Beste Margaret Atwood #briefvandeweek #rektoverso

13/07/2018, Rektoverso – Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week richt Gaea Schoeters zich tot de schrijfster van The Handmaid’s Tale: waarom doen we niets, nu die totalitaire staat uit haar roman steeds meer werkelijkheid wordt?

Beste Margaret Atwood,

Ik schrijf je omdat ik zonet het hele eerste seizoen van The Handmaid’s Tale (*) heb uitgekeken. En omdat ik me afvroeg: lopen de rillingen jou soms ook niet over de rug, als je de reeks bekijkt? Niet uit ontroering of uit esthetisch ontzag, hoe mooi de Vermeer-achtige fotografie ook is, maar omdat het allemaal zo gruwelijk realistisch is?

  • (*) Voor de niet-televisiekijkende lezer: de reeks is een verfilming van de gelijknamige roman van Atwood uit 1985, die zich afspeelt in een dystopische, totalitaire samenleving waarin vrouwen alle macht is ontnomen. Of het nu als Echtgenote, Tante, Huishoudster of Jezebel is, allemaal zijn ze tot slaaf van de man gemaakt. Het hoofdpersonage Offred(inderdaad, of Fred, met een genitief van bezit) behoort tot de kaste van de Dienstmaagden: de vruchtbare vrouwen die zijn omgevormd tot broedmachines voor de heersende elite.
    Atwood schreef de roman in 1984 in West-Berlijn, en liet zich grotendeels inspireren door de verklikkersmaatschappijen van de Koude Oorlog: de maatschappelijke orde wordt bewaakt door Jagers, die vluchtelingen neerschieten, en Ogen, een nietsontziende geheime dienst. Atwood hanteerde bij het schrijven de regel dat ze niets in het boek wilde opnemen dat niet ooit, ergens een precedent in de werkelijkheid had gekend.
    Tegelijkertijd probeerde ze zich voor te stellen hoe Amerika eruit zou zien als het een totalitaire staat zou worden. Communisme leek haar uitgesloten, neoliberaal extremisme eveneens; de meest logische piste leek haar een variant op een 17e-eeuws puritanisme. En dus schiep ze Giléad: een op de Bijbel gestoeld, totalitair patriarchaat, waar burgerlijke ongehoorzaamheid wordt bestraft met ophanging, steniging, uitgestoken ogen en andere lieftallige tuchtmaatregelen uit het heilige boek.

Je bent, naar aanleiding van de reeks, door velen tot zieneres uitgeroepen. Ik neem aan dat je in 1984 geen idee had van de profetische waarde van wat je schreef, en nu vooral zou willen dat minder bewaarheid werd. Of zoals je het zelf in een interview zei: ‘Conditions changed overnight on November 9, 2016. So yes it’s being read very differently now, unfortunately. I’m not pleased.’ De opnames voor de eerste reeks waren halverwege toen Trump president werd. Aan de scenario’s is nadien niets meer veranderd, maar het frame verschoof totaal. Vooral de snelheid waarmee de realiteit de reeks inhaalde, is angstwekkend.

Hoe komt het toch dat een roman, tenslotte een werk van fictie, de werkelijkheid zo kan aanzuigen? Misschien is het zo dat je, eens je in een bepaald gedachtenframe zit, overal gelijkenissen ziet opduiken, zoals je dat kan hebben met een nieuw woord dat je geleerd hebt en dat je nadien plots overal hoort.

Maar toch. De actualiteit resoneerde de afgelopen weken te dikwijls met jouw fictie om dit aan het toeval toe te schrijven. Ik vrees dat de waarheid complexer is, en tegelijk simpeler: een goed schrijver peilt naar de aard van de mens en de drijfveren van zijn gedrag. Wie die weet te vatten, voorspelt al te vaak ongewild de toekomst. En aan de buitengrenzen van de maatschappij, waar zich de kunstenaars bevinden, zijn de rimpelingen van het water vaak eerder en harder voelbaar.

