Jos Geysels over Koets naar Wenen van Jan Prochazka

DSL – 20/01/2012 – Het Laatste Oordeel

‘Koets naar Wenen van Jan Prochazka is een perfecte illustratie van wat voor mij goede literatuur is: goed geschreven, met een hoog tempo, prachtige dialogen, grote levensvragen, een onverwachte apotheose en een einde dat al onze zekerheden in twijfelt trekt. En dat allemaal op 127 pagina’s.’

‘Ik ben tegenwoordig nogal in de ban van het kortverhaal of het korte verhaal, een zwaar onderschat genre dat veel te weinig gelezen wordt, terwijl er nochtans prachtige dingen verschijnen. De laatste jaren heb ik heel wat pareltjes ontdekt, en ik merk dat veel mensen dat eigenlijk graag lezen.’

‘Voor auteurs is het een moeilijke oefening; in een kortverhaal moet je je hele kunnen samenballen op een minuscule oppervlakte. Je hebt één tegel en daarop moet je het doen, zonder te vervallen in tegelwijsheden. Zo beperkt zijn en toch in de diepte gaan, vind ik heel interessant.’

‘Het kortverhaal heeft trouwens een interessante tegenhanger in de non-fictie: het essay. Daar ben ik ook zot van. Querido heeft recent zo’n reeksje uitgegeven, met werken van o.a. van Guus Kuijer, dat was geweldig. Gewoon één these en dan dertig pagina’s de tijd nemen om dat uit te werken.’

BIJL

‘Koets naar Wenen is het verhaal van een boerin, die niets anders kent dan werken; haar lippen zijn alleen gebruikt om bevelen te beamen, haar handen alleen om mee in de grond te wroeten. Haar man is door de Duitsers omgebracht, en plots, aan het einde van de oorlog, eisen twee soldaten haar paard en kar op om hen naar Wenen te brengen, de ene naar het ziekenhuis en de andere naar huis. De vrouw zegt toe, maar neemt haar bijl mee, vastbesloten wraak te nemen op de Duitse soldaten voor de dood van haar man.’

‘In plaats van hen naar Wenen te brengen, rijdt ze eindeloze cirkels in het voor hen onbekende bos; een prachtige metafoor voor het cyclische van het boerenleven. De drie kunnen alleen communiceren in gebarentaal, maar toch, stilaan, ontstaan er menselijke gevoelens. Want de ene soldaat is een overtuigd SS-er, maar de andere is eigenlijk een bleu van 19 jaar. Een jongen.’

‘Plots krijg je, in oorlogstijd, menselijke gevoelens. En je voelt hoe die boerin daarmee worstelt.’ 

TEKST IS CONTEXT

‘De evolutie van de personages voel je aankomen, maar de apotheose komt totaal onverwacht. Ineens botsen ze op het verzet, en plots besef je, zonder het einde te willen verraden, dat alle tekst context is. Aan het einde van een oorlog mag je niet praten over mededogen; de vijand is de vijand, punt uit. Wat die boerin denkt en doet, past niet in die context. Net zoals dit verhaal niet paste in de communistische context waarin het gepubliceerd werd.’

‘Want in een gevecht is er weinig ruimte voor nuance, dat is ook mijn probleem met elke vorm van nationalisme. Elke zin in de discussie illustreert dan het gelijk of het ongelijk. Dat maakt dit boek ook vandaag nog akelig relevant: wij christenen versus zij islamieten, wij Nederlandstaligen, zij Franstaligen, wij de hardwerkenden, zij de luiaards…’

‘Bovendien is het ook een boek over de kracht van de twijfel. Ook dat is iets van vandaag. Kijk maar naar het economisch correcte denken van nu. Over arbeidsduurverkorting mag je niet meer praten, langer werken wordt beschouwd als een vanzelfsprekendheid, terwijl het voor mij een hypothese is. Alles wordt herhaald zonder het in vraag te stellen, omdat de context dat eist. Ook in die zin is dit nog altijd subversieve tekst.’

