de dichter die de wereld wilde veranderen

28/04/2023 — Een van mijn favoriete collega’s, Matthijs De Ridder, bracht een (on)bescheiden biografie uit van een van mijn favoriete dichters, Paul Van Ostaijen. Er volgde een geweldige boekvoorstelling in de KANTL, met dank aan het Poëziecentrum, waar ik ook een woordje mocht zeggen. Wie dat graag naleest, vindt het hieronder.

De chimpansee doet niet mee

Waarom doet de chimpansee niet mee

De chimpansee

is

ziek van de zee
Er gaat zoveel water in de zee

meent de chimpansee

 

Dit gedicht heeft lange tijd onzichtbaar en onleesbaar boven mijn bed gehangen. Het stond in het handschrift van mijn moeder achterop een postkaart van een grijnzende aap, die met een punaise in de muur was geprikt. Daarnaast hing een ijsbeer, ook met een gedicht op zijn rug, dat ik me niet herinner. De chimpansee herinner ik me wel, omdat ik het gedicht niet begreep en het me telkens weer liet voorlezen in de hoop of veronderstelling dat herhaling daar vroeg of laat verandering in zou brengen. Bovendien vond ik het treurig, op een aangename manier, zoals een gevallen ijsje — vermoedelijk het dichtste dat een vierjarige bij het begrip weemoed komt: verlangen naar iets dat oneetbaar geworden aan je voeten ligt. Pas veel later kwam ik er achter dat daarmee het doel van het gedicht vervuld was, althans volgens de auteur, want zoals Van Ostaijen zelf schreef: Poëzie moet eer gevoeld dan begrepen worden.

 

Et voila. Daarmee is meteen ook het onvermijdelijke cliché vermeden dat elk kind Van Ostaijen leert kennen via zijn verkoekedoosde en verkussensloopte geesteskind Marc. Voor diegenen onder u die niet snoepen en zonder kussen slapen, vat ik het even oneerbiedig samen:

 

Ventje fiets vaas bloem

ploemploem

Daa-ag vis

dag lieve vis

dag klein visselijn mijn

 

Paul en ik kwamen elkaar opnieuw tegen zo rond mijn elfde. Mijn excuses dat ik dit verhaal zo schaamteloos autobiografisch aanpak. Het is geenszins mijn bedoeling noch mijn gewoonte voor mijn onderwerp te gaan staan, maar mij is gevraagd u iets te vertellen over de betekenis van Van Ostaijen voor mij als auteur, dus aan mijn aanwezigheid in dit verhaal valt vrees ik niet te ontsnappen. Mijn elfde dus. In een vlaag van cultureel-literaire bevlogenheid hadden een aantal leraren Nederlands besloten een voorstelling met teksten ui Music Hall op poten te zetten. Aan de afstuderende rethoricaleerlingen werden voor de aardigheid een paar kleintjes toegevoegd, waaronder ikzelf, voor het debiteren van – u raadt het al- ventje fiets vaas ploem. Maar tijdens de repetities bespraken ze met de groten ook op volwassen wijze de andere teksten — op je achttiende word je verondersteld te begrijpen wat je voorleest. Gefascineerd luisterde ik die momenten af. Voor het eerst in mijn leven daagde het mij dat er in literatuur een samenhang bestaat tussen wat gezegd wordt, en hoe dat gebeurt. Tussen inhoud en vorm. Tussen vorm en auteur. Kortom, dat er zoiets bestaat als een poëtica. Ik stond perplex — het was een ontdekking met de amplitude van de oerknal. Een openbaring. Dat die aha-erlebnis ook nog meertalig en muzikaal was, maakte de vreugde alleen nog maar groter. Onbegrijpelijke zinnen in italics dansten door mijn brein. Het regende woorden die ik niet kende (amourettes, débacle, postzegelcollectionneur). Er werd gediscussieerd over ritme, klank, herhaling. Langzaam kreeg het onbegrijpelijke betekenis en het zinloze zin, en toch bleef alles meerduidig. Een wereld van intertekstualiteit, subtekst en verborgen betekenissen ging voor mij open. Historische context schemerde door schreefletters heen, maatschappelijk engagement vulde witregels. En dat in schijnbare nonsenspoëzie.

