De revival van jacqueline Harpman — DSLetteren
31/05/2025, DSLetteren — Dat Belgische boeken een bestseller worden in de VS is een zeldzaamheid. Dat zoiets gebeurt met een eerder hermetische ideeënroman van dertig jaar oud, waarvan de auteur in eigen land nog steeds relatief onbekend is, is nog veel uitzonderlijker. Maar kijk, Jacqueline Harpmans Ik die nooit een man heb gekend, bij ons nog steeds een boek voor liefhebbers, is dezer dagen een cultboek in het Angelsaksische taalgebied.
Harpmans roman verscheen voor het eerst in Engelse vertaling in 1997, bij Harvill Press, onder de titel The Mistress of Silence. Zoals veel vertaalde literatuur bleef het boek relatief onopgemerkt; twintig jaar later werden er jaarlijks nog zo’n drie exemplaren verkocht, print on demand. Einde verhaal, zou je denken. Tot in 2018 een jonge medewerkster van Vintage U.K. het boek herontdekte. Trump was net president geworden, Atwoods The Handmaid’s Tale stond in de bestsellerlijsten. Er volgde een heruitgave en de kleine Californische uitgeverij Transit Press kocht de Amerikaanse rechten. Vijf jaar later is het boek een indie monsterhit: in het V.K. gingen vorig jaar 45.000 exemplaren over de toonbank, in de V.S. maar liefst 100.000. En het boek wordt niet alleen gekocht, maar ook gelezen: op Goodreads heeft het meer dan 138.000 ratings, goed voor gemiddeld meer dan vier sterren. Influencers, bookstagrammers en booktokkers vallen over elkaar heen om de roman de hemel in te prijzen. Binnenkort verschijnt de hardcover, want veel mensen kopen vijf exemplaren tegelijk: de donkere dystopie is een populair cadeau.
De plot is even eenvoudig als onverwacht: 40 vrouwen zitten gevangen in een kooi onder de grond. Bewakers voorzien hen van water, voedsel en stroom, maar ze mogen elkaar niet aanraken, geen ruzie maken en geen zelfmoord plegen. Waarom ze daar zitten, weet niemand. Alleen dat het begon na de chaos, waaraan ze slechts vage herinneringen hebben. Niet alleen een beklemmend uitgangspunt, maar ook behoorlijk bevreemdend, des te meer omdat het hele verhaal wordt verteld door de jongste van hen, die in de kooi is opgegroeid en de wereld daarbuiten nooit heeft gekend of zal kennen. Een coming-of-age roman met een hoofdpersonage zonder toekomst. Geen wonder dat dit verhaal resoneert bij Gen Z.
Nu Trump aan z’n tweede ambtstermijn begonnen is, vinkt het boek thematisch nog wat hokjes af die tegenwoordig goed in de markt liggen. Dystopie. Een gesegregeerde, autoritaire samenleving. Dreiging van het patriarchaat. Verzet. Sisterhood. Alleen — daar gaat de roman niet echt over, of hooguit aan de oppervlakte. Harpmans vraag is universeler, en graaft dieper. Ik die nooit een man heb gekend is een gedachtenexperiment dat onze condition humaine onder de loep neemt, met als kern de existentiële vraag: wat maakt een mens nog tot mens, als je alles wegstript wat iemands identiteit bepaalt en het leven zin geeft? Wat betekenen tijd, taal, vriendschap en liefde in het vacuüm van een solitair bestaan? Wat is (mede)menselijkheid? Is verzet mogelijk? En zo ja, hoe?
Verzet
“Als je iets doet wat ze al verboden hebben, letten ze op wat je aan het doen bent. Als je iets doet wat ze nog niet verboden hebben, en ze grijpen in, dan letten ze niet op wat je doet, maar op jou.” Een sanctie uitlokken om bevestigd te zien dat je bestaat: het doet denken aan de kampdagboeken van filosofe Barbara Skarga, waarin ze haar leven in de goelag beschrijft. Dezelfde methodes voor het bewaren van minimale menselijkheid in gevangenschap. Dezelfde halsstarrige weigering de onderdrukker te haten. Te ontmenselijken. Net als Harpmans naamloze hoofdpersoon, die algauw beseft dat de bewakers even weinig weten als zijzelf en niet meer zijn dan uitvoerders van het systeem, even onvrij als de vrouwen in de kooi.
