#heteinde van roderik six #dsletteren

11/05/2018, De Standaard – « Ik denk vaak aan de dood. Toen Thomas Blondeau overleed en ik daar een boek over schreef, heb ik daar research naar gedaan bij de filosofie, en het viel mij op dat daar bijzonder weinig over wordt nagedacht. Begrijpelijk. Filosofen denken na over wat er is, niet over wat er niet is, en de dood is natuurlijk het grote niets, dus daar valt weinig zinnigs over te vertellen. Je kan er ook niet over schrijven; wat weten we er tenslotte over? De dood is heel abstract, het is een zwarte muur waarachter niets is. »

« Dat is misschien een vooraanname, maar wel een heel terechte. Ik heb nooit begrepen waarom mensen een hiernamaals willen hebben, al helemaal niet als het een eindeloze herhaling van dit leven is. Dit is al niet zo denderend, dus waarom zou je dat nog eens opnieuw willen? Als je jezelf fabeltjes wil wijsmaken, moet je dat zeker doen, maar ik zie daar de bonus niet van in. Ik vind het een soort opschorting van je eigen leven. Waarom zou je je richten op een leven dat er op dit moment niet is? Ik heb al genoeg werk met dit leven; ik wil mij echt geen zorgen moeten maken over waar ik terecht ga komen na mijn dood. Persoonlijk zou ik het heel jammer vinden als er een hiernamaals zou zijn, want dan heb ik het helemaal verkloot, denk ik. Damn. En dan nog een eeuwigheid moeten spenderen aan de zijde van een godheid? Nee, dank je. Ik heb nooit veel empathie gehad voor mensen die in het hiernamaals geloven. »

«De idee dan de dood het absolute niets is, vind ik net heel bevrijdend. De dood is letterlijk de wieg van de vrijheid: eigenlijk mag je alles doen wat je wil in je leven. Net doordat mensen sterfelijk zijn en er daarna niets meer komt, hoef je nauwelijks nog rekenschap af te leggen van wat je ervoor doet in die 80 jaar dat je bestaat, dus dat maakt je absoluut vrij. Er zijn mensen die zeggen dat absolute vrijheid niet bestaat; ik ben daar niet mee akkoord, je moet gewoon het lef hebben om die vrijheid absoluut te durven benutten en de consequenties dragen als je iets mispeutert. »

« Een paar maanden terug geleden zat ik niet goed in mijn vel en was elke ochtend wakker worden een vorm van ontgoocheling. Tegelijk dacht ik: dit is echt een rock bottom nulpunt, dus alles wat er nog bijkomt is mooi meegenomen. Maar ook toen was mijn sterfelijkheid mijn grootste troost. Niets hoeft. Als je het gehad hebt met je leven, kan je er gewoon uitstappen; je verliest er niets mee, want nadien zal je je het leven toch niet meer herinneren, dus kan je ook geen spijt hebben van wat je gedaan hebt.  Het ontbreken van het hiernamaals is net onze vrijgeleide in het leven; het is onze ultieme veiligheidsswitch: je kan gewoon zeggen, fuck it. Je hebt mensen die dat heel onethisch vinden, zelfmoord, maar ik denk dat het je ultieme recht is: ik heb niet om dit leven gevraagd en het is een vergiftigd geschenk, dus waarom zou ik aan wie dan ook verantwoording moeten afleggen over wat ik doe met dit raar cadeau? Je leven is het enige waarover je zelf ten volle beschikt. In die zin is sterven nog persoonlijker dan geboren worden. Bij je geboorte ben je gewoon een product van twee mensen, en je komt al meteen in een minimaatschappij terecht: het gezin waarin je wordt opgevoed. Daar heb je allemaal geen controle over. Je dood kan je wel zelf kiezen, tenzij je toevallig omvergereden wordt, maar dat zou Mulisch een gebrek aan talent noemen. »

