De nieuwe jihadi is een blanke puber #DSWeekend

DSWeekend, 4/2/2017 – Rutten wil het Salafisme bestrijden, De Roover de godsdienstvrijheid van de islam inperken. Tegelijkertijd wijzen experts, politie en justitie erop dat de diabolisering van de islam contraproductief werkt. Terwijl de politiek op mannen met baarden jaagt, krijgen politiediensten te maken met een nieuwe groep potentiële jihadi’s: blanke pubers die geen enkele band hebben met de islam, tot ze, razendsnel, autoradicaliseren. ‘IS is de bol.com voor instant bevrediging van persoonlijke frustraties.’

Abou Anas: Hey!

Kaoutar: Abou Anassssss!!!!!!

Abou Anas: LOL

[Abou Anas sent a picture]

Kaoutar: ?

Abou Anas: Mijn nieuwe sneakers :-) Nike! Sweeeet!

Kaoutar: ROFL

Abou Anas: Mijn ma heeft weer lopen zagen. Op mijn kamer nu, deur toe!

Kaoutar: Geen school vandaag?

Abou Anas: Nope. Gisteren ben ik naar de winkel geweest voor kunstmest(*)!

Kaoutar: Kunstmest?

Abou Anas: ja, voor in mijn tuin te gooien! LOL

Kaoutar: ROFL! Heb je al een doelwit?

Abou Anas: ja een paar, kom naar telegram, daar kunnen we veilig verderpraten.

 

Dit zou een onschuldig Facebook-gesprek tussen twee schoolvrienden kunnen zijn, ware het niet dat uit kunstmest ammoniumnitraat gewonnen kan worden, waarmee je springstof maakt. Twee dagen later duikt in een chatstream tussen de muziekvideo’s, porno, foodies en selfies een filmpje op van geknutsel aan een zelfgemaakt explosief. Dergelijke footage ziet de centrale dienst terrorisme van de Federale Politie wel vaker: experts lezen dagelijks honderden pagina’s -vooral oersaai- geklets tussen binnen- en buitenlandse tieners. Op basis daarvan proberen ze een risicoschatting te maken: in welke mate zijn ze geradicaliseerd en hoe groot is de kans dat ze daadwerkelijk een aanslag plegen? En vooral: wie zijn die jongeren, en hoe kunnen we ze preventief aanpakken?

 

Iedereen is tegen mij

Een islamologe van de dienst, die om veiligheidsredenen anoniem wil blijven, onderschrijft het fenomeen: “Onderzoek van potentiële daderprofielen doet vermoeden dat we straks te maken krijgen met een nieuw type jihadi’s: autochtone bekeerlingen die niet ideologisch geïnspireerd zijn en in zeer korte tijd auto-radicaliseren. Het zijn jongeren met problemen, die zich niet gehoord voelen: tienermoeders, pubers die worstelen met hun geaardheid, jongens uit gezinnen met alcohol- of drugsmisbruik… Vanuit hun eigen probleemsituatie zoeken ze aansluiting bij een groep die wel aandacht krijgt: moslims en vluchtelingen. Ik voel mij uitgesloten, moslims worden ook uitgesloten, dus sluit ik mij bij hen aan: zo simpel is het vaak. Het gevoel ‘iedereen is tegen mij’ volstaat. Vergeet niet dat het leven van deze jongeren zich grotendeels afspeelt op sociale media, waar ze moeiteloos een andere identiteit kunnen aannemen. Homojongeren die onder een vals, vrouwelijk profiel contact zoeken met Syriëstrijders, autochtone pubers die zich uitgeven voor Syrische strijders of vluchtelingen en wereldwijd contacten leggen met ‘geloofsgenoten’ – het kan allemaal. Soms sluiten ze zelfs huwelijken af: deze virtuele relaties zijn voor hen net zo echt als hun dagelijkse leven, waarin niemand naar hen omkijkt.” Plots stijgt hun vriendenaantal exponentieel, en dan treedt, razendsnel, de radicalisering op: ze gaan andere kleren dragen, lopen van huis weg, en knippen alle banden met hun familie en vrienden door. “Elke corrigerende factor valt weg, alleen hun virtuele leven telt nog, en daar zijn ze omgeven door jongeren die net zo radicaal denken als zijzelf. Bovendien hebben ze niets meer te verliezen, behalve hun aanzien in deze nieuwe groep. En dan wordt het gevaarlijk.” “Maar,” zegt ze met overtuiging, “met religie heeft dat niets te maken: de islam is gewoon een uniform dat ze aantrekken om elkaar te herkennen. Wie de juiste kleren draagt en naar de juiste muziek luistert, hoort erbij. Als je met hen praat, vallen ze door de mand: ze spreken nauwelijks Arabisch en kennen hooguit een handvol Korancitaten. Maar begin over vriendschap of eenzaamheid, en ze barsten in tranen uit.” Kortom: de jihad wordt een manier om je wanhoop te uiten en er zeker van te zijn dat je gezien wordt.

