goede mayonaise maken is een kunst

Een goed interview is een tweegesprek. Een dialoog. Een uitzonderlijk interview vereist een klik. Spanning, welke dan ook, tussen de twee deelnemers aan het gesprek. Het is uitdagen, flirten, ergeren, grenzen aftasten. En soms klikt het niet. Natuurlijk zijn er massa’s manieren om te camoufleren dat de mayonaise niet gepakt heeft en kent iedereen die een beetje kan schrijven die trucjes van de foor, maar wie een beetje kan lezen, voelt het toch. En al te vaak denk ik dan: het zou helpen als je niet probeerde diegene met wie je praat koste wat kost door de hoepels te laten springen die vooraf hebt bedacht. Misschien omdat je het zelf mooie hoepels vindt, misschien omdat je denkt dat de lezers of het publiek alleen dat kunstje willen zien. Als het niet werkt, leg die hoepels dan opzij. Want in de meeste interviews, met uitzondering van harde confrontaties, gaat het niet om jou, jouw hoepels of de vermeende interesse van het publiek – het gaat om een interviewee die je intrinsiek interessant vond als gesprekspartner. En wat die te zeggen heeft. Zeker als het om een groot interview gaat. Met, ik zeg maar iets, een schrijver. Die een carrière van een paar decennia achter zich heeft. Als die een andere kant op wil dan jij, volg hem dan in zijn traject. Waarmee ik niet bedoel dat je de ander het hele gesprek moet laten bepalen; alleen dat je flexibel genoeg moet zijn om ook uit die andere insteek ook iets boeiends én confronterends te halen. Of misschien vooralsnog uit te komen op wat je eigenlijk wilde weten, maar langs een andere weg. Dat is het echte vakmanschap: de balans vinden tussen volgen en leiden. En verleiden. Om uit te komen bij iets verrassends. Dat misschien beter is dan wat je vooraf bedacht had. Of dacht te willen horen. Want aan halve dovemansgesprekken heeft de lezer sowieso niets. En een interview mag dan wel een portret zijn, soms geloof ik het niet, dat 3/4 van de interviewees moeilijke praters zijn. Of zou ik toch graag iets meer lezen dan dat.