Ruth Joos over de ‘Nagelaten Gedichten’ van Hugues C. Pernath

DSL – 09/09/2011 – Het Laatste Oordeel

‘Mijn liefde voor Pernath is begonnen op mijn zeventiende. Zoals elke radiomaker-in-spe volgde ik dictie; ik kreeg les van de geweldige vrouw met de geweldige naam Anita Daldini. Voor veel mensen was muziek alles op die leeftijd, maar voor mij telde wat zij mij aanreikte: poëzie. Dat gaf vorm in mijn hoofd aan waar ik naartoe wilde. Zij heeft mij haar exemplaar van zijn Nagelaten Gedichten gegeven, en gezegd: ik denk dat je er klaar voor bent. Heel officieel. Intussen leef ik al langer na dat moment dan ervoor, maar Pernath blijft mijn handleiding voor de moeilijke dingen in het leven.’

‘Veel dingen van hem heb ik in veelvoud, maar ik ben geen freaky verzamelaar;  ik kom hem liefst per toeval tegen in een verlaten boekenwinkel, waar ze niet weten wat hij waard is.  Dan koop ik hem. Altijd.’

TOTALITAIR

‘Wat mij toen aantrok was het absolute in zijn taal, iets waar je later vooral veel vraagtekens bij plaatst. Hij gebruikt zulke totalitaire woorden – dat heeft Stefan Hertmans ooit gezegd  – woorden die je als beginnende dichter zou moeten afleren: waarheid,  leugen, liefde, eer, … dat kan je echt niet maken. Maar bij Pernath is dat echt, dat is geen bombast. Die dunne grens is het niet alleen het moeilijkste wat er is, maar ook het mooiste. Dat gevecht in taal voel je alleen bij de hele grote.’

‘Wacht, zullen we? Normaal moet ik hier dronken voor zijn, dan durf ik wel eens rechtstaan en Pernath pakken… Aan mijn vrienden, die ik niet wil vernoemen / Omdat het vernoemen de vriendschap vernedert / En de vernedering de vriendschap verbreekt / Die tussen jullie en mij, tussen mij en jullie / De jagende jaren draaglijk zal maken. Qua alliteraties is dat er over, hé, en toch is het er niet over. Die ‘tussen jullie en mij’ – wat is vriendschap anders? – de jagende jaren draaglijk maakt… fantastisch, toch?’

‘Lichtheid moet je bij Pernath niet zoeken, maar hij is daarom niet negatief. Dit is een ode aan de vriendschap, maar niet van joepie, alles is fijn. Dat herken ik, die zwaarte. Pas op, ik doe dat graag hier, dat leven, maar ik vind het niet allemaal zo vrolijk. En ik vind het raar als het voor zwaarte wordt aanzien dat je doorhebt dat de menselijke natuur niet altijd uit is op het beste. Misschien wel meer niet dan wel, zelfs. Ik kan het nieuws van twee uur eens opnieuw voorlezen; we gaan daar niet vrolijk van worden. En in persoonlijke relaties is dat niet anders: we proberen iets schoons te doen maar we kwetsen elkaar aan de lopende band.’  

STILTE

‘Soms geeft iemand mij in een gesprek een antwoord en dan ben ik even stil; dat gebeurt, als je echt luistert. En dan zie je die geïnterviewde meteen ongerust naar je kijken.  Terwijl ik dat niet erg vind; stilte is voor mij ook een vorm van spreken. Misschien hou ik daarom wel zoveel van poëzie.’

‘Bij Pernath is dat extreem, daar zit stilte achter, onder en tussen. Dat zit vol elliptische zinnen en verbindingen en kruisverbanden, daar is heel veel weggelaten … maar al die verzwegen woorden dansen mee als je het leest.  Hij was ook bijna doof; daarom noemde Claus hem dom-oor. Die stilte dreunt in zijn hoofd, hij is een man van taal in puur isolement.’

MOEILIJKDOENERIJ

‘Pernath wordt heel dikwijls gezien als een moeilijke dichter met een weerbarstig oeuvre. Hermetische poezie. Dan denk ik: fuck you, ik was 17 en ik had het gevoel dat ik het helemaal snapte. Het vraagt gewoon een andere manier van lezen, en vooral de tijd en openheid om dat te willen doen. Pernath zelf vond klaarte trouwens bedrog.’

‘Oké, er staat niet wat er staat. Er staat niet: Ga nu maar liggen in het gras, liefste. Ik heb altijd gewild dat ik dat was, een lege plek voor iemand, om te blijven. Rutger Kopland. Dat is een goed gedicht hé, maar niet mijn gedicht. Omdat er staat wat er staat. Dat staat op hoofdkussens en zo. Pernath ga je nooit op hoofdkussens vinden.’

‘Maar het is geen moeilijkdoenerij, hé, wat hij doet. Het is zijn manier om de dingen uit te spreken die hem bezighouden. Dat is misschien nog het ergste, dat het gezien wordt als een vorm van aanstellerij.’

EERSTE LIEF

‘De romans waar ik zot van was toen ik twintig was, zijn niet meer dezelfde als nu, maar de dichters blijven overeind. Misschien omdat die hun hele leven aan het zelfde thema morrelen.’

‘Poëzie wordt niet meer gekocht, gelezen, gerecenseerd. Het is niet meer van deze tijd, het past niet in 140 tekens, het verdwijnt. Terwijl het zo’n mooie kunstvorm is. Alleen al daarom wou ik een dichtbundel meebrengen. Ik heb even getwijfeld, maar ik dacht: pak toch gewoon uw eerste lief – daar moet je trouw aan blijven.’

‘Het allereerste wat ik van hem las was De Onkuisheid. Geloof in mij want ik geloof in jou / Weigerend wat was en wetend wat ons weerhield… Dat is een van de schoonste liefdesgedichten die ooit geschreven zijn. En dat begrijpt toch iedereen! Ik kon daar helemaal in verdwijnen, dat was anders dan al wat ik al gelezen had, dat was meer, een totale inzet, alles of niets. Iets wat je als puber moet hebben en wat ik hopelijk nog altijd een beetje heb.’

DE AUTEUR:
had eigenlijk Napoleon moeten heten, maar daartegen bestond ambtelijk bezwaar. Werd beroepsmilitair om aan zijn scheidende ouders te ontsnappen en schreef soldatenbrieven aan Paul Snoek. Was als bon-vivant een enthousiast lid van het eigenzinnige gezelschap Pink Poets.

HET BOEK:
leverde Pernath postuum de driejaarlijkse staatsprijs voor poëzie op; het verscheen een jaar na zijn dood op 1000 genummerde exemplaren en 51 luxe-exemplaren

VERSCHENEN IN:
1976
HUGUES C. PERNATH, Nagelaten Gedichten. De Arbeiderspers,  91 blz.,  enkel tweedehands

Thomas Mann, James Joyce en Marcel Proust hebben hun plaats in de literaire hemel al veroverd. Elke week vraagt DSL aan een overtuigde lezer wie een plek naast hen verdient. Radiomaker Ruth Joos bezong haar liefde voor Pernath al eerder in haar thesis en in het boekje Drempeltaal – een mompelend branden; op Radio 1 luistert ze elke weekdag naar de culturele hartslag van de wereld.