Om de wereld te begrijpen, moet je de geschiedenis begrijpen. #BernhardSchlink #DSLetteren

24/10/2014, DSLetteren –

Het succes van De voorlezer maakte van Bernard Schlink een bestsellerauteur. Ook zijn nieuwe boek kwam op één binnen in de lijstjes. De nuchtere jurist haalt zijn schouders op bij al dat succes. “Natuurlijk is dat leuk. Maar ik schrijf gewoon graag. Echt graag.”

Bernhard Schlink (70) is net van het vliegtuig gestapt als hij binnenwandelt bij uitgeverij Cossee in Amsterdam. Voor het interview bekijkt hij snel de promo-affiche voor zijn nieuwe boek De vrouw die de trap afdaalt, waarop ook de nieuwe cover van zijn bestseller De voorlezer te zien is. “Loopt die foto door op de achterkant? Zien we daar haar gezicht?” Een perfectionist verraadt zich.

Vanuit zijn zeteltje zal hij me het hele gesprek aandachtig blijven aankijken. Ook tijdens de stiltes die hij na elke vraag laat vallen, om er vervolgens weloverwogen op te antwoorden. In dat nadenken toont zich de rechter, want naast auteur is Schlink ook hoogleraar staats- en bestuursrecht en rechtsfilosofie. Maar bovenal is hij een rasverteller, die in al zijn verhalen een dosis Duitse geschiedenis meeneemt.

‘Ik ben ervan overtuigd dat je persoonlijke en collectieve geschiedenis niet van elkaar kan loskoppelen; om iets van de wereld te begrijpen, moet je de geschiedenis begrijpen. Ik ben erdoor geboeid geraakt tijdens de wandelingen die ik met mijn grootvader maakte als kind; voor hem was geschiedenis een immense schat aan verhalen. Hij was dol op militaire geschiedenis en tekende met zijn stok hele schema’s van veldslagen op het pad. Bovendien zijn we als Duitser zo beladen met geschiedenis… Wat is er gebeurd, waarom is het gebeurd? Om die vragen kunnen we niet heen.’

Precies die precaire vragen pakte hij aan in De voorlezer; de verfilming (met Kate Winslet & Ralph Fiennes) maakte van Bernhard Schlink in één klap een bestsellerauteur. De roman schetst een romance tussen een schooljongen en een oudere vrouw; als hij haar jaren later terugziet, blijkt ze een nazi-verleden te hebben. Schlink had zijn thema te pakken: schuld smet. Hoe leeft de Nachkriegsgeneration met het besef dat diegenen van wie ze hielden nazi’s waren? Ook in zijn nieuwe boek is die geschiedenis binnengeslopen.

De studentenopstanden van de jaren 60 zijn een keerpunt in het leven van alle hoofdpersonages. Hoe belangrijk was die periode voor u?

‘Het was een cruciale tijd. Ik ken niemand van mijn generatie die er niet op een of andere manier bij betrokken was. We realiseerden ons allemaal dat iemand van wie we hielden, iemand die we bewonderden, een vader, een oom, een leraar, betrokken was geweest bij het Derde Rijk. Daarmee in het reine komen was een deel van die ervaring. Tegelijkertijd was het een poging om de wereld beter te maken, om te breken met het verleden en uit de schaduw van dat verleden te treden.’

‘Hoewel we in zekere zin gefaald hebben en sommigen het heel foute pad van het terrorisme opgingen, denk ik toch dat Duitsland als een gevolg van die tijd verbeterd is. De maatschappij is opener, de politiek transparanter. Waar mijn generatie gefaald heeft, is in het feit dat we vaak te hard geoordeeld hebben; we hadden het gevoel dat we het morele gelijk aan onze kant hadden, ook als dat niet zo was. Veel fouten die na de hereniging van Duitsland gemaakt werden, hebben daarmee te maken. We dachten: nu gaan we de fouten van onze ouders rechtzetten. Zij braken niet met het naziverleden, maar wij gaan de Stasi’s aanpakken. In het gemak waarmee we het Oosten veroordeelden, waren we mis.’