 

‘Gebruiksterrorisme’

Die verschuiving in daderprofielen is al langer bezig: hun beweegredenen worden steeds persoonlijker. Dat maakt de georganiseerde aanslagen in Madrid en Londen totaal anders dan de latere in Parijs en Zaventem, die op hun beurt weer verschillen van de acties van eenzaten in Nice, Orlando en Berlijn, die wel door IS werden opgeëist, maar niet door hen werden aangestuurd. “Bij de aanslagen in Londen en Madrid hoorde je nog religieuze of politieke motieven,” zegt de islamologe. “Nu klinkt het: ‘in Syrië sterven elke dag onschuldigen.’ Uit de mond van mensen die geen band hebben met dat land, maar dat leed associëren met wat zich in hun eigen leven afspeelt.”

Het lijkt erop dat de terreuraanslagen steeds vaker hate crimes zijn: wraak op de maatschappij voor leed dat de daders persoonlijk is aangedaan. “Waarom feestvierders treffen? Tenzij uit frustratie en jaloezie? Waarom mikken op homoseksuelen, tenzij uit een persoonlijk motief? Al Qaeda bekritiseerde de aanslag in Orlando omdat hij een sociale en etnische minderheid viseerde: zij treffen liever de blanke Angelsaksische meerderheid die het buitenlandbeleid bepaalt. Wie boos is op het systeem mikt op de overheid, met een aanslag op een regeringsleider of een politiebureau. Maar daar gaat het niet meer over bij de nieuwe generatie.”

De islamologe is ervan overtuigd dat de jihad opschuift naar een ‘gebruiksterrorisme’: persoonlijke motieven wegen steeds meer door. “Het valt me op dat veel daders homoseksuele contacten hadden: Salah Abdeslam werd gespot in homobars, de daders van Orlando en Nice worstelden met hun geaardheid. Misschien spelen schaamte en schuldgevoel een rol?” Ronselaars spelen hier handig op in: ze zoeken bewust jongeren die zich schamen voor hun problemen of misstappen en maken hen wijs dat ze hiervoor naar de hel gaan, tenzij ze een aanslag plegen. Martelaarschap als dé weg naar instant vergeving.

 

Dubbel discours

Deze evolutie brengt ons recht naar het hart van het terreurdebat: wordt radicalisering getriggerd door religie, of door andere motieven als kansarmoede en vervreemding? Deze twee paradigma’s vragen een totaal ander beleid: moeten we de fundamentalistische islam bestrijden, of werken aan een inclusieve samenleving?”

