Requiem voor de Antwerpse cultuursector #DSAVond
17/10/2022, DSAvond — Gisteren gaf Jeroen Olyslaegers zijn opdracht het eerste Antwerpse Boekenbal te openen terug. Daarmee legt hij een bom onder het feest dat de Boekenmaand aftrapt. Dat was toch al een feestje waar het boekenlandschap nauwelijks iets aan heeft, maar dat voor de stad een mooi uithangbord is. Citymarketing.
De aanleiding is de beslissing van Cultuurschepen Nabilla Ait Daoud (N-VA) om de projectsubsidies voor cultuur te schrappen voor de komende drie jaar. Met die besparing van 720.000 euro tekent ze in deze crisistijden het doodvonnis voor een generatie jonge makers. ‘Op zo’n moment kun je niet feesten’, aldus Olyslaegers.
Bizar manoeuvre voor een stad die al eeuwenlang floreert dankzij de kunsten en zich graag als kunststad profileert. Antwerpen gaat er prat op dat de boekdrukkunst in de Scheldebocht ontstond. Dat uitgeverijen en auteurs daar hun wortels hebben. Dat het geheugen van de literatuur in hun Letterenhuis bewaard wordt. Literair gezien is Antwerpen dé Boekenstad en de rest van het land parking. Toch zolang literatuur geen geld kost en schrijvers niet te veel afwijkende meningen hebben. Antwerpen noemt zich graag de Gay Capital van het land, maar laat met Kartonnen Dozen de laatste lgbti-boekhandel van de Benelux sterven. Antwerpen pakt graag uit met zijn stadsdichters, maar laat ze wel een contract tekenen dat censuur mogelijk maakt, en past die ook toe. Antwerpen wil Kunststad zijn, maar houdt zijn portemonnee dicht voor de kunsten. Het gaat de Scheldestad dan ook niet om de kunst. En al helemaal niet om de kunstenaars, dat vervelende bijverschijnsel van het Werk. Het gaat de stad om de reclame. Billboards en posters met grote namen. Dat die makers alleen konden groeien dankzij de humus van een gezond kunstenlandschap, vergeet men liever. De stad wil oogsten, maar niet voeden.
Bijna zou ik alle auteurs, theatermakers, kunstenaars en kunststudenten willen oproepen om ter vervanging van het Boekenbal de Antwerpse cultuursector ten grave te dragen. De teraardebestelling zou kunnen plaatsvinden voor het KMSKA, waar elke maker een boek, schilderij of theaterkostuum een laatste rustplaats zou kunnen geven in de Diepe Fontein van Cristina Iglesias, een sculptuur die nu eenmaal uitnodigt tot reflectie. Aangetast door het tij van de tijd zouden de werken vergaan, en uit dit open kunstgraf zou een doordringende geur van verrotting opstijgen en het schoonste museum onthullen, dat zich niet langer in zijn grootsheid zou kunnen spiegelen in het water van de fontein. Gedaan met pronken met de schoonheid van de bloemen, een plant met wortelrot sterft af. Uit met de schone schijn. Bijna zou ik daartoe oproepen. Bijna. Ware het niet dat we dan allemaal een GAS-boete zouden riskeren, want als het erop aankomt de factuur door te schuiven naar de burger weet de stad zijn kunstenaars vast wel wonen. De Diepe Fontein heeft overigens 850.000 euro gekost. Maar dat is dan ook een landmark.