Gust Van den Berghe over ‘De clown van God’ van Tomie de Paola

DSL – 04/11/2011 – Het Laatste Oordeel

‘Als iemand mij een boek aanraadt, is de helft van het plezier er af. Niets zo mooi als een boek ontdekken. Daarom heb ik zo vaak bibliotheekboetes; boeken moeten soms even blijven liggen voor ik eraan begin. Ik neem ook graag lukraak boeken mee; dat geeft me het gevoel dat ik de enige ben die dat boek heeft opgemerkt, en dus ook de enige die het leest. Die illusie geeft een meerwaarde; daarom raad ik zelden mensen boeken aan. Maar nu heb ik het hele concept van dit interview ontkracht zeker?’

‘Om zeker te weten dat een boek mij veranderd heeft, zou ik eerst nog dertig jaar moeten doorleven. Met films is het makkelijker, dan besef ik soms meteen: nu kijk ik het leven in de ogen. Met een boek is dat veel moeilijker, dat is een innerlijk proces. Daarom dacht ik meteen aan kinderboeken; die staan veraf, die kan ik al beschouwen.’

‘Wanneer ik De Clown van God voor het eerst gelezen heb, weet ik niet; het mooie met dingen uit je kindertijd is dat het lijkt alsof ze er altijd al geweest zijn. Mensen denken vaak dat ik moest lezen, als zoon van een schrijfster, maar dat was niet zo. Ik lees en schrijf eigenlijk schandalig slecht. Gelukkig heeft mijn moeder ons veel voorgelezen; daardoor hebben we de kans gekregen om onze verbeelding te ontwikkelen. Bovendien hadden we geen tv, er was alleen maar het verhaal en het naspelen daarvan.’ 

HEILIGE

‘Ik was als kind enorm begaan met spiritualiteit en geloof, echt gefascineerd door die mirakels. Ik kon daar niet van slapen. Voor mij waren heiligen helden; figuren als Sint Franciscus vond ik geweldig. Het liefst wou ik heilige worden; ik stond dan in de tuin met mijn armen in de lucht en wachtte op de vogels. Ik hield ook lange gesprekken met God, echt heel gemeend. Van veel van die heiligenverhalen begin ik pas nu weer te begrijpen waarom ze mij toen zo bevielen.’

‘Het is zo’n zonde dat de kerk zelf al die mystiek en devotie aan het buitenvegen is uit zijn eigen zolderkamer. Al die rituelen, al dat kinderachtige geloof. Want geloof wordt door volwassen beoefend, terwijl net die mirakels kinderen enorm fascineren en doen dromen. Ik ben blij dat ik dat als kind gekend heb, want anders zou ik dat geloof later ook niet gekoesterd hebben. De romantiek zit in het feit dat voor kinderen denken en geloven samenvallen, en dus al die verhalen heilige ernst zijn. Die zolderkamer is nu wel leger en lichter, maar ook kaler.’

HET SCHONE STERVEN

‘De clown van god roept nog altijd dezelfde verwondering op die ik als kind voelde; het eenzame leven van die clown, daar voelde ik me toen heel erg mee verwant. Een clown waar niemand naar kijkt is verschrikkelijk, want hij bestaat niet meer. Die tristesse kan mij heel blij maken, ik vind dat erg louterend.’

‘Het einde is echt ongelofelijk. Die stokoude clown jongleert voor een laatste keer, beter dan ooit, gooit zijn gouden bal omhoog, en sterft. De bal ligt in de handen van het Jezus beeldje. Die scene doet me denken aan De Clowns van Fellini: een oude man loopt weg uit het ziekenhuis om naar het circus te gaan. Daar ziet hij twee geweldige clowns, hij klapt en hoest… Later, ze zijn de tribunes al aan het vegen, zien ze plots die man zitten, en poken hem met een borstelstok. Maar hij is dood.’