«Die periode was moeilijk en donker, en veel mensen raadden mij aan in therapie te gaan en erover te praten, maar ik heb daar zelf nooit in geloofd. Ik zag er het nut niet van in. Ik heb me zelf opgelapt met schoonheid. Niet met literatuur, dat stond te dicht bij mij, maar muziek, beeldende kunst, mooie vrouwen ook, en seks… Seks helpt ook tegen de dood. Er bestaat een diepgewortelde verbinding tussen de twee, want een onderdeel van seks is natuurlijk voortplanting. Maar met elke procreatie creëer je ook dood: elk kind zal jammerlijk genoeg sterven. Dat is een van de redenen waarom ik geen kinderen wil. Het is onmenselijk om iemand te scheppen waarvan je zeker weet dat die zal lijden en sterven; ik zie bijna geen verschil met moord. Zoiets doe je gewoon niet. Het is alsof je iemand in een kerker zet, geen eten geeft, er nog wat ratten bijgooit en zegt: hier, tachtig jaar duisternis en daarna ga je dood. Nee, het bejubelen van ouderschap heb ik nooit goed begrepen. »

« Natuurlijk is het leven tachtig jaar duisternis. Al is elk spikkeltje hoop wel mooi meegenomen.  Maar het menselijk leven valt toch een beetje tegen? Dat heeft natuurlijk ook te maken met de hooggestemde verwachtingen die we hebben van wat een leven zou moeten of kunnen zijn, maar uiteindelijk is het toch maar een beetje geklungel in het donker? Echt waardevol is het niet; dat is iets dat we onszelf noodzakelijkerwijs wijsmaken. Dat we belangrijk zijn, individuen met een betekenis op aarde, terwijl we gewoon hoopje cellen zijn dat zich vermenigvuldigt en uiteindelijk aftakelt en oplost in de rest van de materie van het heelal. Je hoeft maar van op de maan naar de aarde te kijken om te beseffen hoe onbenullig nietig en misvormd we zijn. Natuurlijk zijn de verwezenlijkingen van de mensheid niet min voor een aap die rechtop heeft leren lopen en zijn hersenen heeft leren gebruiken, maar of dat opweegt tegen alle onmenselijkheden die we uitgevreten hebben, betwijfel ik. »

« Toch maakt dat mij niet droef of melancholisch of verlamt dat mij niet. Als ik iets doe, doe ik het omdat ik het graag doe, en ik streef ernaar zo weinig mogelijk dingen te doen die ik niet graag doe. Zo min mogelijk lijden veroorzaken in je persoonlijk leven, en als het kan ook in de levens van anderen, maar dat vind ik al moeilijker: ervoor zorgen dat je niemand kwetst of leed aandoet. Want je hebt daar zo weinig controle over. Het meeste leed dat je andere aandoet, doe je onbewust: omdat je te egocentrisch bent of empathie mist. Er is ook geen maatstaf voor andermans lijden; wat voor jou aangenaam is, kan voor een ander de hel zijn. Dus hoe zou je vanuit je eigen beperkte perspectief kunnen snappen dat wat jij doet voor jou leuk is, maar voor de ander bijzonder onaangenaam? Ik zie niet waar je die sprong kan maken. Als maatschappij kunnen we wel afspraken maken die het voor iedereen leefbaar houden – dat je elkaar niet vermoordt en van elkaars spullen afblijft-, maar uiteindelijk is dat maar een afspraak. Je zal er wel de gevolgen van dragen als je iemand ombrengt, en in de gevangenis terechtkomen, maar daarna ga je dood, en ook dat weer uitgewist, dus die straf is altijd beperkt. »

