Pieter Gaudesaboos op reis

DSL – 29/07/2011 – De ingeving

‘De volledige reeks boekjes waar ik nu aan werk, heb ik bedacht tijdens een trekking in Nieuw-Zeeland. De eerste uren is wandelen leuk, dan babbel je en kijk je rond. Daarna wordt het lastiger, dan begin je je af te sluiten. En dan, als het blijft stijgen, heb je iets nodig dat je afleidt van het klimmen. Dan maak ik mijn boeken. Tot en met de kaftontwerpen en de schutbladen toe. Maar als ik op de top sta, geniet ik weer.’

‘Op reis ben je ook veel alerter; er komen continu beelden binnen die je verbeelding triggeren. In de supermarkt bijvoorbeeld: in China zijn veel verpakkingen geïllustreerd. Die kleine dingen, snoep met voetjes bijvoorbeeld, dat blijft dan hangen in mijn hoofd. In een stad die je te goed kent, kijk je niet meer rond. Dan zit je in je routine, in je hoofd.’

‘Daarom is reizen is voor mij de ideale combinatie: de prikkels uit de nieuwe omgeving inspireren me, en tijdens de dode momenten, zoals het wachten op een trein, klonteren ze aan elkaar tot verhalen. Gelukkig, want nietsdoen kan ik niet, mijn hoofd is altijd bezig.

‘Veel illustratoren hebben de stress van de deadline nodig; ik ben ook op mijn best als ik nog veel tijd heb, als ik nog alles kan veranderen. Misschien krijg ik daarom mijn meeste ideeën op reis, omdat het dan niet hoeft.’

BEELDHOUWER

‘Illustratoren die met verf en inkt werken, bedenken iets, stappen met de schetsen naar de uitgever, en dan begint de lange uitwerkfase. Dat lijkt me vreselijk saai. Doordat ik digitaal werk, kan ik de hele tijd creatief zijn. Mijn verhaal moet niet  ‘af’ zijn voor ik begin. Ik werk ook aan een heleboel prenten tegelijk, en als ik op pagina zeven plots een leuk idee krijg, kan ik gewoon terugspringen naar pagina één, en het daar al in het verhaal integreren. Zo krijg je een boek dat barst van de verwijzingen, die allemaal precies kloppen. Dat is heel spectaculair als je het achteraf ziet, maar ik zou dat nooit in één keer kunnen verzinnen.’

‘Ik denk dat ik een beetje werk zoals een beeldhouwer, die constant stukjes afkapt. Ik verander hier een beetje, daar een beetje, en pas als het naar de drukker gaat, voelt het aan als een geheel.’

IDEEËNKLONTERS

‘Meestal is het zo dat ik heel veel kleine ideetjes heb, die opeens samenkomen, zodat er een verhaal ontstaat.  In ‘De dag dat oma plots verdween’ wou ik eerst gewoon een oude vrouw als personage; de vrouw die ik fotografeerde, woonde aan zee, dus kwam dat erbij. En ik wou zoals Roald Dahl starten uit de realiteit, en die vervormen, maar zo dat pas op het einde duidelijk wordt, dat het niet echt kan. Pas heel laat dacht ik: ‘Misschien gaat ze wel dood.’ En toen is het een boek over de dood geworden. Terwijl het eigenlijk begon als een detectiveverhaal.’

‘Vaak is het ook stom toeval. Op uitwisseling in Ierland toonde ik mijn schetsboek aan een bibliothecaresse. Op een dubbele bladzijde had ik allemaal boterhammen getekend, met kaas, met hagelslag, met van alles. We zijn daar heel hard mee beginnen te lachen, en plots ontstond er een verhaal over een jongetje dat zoveel honger heeft dat hij een boterham smeert die een gat slaat in het plafond. Jaren later werd dat ‘Tommie en de torenhoge boterham’.’

DECORATELIER

‘Research is ontzettend belangrijk, als je zoveel detail wil tekenen. Omdat ik wist dat dit project een reeks van minstens tien boekjes zou worden, heb ik eerst een maand lang meubels en designspullen getekend. Echt een soort visuele kunstgeschiedenis van allerlei dingen waar een ontwerp in zit, van colaflesjes tot auto’s.  Nu heb ik een zelfgemaakt decoratelier waar ik in kan gaan shoppen; ik kan er gewoon de stoel uithalen die bij de sfeer van de scene past.’

‘Mijn vriend is architect, dus hebben we allebei veel interesse voor design; als ik iets moois zie in een winkel, zoek ik het nadien op en teken het bij in mijn collectie. Daardoor zit er ontzettend veel product placement in mijn boeken, puur omdat het mooie vormen zijn.’

LUISTERBOEK

‘Het moeilijkste aan tekenen is de verveling. Het is een eenzaam beroep; je zit acht uur per dag aan een bureautje, en soms loop je echt de muren op.  Zeker het uitwerken kan heel saai zijn; aan een grote tekening ben ik wel een dag of drie bezig. Maar ik heb eindelijk een oplossing gevonden: luisterboeken. En het is ook nog motiverend, want de volgende dag wil je met plezier verder werken om de rest van het verhaal te horen.’

‘Als ik nu terugkijk naar mijn boeken weet ik nog perfect waarnaar ik luisterde tijdens het tekenen. Dat is soms wel absurd; zo heb ik heel vrolijke tekeningen gemaakt terwijl ik luisterde naar The boy in the striped pyjamas, een boek over de holocaust. Blijkbaar staat dat los van elkaar.’

TEKENBLO(C)K

‘Bang dat er niets meer komt, ben ik nooit. Bang dat het niet goed is wel, elke keer opnieuw. Als een idee vers is, ben je er altijd van overtuigd dat het fantastisch is. Maar zodra je weet hoe het verhaal gaat lopen, wordt het proces technischer. Dan komt ook de twijfel. Je hebt de prenten al zo vaak gezien, dat de betovering niet meer werkt, of de grap niet leuk meer is. Tegen de tijd dat je het naar de drukker stuurt, denk je: ‘misschien had ik dat boek beter niet gemaakt’. Dat is het ideale moment om aan iets nieuws te beginnen. Want dan heb je meteen weer dat gevoel van euforie: dit is het ultieme boek!’

‘Vroeger probeerde ik uit de reactie van anderen af te leiden of een prent  goed was of niet. Maar eigenlijk werkt het anders: je moet het aan iemand anders tonen en op jezelf letten. Als je een tekening toont, en meteen zegt wat je nog wil aanpassen, of dingen begint te verantwoorden, is er iets mis.’

Pieter Gaudesaboos (1979) studeerde vormgeving en fotografie. In 2003 debuteerde hij als prentenboekenmaker met Roodlapje, meteen goed voor een nominatie op de shortlist van de Gouden Uil & zijn eerste Boekenpluim. Ondertussen is zijn prijzenkast even goed gevuld als zijn prenten; in 2007 kreeg hij er nog een Pluim voor ‘Pistache’ en een Boekenwelp voor ‘Hoe oma plots verdween.’ ‘Linus’, een boek dat hij samen met Mieke Versyp en Sabien Clement maakte, was goed voor een derde Boekenpluim én De Gouden Uil Jeugdliteratuur 2008. Momenteel werkt hij aan een nieuwe reeks: ‘Mannetje Koek schrijft een Boek.’ De eerste twee delen verschijnen in september.

www.gaudesaboos.be