‘Dat beeld van die man die een catharsis heeft beleefd en daarna sterft, heeft op mij als kind ongelofelijk veel indruk gemaakt. De herfst kan mij hetzelfde gevoel geven; het bloeien is voorbij en dat heb je dat sterven, al die kleuren waar je die schoonheid in terugziet. Niemand kan ontkennen dat dat prachtig is. Dat is hetzelfde met dit soort verhalen, waar mensen zo in waarde sterven.’

‘Met mijn eigen dood ben ik niet bezig, die is niet van mij. Als dat komt, komt het. Het enige waar ik aan hecht, is dat ik met een menselijke waardigheid zou mogen sterven. Ik heb heel veel compassie met mensen die zonder waardigheid moeten sterven.’

MYSTIEK

‘Ken je Marcellino pan e vino? Dat ligt helemaal in dezelfde lijn, dat vertelt over een jongetje dat opgroeit in een klooster en op zolder een Christus aan een kruis ontdekt en zijn eten begint te sparen om het aan die Christus te geven. Die komt van dat kruis en heeft hele gesprekken met dat manneke, en dan wordt dat jongetje ziek van de honger en sterft in de armen van die Christus. Een heel verdrietig verhaal en toch ook weer niet; dat die goden van dat kruis stappen en op aarde komen, dat creëert een soort huiselijkheid binnen het geloof wat ik iets heel rooms vind. Daarin, in die huiskamer, voel ik mij thuis.’

‘Ik was onlangs in Kopenhagen om mijn film te tonen en ik voelde me daar heel ongemakkelijk; ik denk dat het misschien het protestantse was dat mij zo afstompte. Al die lege kerken, ontmanteld van ieder beeld, alleen maar het woord. Je mag bijna niet geloven in die kerken, je hebt wel een christus maar dat is een kruis zonder figuur. Als volwassene klopt dat misschien, maar ik probeer dat dan te bekijken vanuit de positie van een kind; dat moet verschrikkelijk zijn, dat ontmantelde geloof, puur die moraal.’

WONDERLIJKE NACHTEN

‘Diezelfde kinderlijke verwondering vind je in Wonderlijke Nachten van Bomans, een boek dat voor mij heel verwant is met De Clown van God, omdat het mij heeft teruggevoerd naar mijn kindertijd, al heb ik het pas veel later gelezen. Daarin vertelt hij hoe hij de dingen zag als kind, hoe vanzelfsprekend alles was en hoe hij dat verloren is; alles zit in de laatste nacht waar de kabouter met het kind op stap gaat en zegt: ‘Morgen kom ik niet meer, want morgen ga je naar school, dan ga je dingen leren.’’

‘Samen gaan ze de toekomst in, de straten zijn allemaal dezelfde, maar ook weer niet, want overal ligt asfalt. De kabouter neemt hem mee naar een huis en zegt: ‘Hier woon je nu’. Die jongen is heel benieuwd en wil weten wat hij geworden is. Hij kijkt naar binnen en hij ziet een warrige man, en de kabouter zegt: ‘Je bent schrijver geworden.’ ‘Oh’, zegt de jongen, een beetje teleurgesteld, hij had gehoopt op ridder of admiraal of keizer of zo. ‘Jaja, je bent schrijver geworden maar,’ -en dat is heel schoon-, ‘hier weet je het even niet.’ En dan ziet die jongen de schrijver zitten en dan verspringen we bijna van plaats en die schrijver draait zijn hoofd en kijkt naar het raam. Ze kijken elkaar in de ogen, heel even. ‘En nu weet je het weer wel.’ En de schrijver schrijft verder. Dat is heel fascinerend.’

‘Het is een meesterwerkje dat miskend is; ik zou het eigenlijk moeten verfilmen, maar ik vind het te goed om te verfilmen. Het is af, waarom zou ik daar een film van draaien? Ik heb er niks aan toe te voegen.’