 

Slinger
Singer
naaimasjien
Hoort
Hoort
Floris Jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht
Wat
Wat
jawel
Jespers Singer naaimasjien
hoe zo
jawel
ik zeg het u
Floris jespers heeft een Singernaaimasjien gekocht
Waarom
waardoor
wat wil hij
Jawel
hij zal
hoe zo
Circulez
want
SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE

de beste
waarom
hoe kan dat
wie weet
alles is schijn
Singer en Sint Augustinus
Genoveva van Brabant
bezit ook een Singer
die jungfrau von Orleans
Een Singer?
jawel
jawel jawel jawel ik zeg het u een Singer
versta-je geen nederlands mijnheer
Circulez
Bitte auf Garderobe selbst zu achten
lk wil een naaimasjien
iedereen heeft recht op een naaimasjien
ik wil een Singer
iedereen een Singer
Singer
zanger
meesterzangers
Hans Sachs
heeft Hans Sachs geen Singermasjien
waarom heeft Hans Sachs geen Singer
Hans Sachs heeft recht op een Singer
Hans Sachs moet een Singer hebben
Jawel
dat is zijn recht
Recht door zee
Leve Hans Sachs
Hans Sachs heeft gelijk
hij heeft recht op

SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE

alle mensen zijn gelijk voor Singer
Circulez
een Singer
Panem et Singerem

Panem et Singerem Panem et  Singerem Panem et Singerem

et Singerem et Singerem

Ik wil een Singer
wij willen een Singer
wij eisen een Singer
wat wij willen is ons recht
ein fester Burg ist unser Gott

Panem et Singerem Panem et  Singerem Panem et Singerem

et Singerem et Singerem

Waarom
hoe zo
wat wil hij
wat zal hij
Salvation army
Bananas atque Panama
de man heeft gelijk
hij heeft gelijk
gelijk heeft hij jawel
jawel
jawel
waarom
wie zegt dat
waar is het bewijs
jawel hij heeft gelijk

Panem et Singerem Panem et  Singerem Panem et Singerem

Singerem et Singerem

SINGERS NAAIMASJIEN IS DE BESTE

 

Het vervolg laat zich raden. Zoals elke puber werd ik verliefd. In de poëtische en platonische zin op Paul Van Ostaijen, daarbuiten wat minder platonisch en minder gelukkig. In beide gevallen vergezeld van hetzelfde ongeremde geschwärm dat bij die leeftijd hoort. Object van mijn verlangen: de verzamelbundel Spiegel van mijn eenzaamheid, met op de witte cover het profiel van Van Ostaijen in blinkend zilver. En dan maar in die spiegelende vlek staren, eenzaam en onbegrepen, en zoeken naar herkenning. Ook in de teksten – want af en toe sloeg ik hem ook wel eens open.

 

Ik sta nu eenmaal voorbij de grens

aan dewelke ieder normaal mens

moet stilstand houden.

Een vriend heeft me onlangs verweten,

dat ik buiten het normale – volgens hem het goede – ben getreden.

 

Maar het lot – of wie? – heeft het zó gewild,

want het heeft mij het ongewone voorbehouden.

Niet ik ben ongewoon, maar wel mijn levenslot.

Bij mijn vrienden heb ik steeds het grootste verlangen gekend

om een schone liefde, in de nieuwe Lente.

Maar mijn liefde ontstond

op een Herfstavond,

mijn grote liefde, even buiten de stad,

in het wijde park, toen het door de mensen – de gewone dan? – gans verlaten was.

Mijn liefde groeide sterk in de koude Winter, –

enkele zeer mooie bloemen groeien dan.

Daarom is mijn liefde dan ook oneindig schoon,

al is zij, – ’t spijt mijn vriend misschien, – wat ongewoon.

 

Of dat betekende wat ik erin las, is nog maar de vraag. Het antwoord vind je ongetwijfeld in de 600 pagina’s tellende biografie van Matthijs — laat dat alvast een argument zijn om die straks mee naar huis te nemen. Vermoedelijk was het eerder projectie. En zo leerde Van Ostaijen mij ongewild een van de belangrijkste lessen van mijn schrijversleven: je bepaalt als auteur hooguit de helft van de betekenis. Voor de rest leest elke lezer in elke tekst het antwoord op zijn vraag. En die vraag kan in de loop van een leven meermaals veranderen. Net dat maakt het leven van een tekst interessant. En dat van een auteur soms onwaarschijnlijk frustrerend.

 

Ik heb er op dat moment in mijn leven nooit aan gedacht te proberen uitzoeken wat hij echt bedoeld had, en hoe de tekst in verband zou kunnen staan met zijn echte leven. Ik heb me de lijnen zonder nadenken toegeëigend en ze in een vermoedelijk totaal onbedoelde context in een brief overgepend. Hoe werk en leven van een auteur zich tot elkaar verhielden liet me koud — tussen mij en de werkelijke wereld boterde het niet bijster goed en fictie was een realiteit op zich, waarin de auteur eigenlijk geen rol speelde. (Een visie waar ik dezer dagen soms heftig naar terugverlang.) Wat bij Van Ostaijen natuurlijk onzin is, want zijn werk en wereld kussen elkaar van dichter dan ik toen dacht — meer nog, ze zijn hechter verstrengeld dan de meeste geliefden in hun intiemste momenten. Niet zozeer vanuit autobiografisch opzicht, maar vanuit zijn ‘activistisch’ gevoel: zijn drang met elk geschreven woord de wereld te veranderen. Iets wat mij later begon te dagen, op het moment dat de droom van een revolutie mijn Werther-gevoelens begon te overstemmen.