TWIJFEL

‘Literatuur toont vaak andere tegenstellingen dat die tussen het grote goed en het grote kwaad. Het brengt de schema’s waarmee je, zeker in oorlogstijd, noodgedwongen moet denken in het gedrang. Koets naar Wenen toont een overwinning van menselijke waarden, en het verschuiven van zekerheden naar vragen, van ‘dat is de vijand’ naar ‘maar ook een jongen van 19 jaar’. Dat zoiets uitgebeeld en weerspiegeld wordt, is belangrijk. Want daardoor komen die vragen ook bij de lezer op, en gaat de lezer twijfelen. En twijfel is een element van beschaving.’

‘Mijn motto is: “twijfel elke dag, maar wees niet onzeker” – en dat is ook absoluut van toepassing op dit boek. Die boerin verandert, maar ze houdt wel vast aan haar waarden, zoals mededogen. En ook al heeft het boek geen happy end, die waarden blijven wel overeind. In goede literatuur kunnen personages verliezen maar waarden winnen. Dat is het gevaarlijke en tegelijk ook het aantrekkelijke van fictie.’

SUBVERSIEF

‘Literatuur moet zekerheden op de helling zetten. En blijkbaar zette dit verhaal over de Tweede Wereldoorlog de zekerheden van het Tsjechische communistische regime van eind jaren ’60 zodanig op de helling, dat de film verboden werd en de auteur verguisd.’

‘Ik weet het niet 100% zeker, maar ik denk nochtans niet dat dit boek, of de film, gemaakt was als statement tegen dat regime. Maar het subversieve dat erin zit, is zo universeel, dat het wel verboden moest worden door het regime.’

‘Dat is verschil tussen een goed boek en een zeer goed boek. Van veel boeken waarvan op de achterflap staat dat ze perfect de tijdsgeest weergeven, blijft vijf jaar later niks over. Een zeer goed boek is vijftig jaar later nog altijd actueel. Omdat het dieper gaat dan een letterlijke beschrijving van de realiteit. De koets naar Wenen blijft rijden, daar ben ik zeker van.”

INHOUD

‘Precies omdat de film verboden werd, heeft Prochazka dit boek geschreven. Tegenwoordig is dat een rage, helaas: elke serie, elke film die aanslaat, wordt uitgeschreven en meestal zijn die boeken gruwelijk slecht.’

‘Hier is gelukkig het tegendeel waar: dit voelt niet aan als de tekst bij een film, of een transcriptie ervan. Je voelt de filmische oorsprong wel, als je het weet —het is heel beeldend geschreven, en de dialogen zijn bijzonder kort gehouden—  maar het boek blijft overeind als zelfstandig werk. Het is goed geschreven, en daar gaat het om in literatuur: de taal moet goed zijn.’

‘Al moet het natuurlijk ook over iets gaan. Ik heb een gruwelijke hekel aan literatuur die alleen maar vorm is. Maar ik heb er een even grote hekel als de taal van het pamflet binnensluipt in literatuur. Pamfletten zijn een genre op zich, en dat is prima; pamfletaire literatuur, dat is zoiets als slecht vormingstheater. Vreselijk. In literatuur moet taal met komma’s en punten en spitse dialogen mijn verbeelding op hol brengen. Jeanette Winterson heeft dat onlangs heel mooi gezegd: in literatuur moet het taalvermogen van de auteur het denkvermogen van de lezer verhogen.’

DE AUTEUR: dissident en pechvogel; heel wat van zijn privégesprekken werden opgenomen door de geheime dienst en nadien op de radio uitgezonden, wat hem bij heel wat collega-intellectuelen uit de gratie deed vallen.

HET BOEK: is de vijand de vijand, of zijn vijanden ook mensen? En als dat zo is, zijn ze dan niet allemaal slecht?

VERSCHENEN IN: 1967
JAN PROCHAZKA, Koets naar Wenen, vertaald uit het Tsjechisch door Herbert van Lynden, Wereldbibliotheek,  130 blz.,  15.90€

Thomas Mann, James Joyce en Marcel Proust hebben hun plaats in de literaire hemel al veroverd. Elke week vraagt DSL aan een overtuigde lezer wie een plek naast hen verdient. Jos Geysels is naast Minister van Staat ook vast panellid van het literatuurprogramma Uitgelezen en voorzitter van het Letterenfonds.