Floortje Zwigtman in bad

DSL – 26/08/2011 – De ingeving

‘Schrijven mag vooral niet op werk gaan lijken; als ik naar de rest van mijn leven kijk, zie ik al genoeg verplichtingen. Daarom heb ik geen vast schrijfritme, ik kan het zelfs niet aan één plek verbinden. Dus schrijf ik niet op pc, maar sleur ik altijd kleine boekjes mee. Overal. Zodat ik om het even wanneer kan schrijven, gewoon als het komt. En hoe moeizamer het boek vordert, hoe kleiner de schriftjes; dan kan ik zelfs op de lastigste dagen zeggen dat ik drie pagina’s geschreven heb.’

‘Ik ben begonnen op kladblokken van de Wibra, van die goedkope kringlooppappieren dingen. Eén daarvan, met een stukje Wolfsroedel erin, is ooit tentoongesteld in het Letterkundig Museum van Den Haag; dat was toen voor 1000 euro verzekerd. Fantastisch toch? Nu ben ik gepromoveerd en heb ik hele chique boekjes; mooi schrijven in iets moois, daar hou ik van. Wat niet wil zeggen dat er niet gekrast en geschrapt mag worden. Integendeel. In handgeschreven manuscripten kun je de hele ontstaansgeschiedenis van een verhaal zien; daarom ben ik dol op geannoteerde uitgaves, waarin je kan zien met welke scènes de schrijver moeite had en waar hij twijfelde.’

BADBUBBELS

‘Ik ben geen planner; meestal ken ik wel mijn eindpunt, maar de weg erheen moet ik stapje per stapje schrijvend verkennen. Als ik van tevoren zou weten wat ik allemaal nog moest doen in zo’n boek, zou het niet meer spannend zijn. Van Spiegeljongen wist ik van A tot Z hoe het zou verlopen; ik had het opgedeeld in scènes, en die kruiste ik af telkens wanneer ik er een geschreven had. Wat moet ik nog? Ah ja, al de rotscènes zijn nog over.’

‘Verhalen ontstaan dus al doende. Bij voorkeur op plaatsen waar niets hoeft. Als je gewoon zit te staren in een trein en alleen maar moet wachten tot je op je bestemming bent. Of als je lekker in bad ligt. Ontspannen en je gedachten laten gaan. Je mag vooral niet te veel aan je hoofd hebben. Het  heeft ook te maken met niet al te graag willen, of niet moeten. Op Spiegeljongen zaten heel veel mensen te wachten, dus ik moest. Daar blokkeer ik op.’

DE VONK

‘Voor ik kon schrijven, tekende ik al verhalen. Iedereen dacht dat ik illustrator zou worden. De beelden komen eerst, pas daarna maak ik de vertaalslag en zet ik ze om in woorden. Op mijn iPhone staat een verzameling bizarre polaroids die ik gebruik bij het schrijven. Deze bijvoorbeeld is een regenachtige dag vanuit een bus. Als ik een scène met die sfeer wil schrijven, kijk ik daarnaar en meteen ben ik op die plek of in die stemming. Dan focus ik heel zorgvuldig op de kleuren, het licht, al die details, want het is precies daardoor dat de lezer echt in het verhaal kan stappen.’

‘Het boek waar ik nu aan werk is eigenlijk getriggerd door een passage uit de bruiloft van Willem Alexander en Maxima; niet te geloven, hé? Op een gegeven moment speelde de accordeonist een lied voor haar vader, die er niet bij mocht zijn omdat hij een positie had bekleed in het regime van Videla in Argentinië. Tijdens dat lied zie je Maxima huilen omdat haar vader er niet is. Dat is me bijgebleven.’

‘Dat conflict vond ik heel erg interessant: zo’n man heeft zich verbonden aan een regime dat niet deugt, en misschien ook zelf foute dingen gedaan, maar het blijft je vader, die je opgevoed heeft en van wie je houdt. Dus heb ik een verhaal geschreven over de dochter van zo’n dictator die na twintig jaar terugkeert naar haar land, nadat haar vader is afgezet, en vergeving moet zoeken voor wie zij is.’

GENIE

‘Ik heb geleerd een geruste schrijver te zijn. Dat is ooit wel anders geweest; je begint heel onbevangen, alles wat je schrijft is helemaal fantastisch. Dan word je geconfronteerd met fenomenen als recensenten en lezers, die jou niet zien als het genie dat je graag zou willen zijn. In het begin trek je je dat heel erg aan, en probeer je iedereen tevreden te stellen, wat natuurlijk niet gaat. En dan kom je op een punt waar je denkt: mijn enige richtlijn is dat ik boeken moet schrijven die ik goed vind.’

‘Eigenlijk is wat op papier komt te staan al een tweede versie; de eerste speelt zich in mijn hoofd af. Op die dagen dat je in de flow zit, is het echt alsof iemand buiten je het verhaal al geschreven heeft en het je nu voorvertelt, dicteert bijna.’

‘Met Spiegeljongen ben ik heel sturend en manipulerend bezig geweest en daar heb ik zo’n aversie tegen gekregen dat ik dacht: bij dit boek moet ik gewoon het verhaal baas laten zijn. Het verhaal bepaalt alles, wat er gebeurt, hoe het verteld wordt, hoe uitgebreid of kort. Dus ik heb me er helemaal aan overgeleverd; ik ben slaaf van het verhaal. Wat de schrijver in mij goed vindt, wat de lezers verwachten of wat recensenten graag zouden zien, is niet belangrijk; dit verhaal is er, het wil verteld worden en ik moet het zich aan mij laten vertellen.’

Andrea Oostdijk verzon al verhalen voor ze kon lopen; op haar 27e debuteerde ze met Spelregels, onder het pseudoniem Floortje Zwigtman. Het jaar erna volgde Wolfsroedel, meteen goed voor een Gouden Uil en een Zilveren Zoen. En dat was nog maar het begin; Schijnbewegingen, het eerste deel van de groots opgezette periode-trilogie over het leven van Adrian Mayfield, een jonge homo uit de tijd van Oscar Wilde, leverde haar meteen een tweede Gouden Uil en een Gouden Zoen op. Tegenspel en Spiegeljongen rondden de trilogie af; momenteel werkt Floortje een nieuw boek. Plannen doet ze niet, maar wellicht verschijnt het eind 2012.