Een paar voorbeelden. Precies op de avond dat ik Echtgenote Serena het gruwelijke regime hoorde verdedigen met een lofrede op de economische sterkte van Giléad, facebookte journalist Arnold Karskens de werkloosheidscijfers van de V.S., ‘als tegengewicht voor het wereldwijde Trump-bashen’. Ongeveer tegelijkertijd beriep het Witte Huis zich letterlijk op de Bijbel om het scheiden van ouders en kinderen en het opsluiten van kinderen in kooien goed te praten. Woordvoerder Sarah Huckabee Sanders toonde daar ongeveer evenveel emotie bij als Tante Lydia bij het uitsteken van het oog van een onwillige dienstmaagd: de wet is nu eenmaal de wet, en wetten moeten gehoorzaamd worden. Blessed are the meek.

De Mexicaanse handelsdelegatie bij wie Offred om hulp smeekt, keert zich van haar af: de economische belangen zijn te groot. Zolang de natie de schijn ophoudt dat ze de Dienstmaagden goed behandelt, is het goed, ook al weet iedereen wat er in werkelijkheid gebeurt. Dat Trump de kinderkooien met een groots gebaar afschafte, maar eigenlijk nog steeds hele families mét kinderen deporteert en opsluit, volstond om het internationale protest als stil stof te doen neerdalen. Niks gebeurd. Over naar de orde van de dag.

Ook linguïstisch hebben de regimes overeenkomsten: het schrappen van woorden volstaat om de realiteit te maskeren. Zo is in Giléad het woord ‘steriel’ verboden, en een executie heet er een Redding; Trump doopte de babygevangenissen om tot ‘tender age facilities’ – dat klinkt meteen veel beter, al was de gedachte eraan nog genoeg om nieuwsanker Rachel Meadow live on air te doen huilen. Die verrekte linkse snowflakes toch. Waar gehakt wordt, vallen nu eenmaal spaanders.

Of zoals Commander Waterford het samenvat, met woorden die even goed het huidige Europese standpunt over migratie zouden kunnen samenvatten: ‘Better never means better for everyone… It always means worse, for some.

Akelig visionair soms, dat boek van je. Wat natuurlijk niet zo vreemd is. Of zoals je zelf zei: ‘I saw it coming, because you could see it coming.’ De operabewerking van de Deense componist Paul Ruders opent met beelden van de aanslagen die het excuus vormden voor de rechtse coup waaruit Giléad ontstond: de instortende Twin Towers. Pikant detail: de opera dateert van 2000, dus ruim voor 9/11. Bij de herneming werden de beelden vervangen: de feiten bevonden zich niet langer ‘in the future’, maar in een al te tastbaar verleden.

Ik ben niet de enige die de parallellen ziet. Gelukkig. Na de verkiezing van Trump trokken vrouwen in de uniformen uit jouw boek door de straten met pancartes waarop stond: ‘Make Atwood Fiction Again’. Steeds vaker duikt op sociale media de hashtag #underhiseye op. En toch. Veel minder vaak, te weinig, zie ik de quote ‘Nolite te bastardes carborundorum – Don’t let the bastards grind you down’ circuleren.

Het verzet is klein, versplinterd, eigenlijk onbestaande. Net zoals in de reeks. Misschien heeft dat me nog het meest geschokt: de flashbacks over het ontstaan van Giléad. Meer dan de beelden van de executies, de kerken waarvan het gebinte gevuld is met de rottende lijken van opgehangen verzetsleden, of de met bloed overdekte Muur, is vooral het gebrek aan verzet ontstellend. Hoe een samenleving de helft van haar bevolking als lammeren naar de slachtbank laat leiden, en niets doet.