Intermezzo. De hoed. Tijdens deze weltschmerz-periode kocht ik een Borsalino-hoed. Symbool van genderqueerness, provocatie in een omgeving van gescheurde jeans of artistiek statement — wellicht een combinatie van dit alles. En de enige gemene deler tussen Van Ostaijen en mijn nieuwe liefde-by-proxy, Henry Miller, die ik had leren kennen via de dagboeken van Anaïs Nin. Extravagante, dandyeske speelvogels. Verpersoonlijkingen van de mannelijke vrijheid. Auteurs die de wereld wilden herscheppen, of er toch een kras op wilden achterlaten. Achteraf gezien zijn er weinig auteurs die meer van elkaar verschillen. Zelfs de bordelen en bordeelbezoeken die in hun werk opduiken zijn diametraal aan elkaar tegengesteld. Wist ik veel. Voor mij was elk bordeel toen nog een magisch universum, een theater van verboden verlangens met rood podiumlicht. Parijs en Berlijn leken op elkaar, en wilde feestjes waren wilde feestjes. Al had ik het moeten weten, dat de twee verdwaalde expats wezenlijk verschilden. Ter vergelijking: “Paris is like a whore. From a distance she seems ravishing, you can’t wait until you have her in your arms. And five minutes later you feel empty, disgusted with yourself. You feel tricked.” En “De Duitser is een zoogdier dat rond 25 december de nabijheid van een kleine dennenboom opzoekt.”

 

Aan het eind van mijn schoolcarrière vergat ik Van Ostaijen. Misschien was hij te zeer verkoekedoosd om nog cool te zijn, zoals Magritte. Misschien vergaten we in de nasleep van zwarte zondag dat vlaams en rechts geen synoniemen moeten zijn. Misschien was daarom Mayakovski hipper. (Die twee zijn wel verwant, in elke zin. Denk maar aan Dlja Golasa, Voor de stem: wat hij daar met El Lizzitsky deed, deed PvO met Jespers.) Feit is dat ik pas jaren later weer aan hem dacht, toen ik met de motor de woestijn van Oman doorkruiste, en mijn kokende hersenen plots een gedicht uitzweten.

 

Onder de zon schuift het gladde asfalt

Over het gladde asfalt schuift moede de zon

Onder de zon op het gladde asfalt schuift de motor naar zee

Langs de zandduin

langs de duinkom

schuift de motor naar zee

schuift met de schuivende zon de motor naar zee

Zo zijn ze gezellen naar zee de motor de zon en wij twee

Waarom schuiven de zon en wij twee gedrieën gedwee naar de zee

 

Aan die pastiche moest ik meteen terugdenken toen Matthijs me vroeg iets met Holle Haven te doen voor Besmette Stad. (Ook toen vroeg ik me, net als vanavond, eerst af of ik wel een dichter ben. En als, wat voor één dan wel. Een gedicht moet tenminste één jaar kelder hebben, vond Van Ostaijen. Zelf mompel ik meestal: niet voor mijn vijftigste.) “Stijl is ons lot: we kunnen onze stijl niet zelf kiezen,” zei PvO. Wat kon ik anders doen dan zoeken naar zijn stijl en daar dan mee gaan spelen? Zijn jas aantrekken, maar met een ander lijf erin? Want dat is nu eenmaal wat ik doe, met canon: zoeken naar wat die woorden ons nog kunnen zeggen. Hoe ze kunnen resoneren met ons hier en nu. En hoe ze anders kunnen klinken als je de puzzel anders legt.

 

holle haven gevonden in het jaar 2020        O.H.I.C.

ANNO MMXX

 

alles nog onaangeraakt onbetreden plaats delict

met enkele wassepoppen het bedrijf simuleren

de offshore bedrijven       de belastingontduikers                 de zwendelaars

de klimaatontkenners       de vervuilers die niet betaalden     de populisten

de beursbellenblazers      de consumenten                         de marketeers

de regenwoudkappers      de pechvogels                            de 1%

en a fossilised smartphone preserved behind glass

 

holle haven schoon zijt gij                                    een wereldattractie

                                                            uit het Antropoceen

 

            For the new young to traipse past on school trips

            Yawning.

 

! Maquette van een mislukt maatschappijmodel !

(we moeten / laat ons de politiekers buitensmijten)