Wie graag biografisch leest, kan in de ondergrondse kelders ook de echo van de concentratiekampen zien; Harpmans vader was joods en het gezin vluchtte tijdens de tweede wereldoorlog naar Casablanca. Ik wist het niet, toen ik het boek in ’99, als jonge twintiger, voor het eerst las, net zoals ik me er niet van bewust was dat de auteur psychoanalytica was. “Even onbegrijpelijk als mooi,” had de vriend die het aanraadde gezegd. “Briljant en evident,” schreef mijn vader, aan wie ik het uitleende, erin. Of hoe voorafgaande leeservaringen literatuur kunnen kleuren. Ik was omvergeblazen — en niet alleen omdat dit, eindelijk, na al die boekenplanken vol mannengedachten, een ideeënroman van een vrouw was, gevuld met vrouwelijke personages. Zelfs nu, een kwarteeuw later, herinner ik me de vervreemding die me overviel bij het lezen nog precies. Net als de verteller tastte ik volkomen in het duister. Om daarna het licht te zien. De scène waarin de verteller haar grip op de wereld hervindt door het tellen van de tijd, en zo het hele systeem aan het wankelen brengt, ben ik nooit vergeten. Ik werd een levende klok. Met controle en dus autonomie. En, nu ze een individu is, ook een sociale positie. Een plaats in de groep. De leeservaring was even ontwrichtend als verhelderend, en is dat wellicht nog voor elke adolescent die worstelt met zijn plek in de wereld en probeert grip te krijgen op een samenleving met onbegrijpelijke regels waarin niets steek lijkt te houden en de zin van het leven volkomen zoek lijkt. Vandaag wellicht meer dan ooit. Opnieuw: geen wonder dat dit boek aanslaat bij Gen Z, in een wereld die zo snel verandert / ontspoort dat iedereen, m of v, zich gedesoriënteerd en verloren voelt. Omdat hercalibreren tijd kost. Of zoals Susan Watkins, professor women’s writing in Leeds, het stelt: dystopische literatuur laat lezers toe zich te “identificeren met iemand die zich verzet tegen de totalitaire of autoritaire wereld waarin ‘ie geplaatst wordt.”
Maar de hoofdreden dat ik het boek nooit ben vergeten, is wellicht dat het geen antwoorden geeft. Het is een puzzel van 190 pagina’s die niet kan worden opgelost omdat er stukken ontbreken. Nu, tijdens het herlezen, werd me duidelijk dat die blinde vlekken er niet toe doen. Het hele verhaal er eigenlijk niet toe doet. Want doodloopt op een voorspelbare blinde muur. Leegte. En eigenlijk alleen drager is van de denkoefening erachter. Wat doet Generation Netflix vallen voor zo’n onconventioneel plot?
Om de ‘foute’ redenen
Zeker is dat de hype gedeeltelijk door externe factoren is veroorzaakt. Zoals dat het boek geframed is als The Handsmaid’s Tale meets The Virgin Suicides en zo via de juiste algoritmes en echokamers (zoals Women in Translation) makkelijk zijn publiek heeft gevonden. Dat Sophie Mackintosh, die met haar dystopische roman The Water Cure de longlist van de Booker haalde, het voorwoord schreef. Dat vertaler Ros Schwartz haar tekst uit de jaren negentig flink reviseerde, vooral met de bedoeling de verteller minder erudiet (lees: overmatig intellectueel) te doen klinken — maar als je de versies vergelijkt, zijn de wijzigingen zeker niet ingrijpend. Dat de oorspronkelijke Engelse titel The Mistress of Silence vervangen is door het tegelijk mysterieuze en catchy I Who Have Never Known Men, wat het boek in de hoek van 4B (een feministische beweging die afziet van relaties met mannen) zou kunnen duwen, al klopt dat hoegenaamd niet met de inhoud; Harpmans personages zijn in het beste geval gelegenheidslesbiennes. Dat de nieuwe cover aanzienlijk hipper is dan de vorige. Maar wellicht en vooral toch dat het boek resoneert met de huidige politieke context en de doorgaande aanvallen op vrouwenrechten. Hoewel — of misschien net omdat? — Harpmans werk veel minder politiek geladen is als boeken als The Hunger Games of The Handmaid’s Tale.