Voor mijn ogen voltrok zich opnieuw wat ik nooit begrepen heb in de geschiedenis van nazi-Duitsland: hoe zoiets kan gebeuren zonder dat iemand het tegenhoudt. Of het zelfs maar probeert tegen te houden. Ik zag hoe vrouwen hun geld werd afgepakt, en daar met relativerende en vergoelijkende opmerkingen op werd gereageerd: het maakte immers niet uit? Hoe ze collectief ontslagen werden, zonder dat iemand daar tegenin ging: er was immers geen keuze. Hoe hun rechten werden ingeperkt, zonder dat iemand protesteerde: de mannen waren immers geen slachtoffer.

Hoe het leger in het straatbeeld verscheen, zonder dat iemand reageerde: een tijdelijke maatregel, in naam van de veiligheid – de terreur moest toch worden bestreden? En hoe, pas toen het al lang en breed te laat was, en de burgeroorlog eigenlijk al gewonnen was voor hij uitbrak, de eerste stemmen van verzet weerklonken. Dat hellende vlak vind ik het meest beangstigende dat ik ken.

‘De zekerste weg naar de hel is de geleidelijke weg, gradueel en goed begaanbaar voor de massa’, begint radicaliseringsexpert & directeur van de Dossin-kazerne Christophe Busch zijn exposé over dadergedrag bij collectief geweld. ‘Gewone mensen verglijden stap voor stap op een continuüm waarbij ze uiteindelijk geweld als een legitiem middel beschouwen voor een bepaalde politiek, religie of ideologie. Ik noem dit proces van verglijden een duivelse transitie. Anderen noemden het een proces van Otherisatie (wij-zij dynamiek) of continuüm van destructie.’

Otherisatie of ontmenselijking is wat het mogelijk maakt dat Trump kinderen in kooien zet en toch president blijft. Dat Europa mensen en minderjarigen wil onderbrengen in kampen aan de buitengrenzen, en pushback-akkoorden afsluit met landen die de mensenrechten niet respecteren. Dat we vluchtelingen laten verhongeren op schepen die niemand wil, laten verdrinken in de Middellandse zee en zonder water de woestijn in sturen, goed wetende dat ze daar creperen. So what? Het gaat immers niet om mensen, maar om illegalen. En de wet is de wet: wie hem overtreedt, verdient het gestraft te worden. Net als in Giléad.

Zijn we dan zo’n onmensen? Niet volgens Busch. En dat is net het ergste. ‘De dader is geen demon, het kwaad zit niet in één persoon; het is het afglijden van de massa dat des duivels is.’ Was het maar zo dat het om een paar sociopaten ging, die aantoonbaar kwaadaardig zijn; maar nee, het is de shift van het moreel besef die cruciaal is.

Iets dergelijks las ik ook bij historicus Leo Lucassen, die stelt dat er helemaal geen migratiecrisis aan de gang is, maar een politieke crisis. ‘De huidige crisis zit vooral in het feit dat mainstreampartijen geneigd zijn om op te schuiven naar de kant van radicaal rechts, en ook de probleemdefinitie van radicaal rechts hebben overgenomen.’ Stilaan, zoals je een kikker kan koken door het water beetje bij beetje warmer te maken, schuiven we op naar een mindframe waarin we al wat er gebeurt normaal vinden.

Veel van wat nu gebeurt, was in de jaren ’80 ondenkbaar. Onbespreekbaar. Onuitspreekbaar. Veel van wat nu nog onkies is, is straks doodnormaal. ‘This may all feel strange to you now, but ordinary is just what you are used to. This may not feel ordinary right now, but after a time, it will. This will become ordinary.’

