Filip Rogiers schrijft Stefan Zweig #briefgeheim

DSLetteren, 18/03/2016 – Beste Stefan Zweig,

Ik wilde vragen of u zelf eigenlijk een beetje tevreden was over uw in 1939 verschenen roman Ungeduld des Herzens? In deze, zoals dat heet, psychologische roman – die ik onlangs las in Engelse vertaling: Impatience of the heart – schetst u de vreselijke zielenstrijd van een kapitein in het leger van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie.

Het speelt zich af aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, maar het voorwerp van kapitein Hofmillers Schmerz is niet die nakende wereldbrand, wel zijn gevoelens voor een kreupele jonge vrouw die totaal aan hem verslingerd is. Hij voelt voor haar wel medelijden en respect, misschien een onsje vriendschap, maar geen liefde. En dat is natuurlijk vreselijk. De ravage die zo’n gevoelsongelijkheid aanricht in mensen, daarover hebt u het 400 pagina’s lang.

Het boek eindigt in 1914, u schreef het in 1939. Heeft dat ooit geknaagd? Heeft iemand u ooit gevraagd of het niet gek was om te koteren in de ziel van één mens terwijl de wereld in brand stond? Pas op de allerlaatste pagina’s van uw roman duikt die oorlog even op.

Hebt u zich ooit afgevraagd of er niet meer wereld in uw roman moest? Zeker op een moment dat die wereld elke dag hard schreeuwde? In omstandigheden die u naar Brazilië dreven en u samen met uw vrouw in 1942 de dood in joegen?

Ik draag, zoals u, de dubbele pet van journalist en schrijver. Ver van mij om mezelf met u of mijn tijd met de uwe te willen vergelijken, maar de vraag ‘hoeveel wereld kan/mag/moet er in een roman?’ houdt ook mij bezig. Sommige lezers verwachten dat je literaire werk ook wel ‘geëngageerd’ zal zijn omdát je journalist bent, a fortiori van het politiek-maatschappelijke type. Maar waarom zou ik in fictie datgene doen waarvoor ik de krant heb? Ook verkies ik in journalistiek de epiek, in de literatuur toch eerder Elsschot of Nescio.

Het gaat voorbij aan de essentie van de vraag waarvan ik me afvraag of u zich die dus wel eens stelde. De essentie is dat een goede roman tijd en wereld altijd weet in te koken tot het persoonlijke. Ze hoeven niet geëxpliciteerd te worden, de lezer moet ze wel voelen trillen in verhaal en personage. Het gebeurde heeft bij voorkeur de dichtheid van een atoom. Of waarom proza op z’n best ook altijd ‘poëzie’ is. Ga maar na hoeveel wereld er in een verhaal van Raymond Carver, Lydia Davis of George Saunders zit.

Zat er wel genoeg wereld in uw Ungeduld des Herzens? Mocht het ooit geknaagd hebben, meneer Zweig: het was niet nodig. In uw exploratie van die ene ziel staat op elke pagina minstens een zin met een hoog existentieel soortelijk gewicht. ‘Moed is vaak niet meer dan omgekeerde zwakte’, bijvoorbeeld. Of het nu 1914, 1939 of 2016 was en is: u nam feilloos de pols van de tijd.

Met vriendelijke groeten,

Filip Rogiers