Politicoloog Rik Coolsaet houdt zich al meer dan 15 jaar bezig met radicalisering en terrorisme; hij zetelde in de expertengroep voor gewelddadige radicalisering van de Europese Commissie en leidde als directeur van het Egmont Instituut uitgebreid onderzoek naar de grondoorzaken van terrorisme. “De discussies binnen de veiligheidsdiensten en in de magistratuur zijn vaak veel opener en genuanceerder dan statements van politici en het maatschappelijk debat,” zegt hij. “Federaal Procureur De Leeuw zei onlangs: ‘de oorzaak waarom jongeren vertrekken naar Syrië ligt in de samenleving.’ Op terrein weet iedereen dat. Maar in het Vlaams parlement zei N-VA fractievoorzitter Matthias Diependaele: ‘de samenleving kan nooit verantwoordelijk worden geacht voor radicalisering.’ Waarna de beleidsfocus volledig naar religie opschuift.”

Niet alleen halfzachte academici en linkse rakkers relativeren de link tussen radicale islam en terrorisme. In 2016 maakte Europol de resultaten bekend van haar analyse van de aanslagen in Parijs en Brussel. Zowel de Franse Eerste Minister Manuel Valls als zijn Belgische collega Charles Michel hadden meteen de radicale islam als schuldige aangewezen: “We hebben een vijand,” zei Valls: “Salafisme.” Michel sprak van “een fanatieke ideologie die met extreem geweld haar visie wil opdringen.” Klopt niet, zei Europol. Religie is niet de stuwende factor die foreign fighters naar Syrië drijft of aanzet tot het plegen van aanslagen. Er is eerder sprake van instant-recrutering, die inspeelt op sociale frustratie. Europol stelt zelfs voor de term ‘radicalisering’ af te schaffen en te spreken van een ‘gewelddadige extremistische sociale trend’.

Rechtbankvoorzitter Pierre Hendrickx trok in juli 2016 een gelijkaardige conclusie in zijn vonnis tegen de terroristische cel van Verviers: “Hun zogenaamd religieuze motieven zijn niet meer dan een voorwendsel om over te gaan tot geweld.” Hun kennis van de islam, stelde hij, was matig. De meesten waren voor hun radicalisering nauwelijks praktiserend. Wel hadden ze allemaal een problematische schoolloopbaan en een crimineel voortraject van druggebruik, diefstal en geweld. Kortom schorremorrie: ja, fanatici: nee. Wat drijft zulke jongens dan in de armen van een fundamentalistische religie?

 

De vreemdelingen

“Een ideologie slaat alleen aan als ze inhaakt op een persoonlijke behoefte,” citeert de islamologe de Amerikaanse socioloog-psycholoog Erich Fromm. “Dus in plaats van de islam te bevechten, is het zinvoller ons af te vragen waarom een bepaalde groep jongeren zo vatbaar is voor dit discours. De dadertypes waarmee we nu te maken hebben, zijn niet meer de politiek geëngageerde terroristen van de jaren 90. Dat waren hoogopgeleide dertigers, die handelden vanuit een postkoloniale haat tegen het Westen. Nu kijken we aan tegen een generatie gefrustreerde jongeren, die zich zowel geopolitiek als persoonlijk achtergesteld voelt.” ‘Omdat ze moslim zijn.’

Natuurlijk wordt niet elke gefrustreerde jongere een terrorist. Een gezond zelfbeeld blijkt van levensbelang, net als een sociale omgeving die je waardeert. Voor een bepaalde groep allochtone jongeren blijft het etiket ‘moslim’ helaas bepalend voor hoe de maatschappij hen ziet, en dat is geen fraai beeld. Het wordt een self-fulfilling prophecy: ze voelen zich losers en ze komen ook nergens. Terwijl dat wel van hen verwacht wordt. Psycholoog Redouane Bendriss wijst op de moeder-zoon-relaties: nogal wat allochtone moeders zijn teleurgesteld in hun man, wiens sociale status tegenvalt. Hun niet-ingevulde verwachtingen projecteren ze op hun zonen: die moeten het straks ‘beter doen.’ Maar hoe realistisch is dat in een maatschappelijke context waarin ze statistisch gezien bijna zeker zullen falen?