Rug-aan-rug
Waarom is het boek dan geen even groot succes in Vlaanderen en Nederland? We leven toch in dezelfde wereld? Klopt, maar de randvoorwaarden wegen hier, in de negatieve zin, zwaarder door. Waardoor Harpmans werk hier niet dezelfde weerklank krijgt, al wordt haar naam de laatste jaren wel door meer en meer vooral jonge vrouwelijke auteurs genoemd en geroemd. Terecht, want ze is één van de groten van de Belgische literatuur. Harpman heeft niet alleen meer dan twintig romans op haar naam staan, maar schreef en regisseerde ook films, won allerlei prijzen, waaronder een Prix Médicis, en gaf haar naam aan twee straten en een bibliotheek.
En Ik die nooit een man heb gekend is ook in het Nederlands heruitgegeven (Orlando, Amsterdam), weliswaar in dezelfde vertaling als in ’99, die hier en daar intussen toch wat stroef voelt. Nochtans, ontdekte ik bij het lezen van haar oeuvre, schrijft ze schitterend (maar verdomd moeilijk) Frans, vol subtiele humor. Bovendien zijn veel van haar onderwerpen, om het met Winterson te zeggen, future early: denk maar aan haar fenomenale roman Orlanda, waarin ze Woolfs gedachtenexperiment doortrekt en een vrouw in het lichaam van een man katapulteert, op zoek naar het antwoord op de vraag hoe de wereld er zou uitzien als vrouwen hun mannelijke en mannen hun vrouwelijke kant wat meer ruimte zouden geven. Of aan het fijngeborstelde Het strand van Oostende, een even mooie als gewaagde liefdesroman over een piepjong meisje dat zich tot levensdoel stelt het hart van een veel oudere schilder te winnen. Aan de incestueuze relatie uit Het geluk in het kwade. En dan ben ik uitverteld.
Want, en daar knelt het schoentje, hoewel Harpman haar hele volwassen leven in Brussel woonde en werkte, is de rest van haar oeuvre niet vertaald in het Nederlands, waardoor een groot deel van het werk van een van onze grootste Belgische auteurs onbekend en ongelezen blijft, zoals haar hilarische novelle Dieu et moi. We leven in België nu eenmaal cultureel dermate rug-aan-rug dat boeken alleen de taalgrens oversteken als ze een omweg maken via het buitenland. Zeker nu I who have never known men zo’n succes is, is de kans groot dat Vlaamse jongeren Harpman nog eerder in het Engels lezen dan in het Nederlands.
Een kniesoor die daarom maalt. Je kan in de herontdekking van Harpman ook een teken van hoop zien. Een overwinning van complexe literatuur op geformatteerde, waarbij filosofische romans, zelfs al worden ze wellicht om de ‘foute’ redenen gekocht, toch gelezen en gewaardeerd worden. Een terugkeer naar een literatuur die universaliteit boven identiteit stelt, en ons als mensheid opnieuw bewust maakt van wat we delen, meer dan van wat ons van elkaar onderscheidt. Waarin niet elke ander de vijand is, en wraak niet het antwoord. Een terugkeer naar een 20e-eeuws denken, een soort humanisme waarin medemenselijkheid centraal staat. En daardoor, ergens aan de horizon, hoop op — alsnog —een menswaardige toekomst. Niet in hokjes en niet in kooien.
Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.