#opinie

DSOpinie, 24/12/2019 —  Beste politici, dit weekend debatteerden we op het VAV-congres over het carrièreperspectief van auteurs. Voorafgaand praatte ik met een paar collega’s die aanwezig waren in het parlement tijdens de stemming over de cultuurbegroting. Allemaal waren ze volkomen gechoqueerd over wat ze daar hadden gezien — het gebrek aan luisterbereidheid, verantwoordelijkheidszin en volwassenheid, dat Maaike Neuville ertoe bracht u in haar open brief spelende, joelende kinderen te noemen, waardoor ze zich absoluut niet gerepresenteerd voelde. Dat komt ervan, als u het volk zo aan het morren brengt dat ze in het parlement komen kijken hoe u doet wat ze u jarenlang in vertrouwen hebben laten doen, met name het volk vertegenwoordigen, en dan vaststellen dat u dat niet naar behoren doet.

De aanwezige kunstenaars hadden het over slecht theater, dovemansgesprekken, halfhartige tussenkomsten, geveinsde verontwaardiging en vooral: een stuitend gebrek aan betrokkenheid en beroepsernst. Flauw grapje hier, mopje daar, gemoedelijk lachen met de collega’s van de N-Va, en dan pro-forma even tussenkomen met een zinnetje of twee over het belang van cultuur. En waren vooral geschokt door de totale onverschilligheid. Tijdens het cultuurdebat zagen ze mensen surfen op sociale media, kaartjes reserveren voor Komilfoo, verdwijnen en verschijnen… Niemand die bezig was met de kern van de zaak. Of zelfs maar met de zaak. Dat het debat om het inkomen, de roeping en het levenswerk van echte mensen ging, dat scheen niemand te beseffen; welnee, het was gewoon het volgende agendapunt. Nog twee te gaan en dan is het vakantie.

Hebt u, heren politici, ooit al eens een orkest zien repeteren? Zelfs een percussionist, die in een werk van anderhalf uur twee keer op een pauk of een triangel moet slaan, kan het opbrengen urenlang geconcentreerd te blijven. Uit beroepsernst. Niemand haalt het in zijn hoofd om tijdens de passages waarin zijn of haar instrument niet meespeelt op Facebook te zitten prutsen, kaartjes voor de cinema boeken of even te gaan lunchen tot hij weer aan de beurt is. Daar zitten hoogopgeleide mensen, die al van hun zesde of hun achtste alles, maar dan ook alles, hebben opgeofferd uit liefde voor hun vak of voor hun instrument voor de prijs van een half paar witte sneakers een hele dag met volle concentratie te werken. Uit beroepseer. Daar werkt een groep mensen samen aan het welslagen van een gemeenschappelijk project. Uit gedeelde verantwoordelijkheidszin voor een collectief eindproduct. Ongezien in het parlement.

Anyway. We debatteerden. Over de moeilijke loopbaan van mid-carreers in de kunsten. En over hun precariteit. Over het feit dat onze ouders zich zorgen maken om ons. Omdat we geen voorspelbaar inkomen hebben. Niet pensioensparen. Op zolderkamers wonen. Hoewel we relatief succesvolle kunstenaars van middelbare leeftijd zijn. Hoe we moeten kiezen tussen carrière en gezin, omdat de combinatie door de werkdruk en het wankele financiële model onhaalbaar blijkt. Over een kunstenlandschap waarin binnenkort niemand meer zal excelleren, omdat de grote namen dood zullen zijn en het talent van nu zich niet langer kan ontwikkelen, niet kan professionaliseren en dus zal uitdoven. Zelf sloot ik vanochtend mijn boekjaar af: ik verdiende afgelopen jaar ongeveer 1000 euro/maand. Daarvoor werk ik 7/7 en combineer ik vijf jobs: ik geef les, werk als freelance-journalist voor tijdschriften, kranten en de radio, sta met een prestigeproductie in twee internationale operahuizen, schrijf voor theater en geef boeken uit bij drie professionele uitgeverijen. O, en ik geef lezingen. ’s Avonds. En zit in commissies en raden van bestuur, lobby en ben cultuuractivist. Gratis. Ik werk elk jaar meer, en word elk jaar meer een werkende arme.

Toch zijn wij de subsidieslurpers. Wij. Niet u.