ER WAS EENS

‘De clown van God begint met ‘er was eens heel lang geleden.’ Dat is zo belangrijk en zo rijk dat een verhaal daarmee begint, want dat wil eigenlijk zeggen: alles kan. Je komt vanuit de kosmos en dat gaat dan naar een specifieke plek en figuur: ‘…een stadje in Sorrento waar een jongetje woonde dat Giovanni heette.’ Er was eens ooit – dat. Die beweging vind ik heel mooi.’

‘Wonderlijke Nachten begint dan weer met ‘In het huis waar Simon woonde, leefde ook een kabouter.’ Hier zit de schoonheid in het woord ook. ‘Ook een kabouter.’ Die vanzelfsprekendheid, dat is prachtig.’

‘Dat is ook helemaal wat ik in mijn films doe: van iets groots naar een punt gaan. Het over het kosmische te hebben via het anekdotische. Iemand – Goethe?- heeft ooit gezegd dat het grote het kleine in zich heeft en het kleine het grote in zich herbergt. Dat je die twee dingen altijd in elkaar weerspiegeld zal vinden, en je ze niet kan loskoppelen van elkaar.  Ik heb het vaak over kleine dingen, maar ik vind het heel interessant om daar met een groot licht op te schijnen. Zonder de lamp te tonen.’

‘Die manier van vertellen is er gekomen bij het ontwaken van mij als regisseur; het nihilisme in moderne films, het opknippen van de realiteit, het ritme van het leven willen versnellen, daar kan ik mij moeilijk in vinden. Maar ik ben blij dat het bestaat, anders zou ik wellicht de drang niet voelen een tegenbeweging te maken.’ 

KINDERBOEK

‘Ik dacht nog even: moet ik geen ‘serieus boek’ kiezen. Maar een kinderboek hoeft geen minder boek te zijn; het is nog steeds mijn lievelingsafdeling in een bibliotheek. Daar wordt geschreven voor iedereen; een goed kinderboek vertelt niet alleen een verhaal voor kinderen, maar ook een tweede, ander verhaal aan volwassenen.’

‘Weet je wat het mooiste is? Doordat schrijvers zich moeten inhouden voor de kinderen, hebben die boeken vaak een rijkdom aan poëzie die ik ongezien vind in volwassenenliteratuur. Het gaat niet om het aantonen van dingen, maar om het aanvoelen. Alles zit vervat in een paar zinnen; die eenvoud, die simpelheid, dat is zo mooi.’

‘Ook De clown van God is een verhaal dat je bijna kan herleiden tot niets, en daardoor moet je wel zien dat het eigenlijk over iets anders gaat. Het zit hem allemaal tussen de regels, de humor en de poëzie zitten hem in hoe het verteld is en dat maakt het zo persoonlijk. Zoals een grap of zo.’

DE AUTEUR: Amerikaans auteur en illustrator van meer dan 250 kinderboeken; zijn moeder las hem elke dag voor en gaf hem de liefde voor prentenboeken mee. Hij woont met zijn terriër Brontë in een gerenoveerde 200 jaar oude schuur in New Londen.

HET BOEK: is gebaseerd op een Italiaanse legende over een bedelaar die ontdekt dat hij een gave heeft voor jongleren. Jarenlang trekt hij de wereld rond, tot hij van ouderdom opnieuw moet gaan bedelen. Maar dan, nog één keer, vertoont hij zijn kunsten, tijdens kerstnacht…

VERSCHENEN IN: 1979
TOMIE DE PAOLA, De clown van God, een oud verhaal – verteld en geïllustreerd door T. de Paola, Bruna & zoon, Utrecht/Antwerpen, enkel tweedehands, vanaf 6€

Thomas Mann, James Joyce en Marcel Proust hebben hun plaats in de literaire hemel al veroverd. Elke week vraagt DSL aan een overtuigde lezer wie een plek naast hen verdient.  Gust Van den Berghe debuteerde als regisseur op La Croisette met het eigenzinnige, poëtische verhaal En waar de sterre bleef stille staan en stond dit jaar opnieuw in Cannes om er zijn tweede langspeler, Blue Bird, voor te stellen.