« Hoe ik wil gaan, weet ik niet. Wat Hugo Claus gedaan heeft, vind ik bijzonder bewonderenswaardig. Dat lijkt mij een heel elegante, mooie, warme, zachte dood. Sowieso wil ik er goed over nadenken wanneer wil ik doodgaan, en hoe en met wie – maar ik heb nog niet de leeftijd om te bepalen wie aan mijn sterfbed zou mogen of willen staan. Ik zou het ook alleen kunnen; alleen sterven zou mij geen zorgen baren. Ik zou het wel bewust willen meemaken, echt van seconde tot seconde willen voelen hoe het is om het licht te zien uitgaan; dat lijkt mij de laatste mooie ervaring die je nog hebt in je leven. Misschien is het pijnlijk, maar je weet in elk geval dat het heel binnenkort voorbij zal zijn. Dus nee, het hoeft niet snel te gaan. Niet dat ze mij moeten dood folteren, maar het hoeft ook geen guillotine te zijn. »

« Elke seconde dat je leeft is een verzet tegen de dood. Alleen al elke dag opstaan is een vorm van verzet, omdat het zo nutteloos is. Maar het heeft ook iets heroïsch, dat heeft Camus uitgespit. Als je erin slaagt een klein beetje schoonheid in de wereld te brengen, en als dat voor iemand anders iets kan betekenen, iets wat ik altijd heel twijfelachtig vind, maar soms gebeurt het, denk ik dat je al heel veel gedaan hebt in je leven. Ik zag onlangs op Saint Amour Michel Faber Undying voorlezen; de gedichten zijn opgedragen aan zijn vrouw die gestorven is aan kanker na heel lang stervensproces. Ik ben hem gaan interviewen in zijn huis in Schotland, net na haar overlijden; ik ben daar toen drie dagen geweest en moest als muis door het huis sluipen, want die man was gebroken. Alles lag daar nog precies zoals voorheen: het bed van zijn vrouw, want ze konden niet samen slapen omdat ze zoveel pijn had dat elke aanraking te veel was, was nog onopgemaakt. Het was een soort tombe. Daar heeft hij later die gedichtencyclus Undying over geschreven. Het hele publiek was in tranen, maar toen ik hem vroeg of hij er zelf iets aan gehad had, zei hij: ‘Nee. Ik moest ze schrijven voor mijn vrouw, maar ik heb er weinig balsem uit gehaald.’ Zelf vind ik muziek ook troostender dan literatuur, maar als je een kunstwerk kan maken dat andermans leed enigszins kan verlichten, heb je al heel veel erbarmen getoond voor de rest van de mensheid. Kunst is altijd een verzet tegen sterfelijkheid, een poging om iets te maken dat jezelf overleeft; het kan ook een huis zijn, of iets anders – zolang het maar geen kinderen zijn, is het goed. »

« Er zijn veel mensen die beweren dat literatuur altijd over liefde gaat, maar liefde faalt in het licht van de dood. Michel Faber had een prachtige relatie, maar op het einde overwint de dood, altijd. Ik vind dat de meest wrede trade-off die je kan hebben: als je het al niet zelf verknoeit, zet de dood er wel een punt achter. Tot zover de eeuwige liefde. In tegenstelling tot de kunst, overleeft de liefde jou niet; als jij eerst doodgaat, zal jouw partner binnen afzienbare tijd ook sterven, net als je kinderen en uiteindelijk zal er geen enkele herinnering aan jou overblijven. Niet dat mijn boeken de eeuwigheid hebben natuurlijk, want uiteindelijk zal de zon de aarde opslokken en dan is zelfs Shakespeare en de piramide van Cheops weg. Dan blijft er alleen nog een rondvliegende Voyager over, en een Tesla misschien. Dus ook aan de gedachte van onsterfelijkheid is weinig hoop te beleven. Maar ik vind het een heel rustgevende gedachte dat op een dag alles verdwijnt en plaatsmaakt voor iets anders. »

