opengingen.
Dus zei ik ja
En ook merci
Want evident was deze keuze van de stad voor mij wellicht niet
Ik sta, zo las ik ook weer tussen de regels van het juryrapport,
bekend als ‘niet gemakkelijk’ (geen idee waarom, dat was altijd al zo)
Een beetje tegendraads, queer in elke betekenis van het woord
Iemand die haar goesting doet en ongefilterd zegt waar het op staat
(Vrij naar Johannes Brahms:
‘als er toch nog een politieke partij zou zijn die ik nog niet heb geschoffeerd,
zeg het mij, dan breng ik het zo snel mogelijk in orde’)
Feministisch ook (de feministen zijn de priesteressen van de nieuwe goddeloze tijd, schreef Gerda Seghers) — dat het Woord hier op de markt eenduidig een Man is, weliswaar met strakke kont, vraagt dringend om een wederwoord
Maar vooral (en daar begint de miserie pas echt):
ik ben iemand die gelooft dat cultuur iets voor iedereen is
Ik heb, daarvan ben ik me zeer bewust, zelf veel geluk gehad
Geluk dat mijn ouders mij voorlazen (ik zal die zondagmiddagen niet licht vergeten, schreef Anton Van Wilderode, ook al van hier), al was wat mij werd voorgelezen niet altijd geschikt voor mijn leeftijd – maar misschien bleef het net daarom hangen
Geluk dat ze mij meenamen naar de bib, waar ik me als een hongerige termiet door de jeugdafdeling las, van A tot Z en daarna ongecensureerd bij de volwassenen mocht dwalen
Geluk op school, waar ik gezegend was met schitterende leraren Nederlands, die niet alleen zelf graag lazen, maar de liefde voor literatuur ook wisten over te brengen
En geluk op de Academie, waar de legendarische lesgevers van de woordafdeling me leerden stem te geven aan die woorden – ik zie mij hier nog staan, op dit podium, en zeggen:
Ik wil niet meer, ik wil niet meer! Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer: Jawel mevrouw, jawel meneer…
Ja, ik heb geluk gehad.
Viervoudig geluk.
Allemaal duwtjes in de rug
Niemand die me afremde, niemand die zei dat iets (nog) te moeilijk was
Niet iedereen heeft zoveel geluk
Niet iedereen wordt voorgelezen, meegenomen, uitgedaagd, op weg gezet
Wat jammer is, doodzonde zelf,
Want voor wie nooit een boek leest, wordt de wereld nooit groter dan wat ‘ie zelf kan zien
Voor wie nooit een boek leest,
wordt de wereld nooit groter dan wat ‘ie zelf kan zien
Al te vaak wordt beweerd dat kunst elitair is
dat kunstenaars in ivoren torens wonen,
wereldvreemd & blind voor wat echt leeft op straat
Ik denk dat het net andersom is
Dat men te vaak (en soms ook graag) verkondigt dat cultuur een luxeproduct is
in plaats van (hier komt mijn beloofde engagement) een basisrecht voor iedereen
en die kritische kunst zelf liever veilig in een hoek parkeert,
achter een roodfluwelen gordijn,
zodat haar woord niet rondzingt op de straten en haar vragen ongesteld blijven.
En nee, ik ben niet vergeten dat ik daarnet beloofde positief te zijn,
dus ik ga hier een vlotte U-bocht maken
Net daarom zei ik ja, op dit ambassadeurschap,
en ook merci, meneer de burgemeester, beste schepenen,
jawel mevrouw, jawel meneer,
Omdat de stad door deze keuze aangeeft dat ook hier, voor hen,
cultuur iets van en voor iedereen is
dat deze stad niet bang is zich bloot te stellen aan de blik van de kunst
en zich door al haar burgers te laten lezen, ook tussen haar regels
Want dat wordt mijn ambitie, voor de komende twee jaren,
daar leg ik de lat voor deze stad:
Ik wil van Sint-Niklaas de meest lezende stad van Vlaanderen maken
Het beste kindje van de klas
beter dan Antwerpen, beter dan Gent,
Een stad om trots op te zijn, ondubbelzinnig,
omdat we trots zijn op onszelf,
en een stad ten slotte niets anders is dan de optelsom van wie er woont.
Wij.
Danku!
En dan nog dit:
Ik kreeg gisteren (naast een geweldig nieuwjaarsconcert) ook al mijn boeken in chocolade cadeau. Wie goed kijkt, ziet daar een sneak preview van de nieuwe Trofee-cover, die eind februari als midprice verschijnt bij Uitgeverij Querido.