En wat nog erger is: iedereen haastte zich om te zeggen dat ze niet wilden klagen. Want dat wij de gelukkigen zijn. Diegenen die nog kunst kunnen maken. Kunnen excelleren. En dat we er beter aan toe zijn dan vele andere, nog armeren in de maatschappij. Hier en elders. Zelfs op onze zolderkamers kennen wij nog empathie. Wij wel. Wij maken kunst, veelal geëngageerde kunst, waar we vaker geld aan toesteken dan we eraan verdienen, omdat het ons iets kan schelen. Ons wel. Tijdens die repetities en producties denken we na over de maatschappij, we reflecteren, we werken. We nemen de zaken ernstig. Wij wel. U speelt pacman tijdens het debat. Gaat drie uur uit lunchen. Boekt theatertickets. En maakt nog een mopje, terwijl u intussen een paar duizend mensen van hun inkomen berooft. Moet kunnen, toch?

Toch zijn wij de profiteurs-in-de-ivoren-toren. Wij. Niet u.

Zelf was ik niet in het parlement, donderdag. Ik stond buiten te zingen, met nog een paar honderd van die armoezaaiers. Een paar politici kwamen even kijken, wat veeleer gênant dan bemoedigend was; geen van hen sprak ons aan, geen van hen zei iets, geen van hen sprak bevlogen woorden – ze stonden even in de lijn tussen ons en de tv-camera’s en probeerden zich een houding te geven. Het werd iets tussen aapjes kijken en een verplichte acte de présence.

Nog veel gênanter was wat zich iets verderop achter de ramen van het parlementsgebouw afspeelde. Terwijl de kunstenaars zich buiten de ziel uit hun lijf stonden te zingen, om op hun bestaan en hun financiële precariteit te wijzen, zat achter de vensters een groep parlementairen en ambtenaren op een spinningfiets. Begeleid door luide beats maalden ze, een glas bubbels in de hand, de bolle buikjes in strakke (Vlaamse) wielershirts, rondjes voor het goede doel. De Warmste Week, weet u wel. Iets met kinderarmoede. Fietsend voor de camera, intussen champagne nippend. ‘Samen voor het goede doel!’ Hoeveel cynischer kan het worden? Een parlement dat de verzorgingsstaat sneller sloopt dan de Berlijnse muur is neergehaald, laat zich grijnzend vereeuwigen terwijl het aan liefdadigheid doet voor de arme kindjes. Fietst een aalmoes euro bij elkaar, terwijl het tegelijkertijd knoeit met armoedecijfers en zonder schroom subsidies schrapt van kinderwelzijnsorganisaties, het onderwijs, de kunsten, etc. En subsidies uitdeelt aan vervuilende bedrijven en multinationals. Zelfs de zelfmoordlijn moest eraan geloven. Of wacht, nee, niet de zelfmoordlijn. Dat draaien we even terug. Too much bad publicity. Zo arbitrair is het beleid.

Uw onvolwassen en ongedisciplineerd gedrag, beste politici, is niet alleen stuitend, het is onverantwoord en gevaarlijk. Want het gaat niet om agendapunten, maar om realiteiten. Echte armoede. Een echte klimaatcrisis. Echt opkomend extreemrechts gedachtengoed. Echte haat. Echte polarisatie. En echte dreiging voor de verzorgingsstaat en de democratie.

Verkozen zijn, besturen, het volk vertegenwoordigen impliceert verantwoordelijkheid nemen. Als u zich bij de volgende verkiezingen opnieuw afvraagt waar uw kiezers heen zijn, laat dat dan het antwoord zijn: weggevlucht van uw gebrek aan oprechte betrokkenheid. Want het gaat niet alleen over die paar honderd kunstenaars. Het gaat ook om de zorgsector. De sociale sector. Het onderwijs. De flexwerkers. De werkende armen. Het gaat om onze verzorgingsstaat. Onze democratie. Ons klimaat. Onze toekomst.

En als u zich afvraagt waarom het alweer zwarte zondag is, laat dat dan ook uw antwoord zijn. Boze mensen geloven graag dat anderen het anders zullen doen. Beter. Ze lopen weg van het centrum. En weg van de democratie, die u zo schaamteloos uitholt.

Denkt u daar, tijdens uw kerstvakantie —u heeft vakantie, betaalde vakantie, dik betaalde vakantie; wij werken gewoon on- of onderbetaald door— maar eens over na. Hoe u wil dat de opstand, die er onvermijdelijk aankomt, er straks uitziet. Zoals die in 1789? Zoals de revolutie in Iran in ’79? Of zoals die in ’33, of ’39? Want een dergelijk dedain van de politiek voor het volk, dat blijft niet ongestraft. Dat leidt vroeg of laat tot een opstand. En de vraag is maar wie daar iets bij te winnen heeft. Niet de democratische partijen, zoveel is zeker. In het beste geval krijgen we burgerdemocratie. Veel waarschijnlijker krijgen we doffe ellende. En uw onverschilligheid is daar verantwoordelijk voor.

Desalniettemin,
Fijne feesten.

G

Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.