“2-Q-T-2-B-S-T-R-8” #DeMening #DSAvond

Allen-Schindler
(c) Allen Schindler

Great. Ik mag weer een weekje #DeMening doen voor #DSAvond.
Vijf dagen, vijf columns.

Hierbij alvast de eerste.

27 oktober 1992, Sasebo, Japan. De Amerikaanse radio-officier Allen R. Schindler loopt een openbaar toilet in. Het is zijn eerste avond aan wal, want nadat hij bij wijze van grap het radiobericht “2-Q-T-2-B-S-T-R-8” (“too cute to be straight”) de wereld instuurde, werd zijn verlof een tijdlang ingetrokken. Hoewel hij gevraagd had zijn verhoor achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, had de volledige bemanning de tuchtprocedure bijgewoond. Schindler vreest represailles, want de sfeer op de USS Belleau Wood is niet erg homo-vriendelijk. Precies daarom vroeg hij eerder dat jaar zijn ontslag aan: hij voelt zich als homo niet langer veilig in de marine. Maar nu, vanavond, is hij opgelucht; dit is zijn laatste dienstreis, straks gaat hij naar huis.

Het wordt inderdaad zijn laatste reis. Zijn allerlaatste. Want daar, in dat toilet, zullen twee collega-mariniers hem even later zo brutaal doodslaan dat zijn moeder hem alleen nog kan identificeren aan zijn tatoeages. Zijn gezicht is tot moes geschopt, al zijn ribben zijn gebroken, zijn penis is verminkt, en er zitten gaten in zijn lever waar je doorheen kan kijken. De dader toont geen spoor van spijt. ‘Ik haat homo’s. Ik vind ze walgelijk.’

De zaak Schindler leidt een jaar later tot het beruchte Don’t ask don’t tell-beleid, dat discriminatie van homo’s in het Amerikaanse leger verbiedt, op voorwaarde dat ze hun geaardheid strikt geheim houden. Wie openlijk homo is, is niet welkom. Tiens. Uit een recent onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de Vlamingen het homohuwelijk een prima zaak vindt, maar dat één derde van hen kussende mannen aanstootgevend vindt. Niet dat het me verbaast: ik leef in die straten en ik kus er ook wel eens. Een andere vrouw. Ik ken de reacties. De opmerkingen. De afkeer. Omdat ik een vrouw ben, kom ik ervan af met 1 boze blik op 4. Lesbiennes zijn altijd ook een beetje sexy, nietwaar.

Maar dus:  niets tegen homo’s, zolang ze onzichtbaar zijn. En vooral niet te verwijfd. Niet te luid over hun homoseksualiteit praten. En geen affectie tonen. Kortom: zolang ze er uitzien als hetero’s. Dat is hetzelfde als zeggen: “Ik heb niets tegen negers, als ze maar niet de hele tijd zo zwart lopen te zijn.” (Dat kan ik met een gerust hart schrijven nu NVA-er Matthias Storme, de man die discrimineren een ‘fundamentele vrijheid’ vindt, aangesteld is als bestuurslid van het Gelijkekansencentrum.) Ook Bart De Wever merkte het al op, in de nasleep van het hoofddoekendebat: in openbare functies is er geen plaats voor regenboog-T-shirts. Of fladdernichterij.

Het Don’t ask don’t tell-beleid werd in 2011 afgeschaft, maar ook in een democratie kunnen verworven rechten worden teruggedraaid, merkte Laurette Onckelinx fijntjes op, nadat ze het aantal vrouwen in de federale regering had nageteld, en concludeerde dat het feminisme dus toch nog niet overbodig is. Laat ons dus vooral zichtbaar blijven. Flappernichten en leerberen. Truckchauffeuses en lipsticklesbiennes. Dragqueens & kings-met-bakkebaarden. Want wat heb je aan diversiteit, als we ze moeten verhullen achter schijnnormaliteit?

Er komen zware tijden aan, vrees ik. Voor al wie afwijkt van de norm. Wellicht had ik dus beter gezwegen, maar Allen Schindler verdient het herinnerd te worden. Sometimes we better tell. Even without being asked.