Het collectieve, historische verleden van de personages speelt slechts een zijdelingse rol; hun persoonlijke verleden staat centraal. Daarin draait alles om een schilderij: een zakenman geeft een schilder de opdracht zijn vrouw te portretteren die naakt de trap afdaalt. Als zij voor hem haar man verlaat, wordt de discussie over het eigendomsrecht van het schilderij een metafoor voor hun gevecht om de vrouw. Ook de advocaat die moet bemiddelen wordt hopeloos verliefd op haar, en slaagt er de rest van zijn leven niet meer in haar te vergeten.

Al op de eerste bladzijde herkende ik het schilderij Ema van Gerhard Richter.

‘Ik heb die Richter in de vroege jaren 90 in Keulen gezien en er een kaartje van gekocht, omdat ik het zo mooi vond. Dat staat op mijn bureau en maakt al lang deel uit van mijn dagelijkse leven als schrijver. Dus zodra ik begon te schrijven over ‘een schilderij’, werd het vanzelf dat schilderij.’

‘De manier waarop die vrouw de trap afloopt heeft iets heel mysterieus, ze zweeft bijna van die trappen en straalt tegelijk iets sensueels uit; die combinatie van lichtheid en kracht is de charme van het beeld. Gewoon door ernaar te kijken, komen er vanzelf allerlei verhalen in je op: wat gaat ze doen eenmaal ze beneden is, loopt ze naar een man toe, loopt ze naar mij toe…’

Veertig jaar later duikt het schilderij op in Australië, en brengt de drie mannen en de vrouw opnieuw bij elkaar. De confrontatie dwingt hen terug te blikken op hun leven, een balans op te maken. Wat hebben ze met hun leven gedaan?

Als de personages elkaar opnieuw ontmoeten, zijn het zestigers. Is dit een boek over ouder worden, en hoe dat onze manier om naar het leven te kijken verandert?

‘Absoluut. Ik word ouder, ik ben oud. (lacht) Dus op dit moment in mijn leven kijk ik met veel interesse naar hoe ik zelf verander. Waarvan word ik mij bewust waar ik me eerder niet bewust van was, wat valt nu buiten mijn aandacht dat vroeger belangrijk was. Het is een interessante tijd, ouder worden. Ik geloof ook echt dat mensen op elk moment in hun leven nog fundamenteel kunnen veranderen, dus daar wilde ik over schrijven.’

Hoe heeft ouder worden u veranderd?

‘Ik denk dat ik meer begrijp. Ik heb ingezien dat mensen totaal anders kunnen zijn dan ik, en het dus geen zin heeft om hen te beoordelen binnen mijn eigen morele denkkader. Ik raak ook minder betrokken, mentaal en emotioneel; ik zie gewoon dingen gebeuren. En ik besef beter waar ik gefaald heb in mijn leven, waar ik anderen tekort heb gedaan.’

Ook je hoofdpersonage moet de confrontatie aangaan met hoe hij zijn leven heeft geleefd.

‘Bij hem wordt dat proces echt getriggerd door zijn ontmoeting met Irene, de vrouw die veertig jaar eerder zijn leven overhoop haalde. Hij is er nooit overheen geraakt hoe ze hem gebruikt en verlaten heeft; eigenlijk is hij al die tijd met haar blijven ruziën in zijn hoofd. Pas nu, nu hij haar terugziet, kunnen ze eindelijk praten.’

Zij geeft hem de kans om zijn leven te veranderen. Samen creëren ze een utopisch verleden, een gisteren dat nooit gebeurd is, maar had kunnen zijn.

‘Het was vanaf het begin duidelijk voor mij dat een happy end er niet in zat; ze zouden niet samen gelukkig oud worden. Nochtans had dat gekund, want hij is weduwnaar en zij is vrij, maar ergens voelde ik dat ze weinig tijd zouden hebben samen. In die korte tijd willen ze samen zoveel mogelijk creëren. Daarom vraagt zij hem haar dat verhaal te vertellen, over hoe het had kunnen zijn, en maken ze dat samen af.’

Dat idee van dingen die anders hadden kunnen lopen is ook sterk aanwezig in uw kortverhalen. Waarom fascineert u dat zo?

‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht. Sorry. Ik ben niet zo’n bewust auteur, denk ik.’ (In de loop van het interview zal hij zich nog een paar keer excuseren voor vragen waarop hij geen exact antwoord heeft. Om er nadien accuraat op te antwoorden.)