« De eerste keer dat ik met de dood geconfronteerd werd, was ik acht: de vader van een klasgenootje had zich opgehangen in een bos op de Kemmelberg. Ondanks het feit dat ik dat lijk nooit gezien heb, zag ik wel dat beeld voor mij: de eenzaamheid van zo’n man op een berg die aan een tak hangt, en daar een paar dagen heeft gehangen voor iemand hem vond. Dat deed mij intens verdriet, ik vond dat heel onfair, zowel voor die man als voor dat zoontje. Daarna ben ik daar gestaalder in geworden zoals iedereen: hoe meer doden je meemaakt, hoe meer je het aanvaardt. Onlangs is mijn oma overleden, maar die is 100 geworden en in haar slaap als een zuchtje wind vertrokken. Als je een eeuw mag leven, goed leven, en dan zo sterven, dan heb ik daar veel meer vrede mee dan bijvoorbeeld met de dood van Thomas, die aan het begin van zijn carrière met een vingerknip werd weggewist. Dat vond ik ook bijzonder onrechtvaardig, maar waar is het meldpunt voor klachten in dit universum? »

« Als ik zou weten wanneer ik zou sterven, zou ik wel eerst nog met een aantal mensen willen praten. Mensen die ik heb gekwetst of nooit meer zie. Niet om vergiffenis te vragen, maar om te zeggen dat het wel oké was wat wij toen hadden, ook al is die vriendschap nu misschien verwaterd. Het overkomt me soms nu al dat ik bedenk dat ik mensen waarmee ik jaren een relatie heb gehad al tien jaar niet meer heb gezien, maar toch stuur ik ze geen bericht, omdat ik nog steeds te kwaad ben. Misschien zou ik het dan wel doen, al zie ik me nu ook weer niet als een soort Gandhi op bed liggen, en met hen praten. Misschien zou ik daar zelfs in het uur van mijn dood geen zin in hebben. Maar misschien willen sommige mensen nog iets tegen mij zeggen, dus als je die voorkennis hebt, moet je mensen wellicht die kans geven. Als het maar geen processie wordt. »

« Verder wil ik natuurlijk graag een praalgraf, waar elk jaar een maagd op geslacht wordt. Doe dus maar iets met bloedgeulen, zoals bij de Azteken. Nee, ernstig – ik zou wel willen begraven worden. Dat is waarschijnlijk wat ouderwets en niet zo ecologisch, maar verast worden vind ik wat te klein; dat past niet bij mijn ego. En kerkhoven zijn ook heel rustgevende plekken om naartoe te gaan, al kom ik er zelf zelden. Natuurlijk is het aanmatigend om een hoop stenen op de aarde neer te storten en te zeggen dat die 150 jaar moeten blijven staan, maar ik zou dat wel willen. De vrouw van Peter Verhelst heeft de steen gekapt voor Thomas, en dat is een kunstwerk en een ode aan die man, sober maar gedegen. Daar ga ik wel af en toe heen, hoe absurd en onzinnig dat ook is, want hij is verast en er is niks van hem over, maar het is wel een gedenkplaats. Dus ja, ik zou een graf willen, ook omwille van de traagheid van het ontbindingsproces. Niet dat ik het bewust ga meemaken, maar ik vind het een mooie gedachte dat je helemaal gerecycleerd wordt tot materie. Ook al is het geen aangenaam proces. Ik ben ooit in mijn studententijd met een bevriend student geneeskunde binnengeslopen in een dissectie, en ik kan je verzekeren: mooi is anders.  Er zit geen necrofiel in mij verborgen, daar kwam ik aan die snijtafel snel achter. Een advies: als je mensen die gestorven zijn gaat groeten, doe dat zo snel mogelijk, want het verval treedt heel snel in en maakt mensen meteen onherkenbaar, wat wellicht terecht is, want ze zijn er niet meer. Persoonlijk zou ik het mensen niet aanraden, om dat verval van dichtbij te bekijken; er is weinig esthetisch aan de dood. De esthetiek die mij gered heeft, via kunst en vrouwen en muziek, staat in schril contrast met de vuiligheid van een lijk.  Geef mij maar schoonheid; ik heb de esthetische kant van het leven echt herontdekt dankzij de dood. »

Het stuk zoals het verschenen is, kan je hier nalezen. De XL-versie komt eraan.