#briefgeheim Paul theroux #DSLetteren

27/3/2015, DSLetteren – BRIEF AAN GEORGES SIMENON

Cher Maître,

Ik ben nu ouder dan jij toen je ophield met schrijven, en toch heb ik nog plannen voor nieuwe boeken, en blijf jij voor mij een motor van literaire creatie, vruchtbaar en verontrustend tegelijk, wiens werk een gloed van intelligentie uitstraalt – een goed beloond man, met miljoenen lezers, maar eigenlijk ontevreden. Geen wonder dat je wordt genegeerd door universiteiten en dat zoveel mindere schrijvers een hekel aan je hebben. Maar Gide was vol lof voor jou, net als Hemingway en Henry Miller, en eigenlijk is dit ook een fanbrief, geschreven over de jaren heen.

Eén van de dingen in mijn leven die ik betreur, is dat we in de jaren ’70, toen we in Londen bij dezelfde uitgever publiceerden, nooit aan elkaar zijn voorgesteld. Misschien was dat een geluk bij een ongeluk – je had me toen vast niet aardig gevonden, zo’n zelfingenomen Amerikaan; of misschien had je in mij een jongere versie van jezelf herkend: ambitieus, hardwerkend, bereisd, met een gezond libido en een voorliefde voor de onderbuik van de maatschappij; een toegewijde vreemdeling.

We hadden over Afrika kunnen praten. Ik zou vol aandacht hebben geluisterd naar je reisverhalen uit 1932 – zelf woonde ik daar 30 jaar later, en net als jij reisde ik door de Pacific, en ik kende ook Arizona en Connecticut, waar je eerder gewoond had, en zag hoe je die plaatsen had omgevormd tot decor voor je verhalen. We hadden kunnen praten over hoe onze levens overgingen in onze fictie.

 Ik lach als ik je hoor razen over Albert Camus die de Nobelprijs wint, en jij gepasseerd wordt. Het is waar dat veel van je boeken naast L’Etrangerkunnen staan, vooral (en ironisch genoeg) La veuve Couderc, dat in hetzelfde jaar verscheen.

Ooit schreef je dat schrijvers —echte schrijvers— qua output op schilders lijken; die mening heb ik altijd gedeeld. Niemand is verwonderd dat een schilder elk jaar vele werken maakt —schetsen en schilderijen— tot op hoge leeftijd; maar een schrijver die dat doet? Onwaarschijnlijk. Toch heb jij zo gewerkt, en ook ik heb zo gezwoegd. Ik wou dat het Engelse woord “transpicuous” in Frans bestond. Je haat breedsprakigheid, maar het woord vat je schrijfstijl perfect, en ook de manier van schrijven die ik ambieer.

Tussen boeken door ben ik net zo rusteloos als jij, en ik ben onder de indruk van hoe jij in de jaren ’60 met je “writer’s block” omging – je hield notities bij, vroeg je luidop af wat er met jou en je talent was gebeurd en slaagde erin jezelf te genezen van je onmogelijkheid te schrijven door een boek te schrijven met de aantrekkelijke titel: Quand j’étais vieux. Dankzij dat boek begon ik je passies, je dwangmatigheden en de onderwerpen van je verlangens te begrijpen, en ik kreeg een beeld van de literatuur die jou inspireerde – Conrad, Stevenson, Melville, Twain, de Russen.

Eén van de grote voordelen van je immense output is dat zelfs nadat ik zo’n zestig boeken van je heb gelezen, er nog steeds nieuwe te ontdekken vallen: diegene die uitverkocht en moeilijk te vinden zijn. Welke andere schrijver kan er prat op gaan dat bijna geen van zijn lezers zijn hele oeuvre gelezen krijgen? De Maigrets, een sub-genre, zijn goed van plot, maar één van mijn absolute favorieten is Les memoirs de Maigret, waarin Maigret zijn gesprekken beschrijft met een schrijver die Simenon heet. Deze verhalenbundel uit 1951 is schitterend post-modern, al zou je misschien huilen bij het horen van die term. Het is frivool om te zeggen dat ik zou willen dat het boek dikker was: je boeken hebben de perfecte lengte, die Henry James “the dear, the blessed nouvelle” noemde. Mijn Chicago Loop, Kowloon Tong, The Stranger at the Palazzo d’Oro, Half Moon Street, A Dead Hand, The Elephanta Suite en nog een paar andere zijn, dat ik denk ik toch graag, Simenonesque.

Tenslotte nog een delicaat onderwerp: moeders. Je moeder klinkt erg als de mijne, en als ik een boek zou schrijven zoals jouw Lettre á ma mére, zou het wellicht even verbijsterd en rancuneus klinken. Lach ermee als je wil, maar nadat ze mijn eerste boek ontving, zei mijn moeder: “Wat een rotzooi.” Dat was zo bevrijdend! Net zoals jij was ik geen schrijver geworden om mijn moeder te plezieren; integendeel, ik had uit opstandigheid voor dit “gekke beroep” (zoals jij het noemt) gekozen, precies om haar op de kast te jagen en anderen te plezieren.

Warme groet,

Paul Theroux