Bart Moeyaert in het zwembad

 

 

DSL – 15/07/2011 – De ingeving

‘Elk boek begint met een beeld. Opeens zie ik iets voor me, waarvan ik 100 procent zeker weet: dit wordt het. Ik voel een heel sterke aandrang om de scène op papier te zetten, met een vlotheid die nooit meer terugkomt, want de rest van het boek is zwoegen. Maar die eerste worp, dat zijn whappa zes, zeven bladzijden, waar je later bijna niets meer aan verandert.’

‘Het is echt een filmisch beeld, met geuren en kleuren en lawaai, iets heel fysiek, net zo fysiek als we hier nu zitten. Een beetje alsof dit gesprek in twee handen wordt opgepakt en mij wordt aangeboden, terwijl ik begod niet weet waar of wat het is, maar van daaruit begint het.’

‘Alles is belangrijk in zo’n beeld. Wat mensen aanhebben, hoe ze zitten, of ze met hun rug van elkaar weg zitten, …  Alles ligt er al, in die beginscène. Het is alsof je ongelofelijk diep aan inademt, en plots weet: dit is de sfeer van het boek, en dit is er aan het gebeuren. Het is mijn absolute overtuiging dat boeken bij mij zo werken.’

‘Ik weet nooit, zelfs achteraf niet, waar iets vandaan komt. De uitgever vraagt je wel, voor de folder, waar het boek over gaat, maar meestal zit je ernaast. Anderen moeten me daarbij helpen; vaak besef ik pas bij het eerste interview, als iemand zijn interpretatie geeft, of als ik mezelf op een vraag hoor antwoorden, waar iets echt over gaat.’

DE ANDERE MAN

‘Het plezier zit in het beginnen, dan heeft het verhaal nog alle belofte en is het nog niet bedreigd door een einde of door dingen die je moet bereiken. Naar het einde toe begin je te voelen wat er onafwendbaar is. Dan moet je teruggrijpen naar het begin en daar dingen aanzetten en bijsturen. Het is op zulke momenten dat ik last krijg van de schrijver naast me.’

‘Die andere schrijver vindt het dan opeens een tof idee om een gewelddadige ruzie tussen de twee broers te laten gebeuren, nu, op het dak van die ijzerhandel van de Melkweg. Dat moet, want dat zal beweging geven. En dat doe je dan, want je bent een schrijver, en dan voel je zodra die scene er staat, dat die niet deugt. Opnieuw dan, een beetje minder gewelddadig, en nog minder, tot het tien regels worden waarin de broers elkaar haast zonder woorden tien seconden lang doodknijpen. Dat is even gewelddadig, maar het zit vanbinnen en plots valt alles op zijn plek. Dus die schrijver die van alles wil, brengt wel wat teweeg, maar ik moet die heel snel, heel hard wegduwen.’

BUIK

‘Hoe ouder ik word, hoe moeilijker schrijven wordt. Je hebt het wel al vaker gedaan, maar je hebt helaas ook meer gelezen. Heel dat conglomeraat van verhalen komt je lastigvallen. ‘Zou je niet eens doen wat ik doe?’ Dan moet ik echt bewust zeggen: ‘hou je buik vast, dit is van Bart en van niemand anders’.’

‘Ik denk dat het ook de schuld van de tijd is. Ongelofelijk wat er allemaal moet, wat mensen leuk vinden, niet leuk vinden. Vroeger kon ik dat veel makkelijker op afstand houden, maar de laatste jaren kom ik meer naar buiten en nu pas besef ik hoe verschrikkelijk sensitief ik ben, op het vervelende af.’

‘Alles vraagt mijn aandacht. Zoals onlangs op een muziekfestival in Nice: vlakbij stonden jongens met een fles in hun mond tegen de luidsprekers aan om de beat te op te vangen in hun lijf, dus moet ik mij voorstellen hoe dat voelt, en tien meter verderop stond er een oud vrouwtje viool te spelen en denk ik: ‘wat is ze krom, ze heeft een bochel’ en plots is het te veel. Dan kijk ik naar de grond en zeg ik tegen mijn echtgenoot: ‘of je moet alleen verder, of we moeten één ding kiezen.’

WEINIG

‘Daarom hou ik zo van de zee. Daar weet je: daar is de horizon, daar zijn de golven die komen en gaan, dit is het ritme van mijn stappen. Alles is weinig en bekend. Die rust, dat heb ik nodig.’

‘Datzelfde zoek ik bij het zwemmen. ’s Ochtends heel vroeg zijn het altijd dezelfde mensen, met één blik kan ik aangeven: vandaag babbel ik niet en morgen wel, misschien. Het enige wat moet, is baantjes trekken en zorgen dat je bovenblijft, niet eens tellen hoeveel het er zijn, gewoon stoppen als je moe bent of geen zin meer hebt.  Dat is voor mij een manier om bij mezelf te komen. Na tien baantjes ben je de mail vergeten, en merk je dat je aan dingen denkt die je verrassen.’

‘Zwemmen is ook weinig om het lijf hebben, vrij zijn, een vorm van vliegen bijna. Die gewichtsloosheid is een hele fijne toestand. Alsof je door het water leger wordt. Dat heb ik ook als ik in zee lig, en niet eens meer zie dat er golven zijn, maar gewoon één ben met de lucht en het water. Dan kan ik daar hardop en verzaligd liggen lachen.’

 

 

 

Bart Moeyaert wordt al op zijn geboortedag bekroond met een Gouden Lepel en een Gouden beker, want als zevende zoon op rij krijgt hij vanzelf Koning Boudewijn als peter. De kroon boven de letter B blijft Bart-Boudewijn volgen; vanaf het moment dat hij op zijn 19e schrijver wordt, regent het Boekenleeuwen, pauwen, en welpen en Gouden Uilen & Griffels. Bart maakt zijsprongen naar theater en televisie, wordt stadsdichter en eredoctor, en reist nu de wereld rond om lezingen te geven, zijn boeken achterna.