‘Als jurist was ik altijd erg gefascineerd door de theorie van de kennis, en een van de typische problemen is daar: “Als Caesar kieuwen had gehad, was hij dan een vis of betekent dat dat er mensen met kieuwen zijn?” Dat zijn twee volstrekt andere antwoorden. Als je één stukje uit de wereld trekt, en dat verandert, wordt alles mogelijk. Dat is toch fascinerend?’

‘Maar misschien is het simpele antwoord: is dat niet de reden dat we lezen? En schrijven? Omdat we meer dan één leven willen? Liefst één dat niet te ver van ons eigen leven afstaat, zodat we onszelf er nog in kunnen voorstellen, maar tegelijk toch anders en uitdagend?’

Is dat verlangen naar alternatieve werkelijkheden wat u tot schrijven bewoog?

‘Waarschijnlijk. Maar zelfs dat deed ik niet bewust. Ik heb gewoon altijd geschreven.’

U schreef uw eerste toneelstuk na een ruzie met uw broer toen u acht was. Andere kinderen zouden mokken.

‘Ik ben al heel jong beginnen te lezen, dus het was een logische manier om me uit te drukken. Daarna ben ik blijven schrijven, vooral verhalen en slechte gedichten. Toen ik als jurist begon te publiceren, dacht ik dat dat mijn drang om te schrijven wel zou bevredigen, maar ik voelde al snel dat ik iets miste.’

Nu bent u bestsellerauteur. Hoe heeft het succes van De voorlezer uw leven veranderd?

‘Voor een keer heb ik meteen een antwoord op je vraag. Niet zo erg, eigenlijk. Als dat me op mijn twintigste was overkomen, had het heel mijn leven ondersteboven kunnen draaien, maar ik had al een leven, als hoogleraar en als rechter, dus het was gewoon een heerlijke extra.’

De fotograaf vraagt of hij naar buiten komt voor de foto’s? Schlink fronst. ‘Kunnen we niet gewoon snel hier een foto maken?’ Met frisse tegenzin staat hij op.

Eén vraagje nog: de verteller in het boek kiest zijn hele leven voor de veilige weg. Irene zegt hem dat ze op zoek was naar een man die alles wilde riskeren. Waar zit u op die schaal?’

Meteen is zijn vrolijkheid terug. En, één seconde later, zijn bedachtzaamheid. ‘Ik denk dat ik zeker niet mijn verteller ben, maar ik heb ook nooit de verleiding gevoeld om militant of terrorist te worden. Wat ik wel heb, is een absoluut basisvertrouwen in de wereld waarin we leven en in de mens. Dus ja, alleen al daardoor denk ik dat ik wel risico’s neem.’

Minirecensie

Dat Schlink een meesterlijk verteller is, bewees hij al eerder. Niet alleen in De voorlezer, maar zeker ook in zijn sublieme kortverhalen, zoals Zomerleugens. Als geen ander beheerst hij de kunst van het halfopen einde: heel even toont de afloop zich, een vis onder het wateroppervlak, die net voor je er echt bij kan komen weer wegduikt in het donker.  Ook al is er op dat moment maar één mogelijke uitkomst meer, de aarzelende vluchtigheid van het einde vervult de lezer met verlangen het laatste stuk zelf in te vullen.

Precies die timing maakt van zijn verhalen kleine klankkasten waarin onze eigen gevoelens resoneren. Meegezogen door het verhaal, merkt de lezer te laat dat hij in zijn poging een glimp van de catharsis op te vangen verder voorover leunde dan gedacht en dus tuimelt hij kopvoor de modderige vijver van zijn eigen halve waarheden en vergeten herinneringen in. Zo brengt Schlink zijn lezers dichter bij zichzelf dan met welk slot ook.

Ook in De vrouw die de trap afdaalt houdt hij zijn lezer die spiegel voor, en dwingt hij hen het bilan van hun leven op te maken. Wat is wezenlijk belangrijk, en wat hebben we met ons leven gedaan? Toch pakt het verhaal nooit echt helemaal; daarvoor is alles net iets te helder. Gelukkig blijft Schlink wel een schitterend verteller. Dat maakt van zijn nieuwe boek uitstekend voer voor escapisten: ideaal voor wie zich voor een paar uur wil laten ontvoeren naar de Australische kust. Maar wie mysterie zoekt, wendt zich beter tot het originele schilderij.