Terug naar Iran #Motorrijder

Journaliste en schrijfster Gaea Schoeters reisde samen met grafisch vormgeefster en fotografe Trui Hanoulle (aka #de-ex) in zeven maanden tijd door vijftien (moslim)landen en rijdt nu samen met #hetlief on & off-road door andere stukjes van de wereld. Vorige maand ging ze samen met Trui terug naar haar grote liefde: Iran.

Jeugdvriendin
Zeven jaar was het geleden. Bijna acht. Het voelde een beetje als een ontmoeting met een jeugdvriendin, die je lang niet meer hebt gezien, en waarvan je verbaasd vaststelt dat ze veranderd is, maar eigenlijk ook nog steeds dezelfde. En vooral: dat je er nog steeds even goed mee opschiet. Vanzelf. Alsof je elkaar nooit uit het oog verloren bent.

Zo voelde ik me toen ik in Teheran stond aan te schuiven aan de rij voor de douane. Mijn paspoort was nog niet eens afgestempeld, ik had technisch gezien nog geen voet op Iraans grondgebied gezet, en ik was alweer dolverliefd op het land. En vooral: op de mensen.

De daarop volgende dagen werd het al snel duidelijk dat Iran wel degelijk veranderd is. Toen Trui en ik er in 2007 zes weken lang met de motor doorheen reisden, hoorden we nergens muziek. Nu is het nergens meer stil; in elk café spelen (meestal Amerikaanse) liedjes, uit de open raampjes van elke langsrijdende auto stromen beats naar buiten. Ook de mode is korter geworden, nog korter; zelfs buiten de grote steden hebben de donkere chadors plaatsgemaakt voor lange hemden en gecentreerde kleedjes. Nu Ruhani Ahmedinajad vervangen heeft als president, ademt het land wat vrijer. Je merkt het aan kleine dingen: waar roken in publieke ruimtes vroeger absoluut taboe was voor vrouwen, zie je meisjes nu wel een sigaret opsteken op café. Of hand in hand lopen met hun vriendje in het park. En voor wat echt niet mag, zijn er creatieve oplossingen, want Iraniërs zijn meesterlijke foefelaars. Een voorbeeld.

Motorchick
Natuurlijk misten we onze motoren; het was wel fijn om met wapperende hoofddoeken en grote zonnebrillen in onze huurauto door de woestijn te sjeezen, maar een motard die zandduinen ziet, vindt vier wielen toch vooral twee teveel. Dus toen ik ergens een foldertje vond met ‘motorbikes for rent’ aarzelden we geen seconde. Al was het maar een halve dag, zandhappen zouden we.

Buiten Europa motoren huren is altijd een avontuur, dat zouden we intussen moeten weten. En toch denk je altijd weer dat het wel mee zal vallen. Dat een offroad-motor een offroad-motor is. Overal. (In onze naïviteit hadden we zelfs naar handschoenen gevraagd. As if.) Zodra de motoren de hoek om kwamen, schoten we in de lach: de ene was een weliswaar een endurootje, maar de banden waren bijna slicks. De andere stond wel op noppen, maar was een vreemde zelfbouwkruising tussen een Honda en een Suzuki, met grote, gebreide zadeltassen. En de helmpjes… sja, die leken nog het meest op baseballhelmen. Het enige waarvan die ons zouden beschutten, was een zonneslag. Tenminste, als we ze stevig met één hand vasthielden, want anders waaiden ze af.

Een gegeven paard…

Omdat we de mannen niet zomaar wilden afwimpelen, besloten we de motoren toch te testen. En dus rolde ik mijn chador-kleedje op, stopte de slip in mijn broekriem, knoopte mijn hoofddoek om het helmpje en vertrok. Sja. Remmen was niet echt een optie, tenzij je uitbollen remmen noemt, en ook de koppeling was eerder decoratief; schakelen lukte nog het best op tussengas. Trui kwam tot dezelfde conclusie: het was niet verantwoord om met die dingen de woestijn in te rijden. Maar wel erg verleidelijk. In de verte lonkten de duinen. En oké, we moesten minstens vijf keer kicken om de motootjes aan de praat te krijgen, maar als we niet stilvielen, was dat toch geen probleem?

Terwijl wij twijfelend om de brommers heendraaiden, keken hun eigenaars even aarzelend naar ons. Gingen wij met hun motoren rijden? Wij? Twee vrouwen? Trui stelde hen gerust: ‘We rijden thuis met veel grotere bakken, en we hebben al eerder in Iran gereden.’ De mannen schudden hun hoofd. ‘Onmogelijk. Vrouwen mogen in Iran niet met de motor rijden.’ Nu was het aan ons om verbaasd te kijken. Hoezo, vrouwen mogen hier niet met de motor rijden?! Dat had niemand ons in 2007 verteld, terwijl we regelmatig door (vooral nieuwsgierige) politieagenten staande gehouden waren. Een van de omstaanders mengde zich in het gesprek: ‘Vrouwen mogen hier wel motorrijden, maar ze kunnen geen rijbewijs halen. Het is dus praktisch onmogelijk. Daarom is het voor buitenlanders geen probleem: jullie hebben een rijbewijs.’

Sluipweg
Natuurlijk. Plots herinnerde ik me het verhaal van Nora Naraghi, een jonge Iraanse uit een familie van motocrossfreaks. Haar vader had haar als kleuter al leren rijden, en omdat ze niet op de weg mocht rijden, specialiseerde ze zich in motorcross, waar ze nu kampioen in is. Een typisch Iraanse oplossing: foefelen in de marge. Ze is trouwens niet de enige: alle meisjes die willen rijden, doen dat in de woestijn, en niet op de openbare weg, zodat ze geen rijbewijs nodig hebben.

‘We nemen ze,’ zei ik tegen de mannen. Onverantwoord of niet, ons ritje zou een statement worden, een hart-onder-de-riem voor alle vrouwen in het land die wilden rijden. Onze bescheiden bijdrage aan de emancipatie. Een motorritje is maar een motorritje, maar soms maakt het toch een verschil. (Dat gevoel hadden we ook in 2007: dat onze passage een paar mensen deed nadenken over hoe het anders kon. Mannen én vrouwen.) Dus knetterden we weg, richting woestijn. De school was net uit, en tientallen schoolmeisjes staarden ons aan terwijl we voorbij sjeesden, met opgeschorte rokken en een hand op onze helmen, vrolijk wuivend. Straks is het aan jullie, dacht ik. Die dag komt nog wel. Beloofd!

 Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.