De drie voorwaarden van Joke Hermsen #Beroepsgeheim

DSLetteren, 26/09/2014 – “Een echt geheim heb ik niet. Er zijn wel wat voorwaarden die vervuld moeten zijn om te kunnen schrijven. Het is niets spectaculairs, maar het is mijn methode.”

“De eerste voorwaarde is een uitgeslapen hoofd, iets wat in mijn geval niet zo evident is. Nochtans weet ik heel goed dat je niet kan schrijven als je niet goed of niet genoeg geslapen hebt. In het verlengde daarvan kan je bedenken dat je dus voldoende rust moet inbouwen, iets waaraan het ons soms ontbreekt in deze tijden.”

“Stel dat ik goed geslapen heb, dan is een tweede belangrijke voorwaarde de dag beeldschermloos te beginnen. Concreet betekent dat geen mails bekijken, niet sms-en, niet bellen en niet internetten. Ik begrijp absoluut niet hoe mensen tussen het twitteren en het mailen door nog een creatief proces op gang kunnen brengen. Internet gebruik ik alleen in mijn onderzoeksfase, of om dingen onder de aandacht van anderen te brengen. Het schrijven zelf moet echt beeldschermloos gebeuren. Natuurlijk lukt het me niet altijd offline te zijn; de verleiding is groot. Daarom denk ik erover ergens een schrijfplek te huren waar geen internet is, uit een soort van zelfbescherming.”

“Dus ja, ik schrijf alles met de hand; alleen columns of korte tekstjes maak ik rechtstreeks op de computer. Maar zodra het om een boek gaat, zeker als het non-fictie is, hoort daar eerst een paar jaar studeren in allerlei schriftjes bij. Pas als de gedachte is komen bovendrijven, ga ik naar de computer. Ik heb ook het gevoel, maar misschien is dat inbeelding, dat ik door de fysieke beweging van het schrijven beter onthoud wat ik schrijf. Dat ik het me eigen maak. Typen is meer iets uit handen geven, terwijl wat je noteert in je eigen hand kruipt. Dat zal wel flauwekul zijn, maar zo voelt het voor mij. Het lichaam doet ook mee aan het denken en schrijven. De materialiteit van de tast speelt wel degelijk een rol, en online verlies je dat: of je nu een spoorboekje of een roman leest op het internet, de geur, de tast en het geluid is hetzelfde. Daarom betreur ik ook het enthousiasme waarmee hier in Nederland de iPad-scholen onthaald worden; ik vrees dat bepaalde cognitieve en creatieve vermogens zullen verminderen als kinderen niet meer met pennen en stiften bezig zijn.”

“Ik las net een stuk in de New Yorker waarin de topmanagers van Silicon Valley geïnterviewd werden; bleek dat al die Google- en Apple-bonzen hun kinderen naar beeldschermloze scholen sturen en thuis echt een lowtech pedagogisch beleid voeren, veel strenger dan gemiddelde Amerikaan. Dat is toch tragisch? Ze maken de wereld zo verslaafd aan al die schermpjes dat elk nieuw model voor volkshysterie zorgt, maar sturen hun eigen kinderen naar scholen waar niet één computer is, omdat ze weten dat al dat hightech-leren niet goed voor hen is. Iets waar ik het helemaal mee eens ben, maar ik verbind mijn inkomsten dan ook niet aan het aansmeren van beeldschermen aan miljoenen anderen.”

“Een derde onmisbaar attribuut, waar ik niet trots op ben, is het pakje sigaretten. Niet eens om het roken zelf, maar als manier om mijn aandacht te focussen. De allerbelangrijkste voorwaarde is blijven zitten, durven te blijven zitten, en dat lukt mij veel beter als dat pakje sigaretten als compagnon de route naast mij ligt. Dan kan ik zonder problemen zeven, acht uur blijven zitten. Helaas is dat zo. Het is niet eens het genot van de sigaret dat telt, maar het genot van de rust, of beter nog: het bedwingen van mijn onrust.”

 “Wat ik dan wel doe, voor het schrijven? We hebben een stoel die voor het raam staat; daar ga ik dan zitten, met muziek, meestal klassieke, en een boek op schoot. Zo probeer ik een soort mijmeren op gang te brengen. Het gaat er niet zozeer om dat ik echt lees in dat boek, al zijn een paar mooie zinnen altijd fijn om dat dagdromen op gang te brengen. Zijn goede boeken niet altijd boeken die je doen nadenken? Met zinnen die je een paar keer herleest, waarna je zelf verder gaat?”

“Dat ‘zitten’ geeft me de tijd en de rust die ik nodig heb om de weg naar binnen open te breken. De digitale wereld waarin we leven heeft onze veruitwendiging nog groter gemaakt, dus het kost ons steeds meer moeite om die verinnerlijking op gang te brengen. Muziek is daarvoor een fantastisch hulpmiddel; er is geen andere kunstvorm die zo direct tot het hart en de ziel spreekt, omdat je niet eerst moet proberen het te begrijpen, wat bij veel andere cultuurvormen wel zo is. Daarom begin ik de dag meestal met klassieke muziek, en dan nog het liefst met barokmuziek. Bach is bijvoorbeeld perfect: dat is muziek die meteen je innerlijk weet binnen te komen, en tegelijkertijd toch muziek die je aan kunt laten staan tijden het denken. Kamermuziek werkt het beste; in een concertzaal kan je je laten onderdompelen in een veelheid van instrumenten, maar daar moet je dan ook niets anders doen. Tijdens het schrijven wil je aan je eigen verbeelding toekomen, en daar geeft alleen muziek in een kleine bezitting je voldoende ruimte voor.”