het gloppenhol van A.H.J. Dautzenberg

DSLetteren, 06/06/2014 – ‘Kennen jullie dat in België, gloppen? Dat zijn kleine steegjes op Vlieland, waar je je in kan verstoppen. Mijn werkkamer is een soort gloppenhol, een gangenstelsel: in de ene glop schrijf ik, in de andere lees ik, één staat vol poëzie en een andere vol met Reve… en ik heb er een die Groene Weide heet.’

‘En ik heb er een die Groene Weide heet. Daar staat een groene hoekbank, heel warm en zacht, waar ik lekker op ga liggen als ik vast zit met schrijven. Dan zet ik muziek op, Dopesmoker van Sleep of zo, en laat me meedrijven op die hypnotiserende beats en die donkere sfeer, en dan kom ik een soort halfslaap die heel constructief is. Ik noem het zelf het Nachtoog: door de muziek komen de associaties vanzelf en krijg ik weer zin om te gaan schrijven.’

‘Daarna probeer ik die invallen vast te nieten aan de wakkere dag en ze op papier te krijgen. Dat is het moeilijkste, want vaak wil ik gewoon verder slapen en soms gebeurt dat ook. Dan word ik gewoon twee uur later wakker, maar dat is dan ook tijd welbesteed, denk ik. Ik heb altijd van slapen gehouden, ik slaap graag, het is volgens mij één van de mooiste uitvindingen van het leven.’

‘Soms is het ook een beetje een experiment:  wat blijft nog hangen op moment dat je wakker wordt? Meestal is het verhaal beter na het slapen, alsof je onderbewustzijn er nog iets mee heeft gedaan, maar soms ben je het ook gewoon vergeten, en dat is dan balen, maar dan denk ik gewoon: toch weer lekker geslapen.’

EZELDRIJVER

‘Soms ga ik ook liggen lezen in die Groene Weide; dan lees ik proza of poëzie en komt mijn fantasie op gang doordat ik blijf haken aan iets wat ik lees, of omdat ik iets anders lees dan wat er staat, waardoor de trein in mijn hoofd weer begint te rijden.’

‘Zo las ik onlangs bij Delphine Lecompte:  ‘Ik weet niet waar hij ligt, mijn koddige kind. Zijn fagot heb ik twee dagen na de val verkocht aan de ezeldrijver.’ Door het woord ezeldrijver moet ik denken aan het kasteel van De Sade in Lacoste, waar ik via het ezelspad naar boven klom. Als ik dan even later in de nieuwe Andy Fierens een regel lees als ‘je humeur smeren in een erotic lifestyle shop – daarna jezelf met de natte handdoek slaan’ gaat mijn Nachtoog aan de slag, wandel ik met die twee gedichten in mijn hoofd dat pad weer op en stap per stap wordt het verhaal donkerder. Dan sta ik op en begin ik te schrijven.’

LERMONTOV

‘Schrijven is voor mij ook niet zo dwingend dat ik er monomaan mee bezig ben. Als ik echt met boek bezig ben, sluit ik me wel af van de wereld, maar anders vind ik het heerlijk om een mooi boek te lezen of te genieten van muziek. Sommige schrijvers kunnen niet meer lezen, omdat ze bang zijn beïnvloed te worden, maar ik kan gelukkig nog steeds genieten van het werk van anderen. Ik vind al die invloeden heerlijk, ik laat ze allemaal toe en gebruik ze in mijn werk.’

‘Soms is het de stijl of de toon van iets, die me op gang trekt, maar niet altijd. Ik pak bijvoorbeeld regelmatig Lermontov vast: een held van onze tijd. Door mijn standpunten of zogenaamde provocaties krijg ik veel kritiek en Lermontov geeft me energie; hij had er schijt aan wat mensen van hem vonden, net zoals De Sade, en daarom is hij mij tot steun: niet door zijn stijl, maar door de polemische toon. Ik kan mij echt laven aan dat donkere, zwartgallige proza.’

AANSTELLERIJ

‘Want ik blijf me erover verbazen hoe vaak ik choqueer zonder dat resultaat na te streven; het zijn brave tijden, waarin maar heel weinig kan. Neem nu de scherpe polemieken van Hermans of Brandt Corstius: dat zou geen enkele krant nog plaatsen, dat is onmogelijk geworden. Of De Sade: ik word wel eens met hem vergeleken, en dat gaat altijd vergezeld van afkeurend commentaar. Terwijl ik denk: die man is zo belangrijk geweest voor de vrije meningsuiting, en de donkere kant van de mens die hij belicht, is zo fascinerend. Daar wil ik me in verdiepen. Blijkbaar mag dat niet, in deze tijden van morele herijking. We leven in een afrekeningscultuur: mensen kunnen maar weinig meer verdragen en ze zijn ook ontzettend symboolblind, want veel van wat ik schrijf zijn eigenlijk metaforen, die ze niet kunnen doorprikken. Dus reageren ze afkeurend.’

‘Misschien reflecteert de structuur van mijn werkplek ook daarom mijn afzondering van de samenleving. Dat met die gloppen is natuurlijk aanstellerij, maar voor mij werkt het wel, ik kan mij in die gangetjes echt verstoppen. Dat maakt de afstand tussen mij en de samenleving groter en dus ben ik vrij om te schrijven; de gloppen zijn een soort filters, waardoor ik geen morele druk of afkeurende blikken voel.’

‘Ik woon ook alleen, aan de rand van de stad, en dat werkt psychologisch door. Als je schrijft, moet je bijna onzichtbaar zijn.  Als je publiceert, word je heel zichtbaar, en dan begint het gezeik ook meteen; dat moet je tijdens het schrijven niet hebben, dat werkt erg remmend. Daarom hou ik er zo van gewoon lekker in mijn Groene Weide te gaan liggen en alle associaties toe te laten, zonder rekening te houden met welke moraal dan ook.’

 Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.