De quote komt uit de mond van kampbeul Aunt Lydia, die in het Rode Centrum de toekomstige Dienstmaagden voorbereidt op hun nieuwe rol en de daarbij horende maandelijkse verkrachting. Ook zij is geen monster, net zoals de andere ‘daders’ in The Handmaid’s Tale geen demonen zijn. Het zijn stuk voor stuk mensen, met kwaliteiten en fouten, die, hoe gruwelijk hun acties ook zijn, op hun manier slechts een deel zijn van een systeem dat hen boven het hoofd is gegroeid. Tante Lydia is bij momenten bijna deerniswekkend in haar verscheurdheid tussen haar gehoorzaamheid aan het systeem en haar laatste restje rechtvaardigheidsgevoel, hoe verwrongen ook. Zelfs Commandant Waterford is een zielige uitwas van zijn eigen maatschappelijk ideaal.

Hun menselijkheid is het beangstigendste aspect van de reeks. Elke minuut dat ik naar hen kijk, besef ik: dit kan ons opnieuw gebeuren. Wieder. En niemand zal het tegenhouden. Want we zien het – opnieuw – niet aankomen, hoewel we er dichter bij zijn dan we denken.

Niet alleen dichter bij de jaren 1930 – viroloog Marc Van Ranst maakte onlangs in een opiniestuk met de titel ‘Kom achteraf niet zeggen dat we het niet wisten’ een griezelige oplijsting van alle kenmerken waaraan we het fascisme 2.0 virus kunnen herkennen (denk maar aan de Soros-wet, die mensen die vluchtelingen helpen tot criminelen maakt, of aan de criminalisering van migratie) – maar ook dichter bij het mysogyne patriarchaat uit The Handmaid’s Tale.

Want de ideologische verschillen tussen de Commanders die Giléad besturen en de neo-masculiene frontsoldaten die in cyberspace de Manosphere beheersen, zijn klein. De toxische masculiniteit van deze vuilbekkende, agressieve macho’s die niets liever doen dan vrouwen digitaal met verkrachting bedreigen en tweeten dat er dringend ‘worst in moet’, winnen namelijk aardig aan invloed – en onaantastbaarheid – sinds de verkiezing van de ongestraft pussy-graaiende Trump.

Ze stemmen PVV, Vlaams Belang, AFD, Front National, hebben banden met 4Chan en AltRight en zijn vast van plan de oude, wit-patriarchale orde te herstellen. De macho beeldcultuur die bewegingen als Génération Identitaire en Schild & Vrienden aanhangen, verschilt nauwelijks van het manbeeld waarmee IS jongens ronselt: strijdbare viriliteit ten dienste van het vaderland. Thierry Baudet zegt het misschien net iets verbloemder dan mannenrechtenactivist Milo Yiannopoulos, maar hun baseline is dezelfde: in hun Utopia moeten wijven hun plek kennen. Ze moeten bakken, boenen en baren, net als in Giléad.

Maar we zien het niet, buiten onze eigen Bubble zijn we blind. Op Facebook wordt Giléad veeleer vergeleken met theocratieën als Iran. Toon twee opgehangen homo’s en een afgehakte hand, en iedereen wijst de moslims met de vinger. Voor wat zich dichter bij huis afspeelt, onder onze neus, zijn we blind. Dat zien we pas als het te laat is.

Maar goed, Margaret, dat weet je natuurlijk allemaal. Wellicht zelfs beter dan ik. Jij bent tenslotte visionair. Daarom schreef ik je: om je te bedanken, voor je waarschuwing. Al vrees ik dat ze niet zal worden gehoord. Kunst is al te vaak de Cassandra van haar tijd. Het is pas later dat we terugkijken naar de romans uit een cruciale periode en zeggen: ‘Hoe kan dat nu, dat niemand toen gehoord heeft wat al die schrijvers, kunstenaars en intellectuelen zo duidelijk zagen aankomen?’

Misschien had ik mijn brief niet aan jou moeten richten, maar aan de kijkers, de lezers, de niet-lezers, de niet-kijkers, de weg-kijkers, en aan hen moeten zeggen: ‘I see it coming, because you can see it coming.’ Laat ons het stoppen, nu het nog kan.

Warme groet,

Gaea

 

Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.