Het European Institute of Peace maakte recent een social mapping van Molenbeek, en peilde in de wijken met de meeste foreign fighters -niet toevallig ook de armste- naar de oorzaken van gewelddadig extremisme. Uit de studie blijkt dat, gezien de oppervlakkige kennis van de islam bij de betrokken jongeren, religie niet de oorzaak kan zijn van radicalisering; wel een gepercipieerd gebrek aan perspectief. “Veel jongeren met Magrebijnse roots hebben het gevoel dat we hen nooit zullen accepteren als echte Belgen. We noemen hen ook nog altijd derde generatie Marokkanen; in de VS noemen ze dat third generation Americans,” zegt Coolsaet. “Dat gevoel is de subcultuur waarop IS zich heeft kunnen inpluggen; IS is de bol.com voor instant bevrediging van persoonlijke frustraties.”

Groepen zoals Sharia4Belgium en IS mikken op laaggeschoolde, werkloze twintigers uit achterstandsbuurten met een crimineel verleden. “Centraal in hun propaganda staat het concept al ghuraba: de vreemdelingen,” zegt de islamologe. “Hiermee appelleert IS bewust aan het gevoel van uitsluiting. Rond dit begrip ontstaat een subcultuur: de uitgeslotenen. Zodra ze zich bekeren tot de radicale islam neemt niet alleen hun sociale status (binnen de subcultuur) toe, maar ook hun vriendenaantal. En ze hervinden hun ‘mannelijkheid’: kijk maar eens naar de IS-videos: Syriëstrijders zijn één en al machismo.” De lingua jihadica schermt met begrippen als ridderlijkheid, moed, trots en eer; de woorden duiken ook op in chats tussen de jongens en hun liefjes, want het imago scoort bij bepaalde meisjes. Kortom: jihadisme is een manier om te slagen in het leven. Dat wordt overgoten met een religieus sausje, maar dat is niet meer dan een manier om via uiterlijkheden een band te scheppen tussen de jongeren. De indoctrinatie komt nadien.

 

De deradicaliseringsindustrie

Als de drijfveren voor radicalisering steeds minder religieus blijken, vraagt het probleem ook een radicaal andere aanpak. Nu ligt de focus van terrorismebestrijding op religie: we sturen imams naar de gevangenis en proberen de invloed van het Salafisme te bestrijden. Foute insteek, vindt de islamologe. “Het heeft geen zin die jongeren een andere islam aan te bieden, als de sociale context niet verandert. We moeten eerst de reden wegnemen die hen ontvankelijk maakt voor de radicale islam.” En dat werkt niet met de koran in de hand. “Zodra het over de islam gaat, schermen ze met pasklare antwoorden, en stopt het gesprek. Dus moet je dat onderwerp vermijden, en polsen wat ze in die religie gaan zoeken zijn. Dan kom je al snel uit bij het pijnpunt in hun leven: de zelfmoord van een ouder, onverwerkte homoseksualiteit, eenzaamheid…”

Deradicalisering moet vooral vertrekken van het individu, een vertrouwensband opbouwen en de jongeren hun eigenwaarde teruggeven. “Maar de politiek blijft hameren op de link tussen radicalisering en islam,” zegt Coolsaet. Ex-CIA chef David Petraeus waarschuwde recent voor de risico’s van zo’n discours: “wie (zoals Trump) flirt met hate speech tegen moslims, speelt in de kaart van Al Qaeda en IS. Het drijft een wig tussen ons en onze bondgenoten zonder wiens hulp we de islamitische extremisten nooit kunnen verslaan: de moslims.” Ook de islamologe waarschuwt voor de eenzijdige focus op de bestrijding van het Salafisme. “Radicale gedachten zijn niet verboden zolang ze geen aanzet geven tot geweld; je kan er alleen treurig van worden. Maar het lijkt me geen goed idee dat we ons mengen in wat moslims mogen denken: door zulke uitzonderingsmaatregelen voelen ze zich extra geviseerd en radicaliseren zelfs gematigden, vanuit hun loyauteit aan hun moslim zijn.” Zo bekeken is het voorstel van N-VA kopstuk Peter De Roover om de vrije meningsuiting van radicale moslims in te perken contraproductief, vreest Coolsaet. “Polarisatie draagt enkel bij tot het bestendigen van het probleem. Daarom moeten we dringend ophouden zoveel aandacht te besteden aan deradicalisering en terug overstappen op preventie. Ik vind het godgeklaagd dat de budgetten voor jeugdwerk die jarenlang afgebouwd werden, nu opduiken onder de noemer deradicalisering. We investeren niet meer in die jongeren vanuit inclusiviteit en gelijke kansen, maar omdat ze anders een gevaar kunnen vormen voor onze maatschappij. Een heel negatieve boodschap.”

Terwijl het cruciaal is het gevoel van uitsluiting bij die jongeren weg te nemen; dan verkleint hun maatschappelijke rancune en worden ze minder kwetsbaar voor radicalisering. “Un profond sentiment d’abandon” noemt Latifa Ibn Ziaten dat. Nadat haar zoon in 2012 werd doodgeschoten door Mohammed Merah, ging ze in de banlieus pleiten voor verzoening. Ze botste op een muur van onwil: de jonge, geradicaliseerde moslims voelden zich totaal in de steek gelaten door de Franse samenleving. “Waardigheid: dat is het belangrijkste wat je die jongeren vergeet te geven, Marianne,” concludeerde ze. Als we willen dat die generatie onze Europese waarden omarmt, moeten we hen het gevoel geven dat ze Europeanen zijn.

 

Belgisch probleem?

Geen enkele andere EU-lidstaat leverde zoveel Syriëgangers als ons land. Waarom? België scoort slecht op heel wat sociaal-economische criteria, stelt Coolsaet. “Kijk naar het verschil in tewerkstelling tussen Belgobelgen en Belgen met een niet-Europese achtergrond: op 1 na de slechtste score in Europa. Overigens komt 45% van de 457 foreign fighters uit Vlaanderen, 45% uit Brussel en 10% uit Wallonië. Dat bewijst het belang van de lokale context. Hoe inclusiever een samenleving, hoe kleiner de voedingsbodem voor extremisten. Toen Fouad Belkacem in de Mechelse moskeeën kwam ronselen, werd hij buitengezet. Want dat is een heel hechte lokale gemeenschap met een zeer actief jeugdwerk. Burgemeester Somers zet al jaren in op preventie en inclusie: allochtone jongeren worden daar als Mechelaar behandeld. En kijk: uit Mechelen vertrok niemand naar Syrië.”

Alle agenten die preventie deden, zijn nu ingezet op gerechtelijke dossiers, de politie dringt erop aan om dat terug te draaien. Want net het contact met de lokale gemeenschap maakt het verschil; veel dossiers die nu onder deradicalisering vallen hadden kunnen opgelost worden via geestelijke gezondheidszorg of onderwijs. “Zowat alle aanslagplegers hadden een criminele voorgeschiedenis:’ stelt de islamologe. ‘Dat is nog niet zo bij de imitatie-jihadi’s’: de blanke bekeerlingen die aandacht zoeken voor hun persoonlijke problemen. En preventie werkt het best voor het eerste misdrijf.”

Simpele antwoorden op korte termijn zijn er niet, concludeert Coolsaet. “Politiemensen, magistraten en onderzoekers blijven dat herhalen, maar de politiek is op zoek naar simpele antwoorden op electorale termijn. Ik begrijp het paniekvoetbal na de aanslagen wel, maar het minimum dat we kunnen vragen is dat de politici luisteren naar praktijkmensen: koppel de discussie rond de islam los van deradicalisering en vice versa.” Of met de woorden van de islamologe: “Als heel België morgen besluit dat moslims prima zijn, wordt het veel minder aantrekkelijk je te bekeren om bij de subcultuur van ‘uitgeslotenen’ te horen.”

Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.