Trekking op Tenerife #DSReizen

DSReizen, 18/2/2017 –

Wie bij de Canarische eilanden enkel aan dikke Duitsers, beschonken Britten, beachresorts en bejaarden denkt, vergist zich schromelijk. De 7 eilanden vormen een waar wandelparadijs. Georganiseerd of DIY, op ’t gemakje of behoorlijk pittig, het kan allemaal. Wij testten La Gomera en Tenerife, en keerden meer dan tevreden terug.

Mijn lief vraagt niet veel. Een wandelvakantie volstaat. Wel graag door afwisselende landschappen, bij lekker warm weer en niet te ver vliegen. En als het even kan enigszins betaalbaar, maar wel uitdagend, dus bergachtig. O, en dat midden in de winter. Het moet een beetje spannend blijven. Godzijdank vormde het magma dat opgestuwd werd tijdens de continentdrift een rist grillige eilanden voor de Afrikaanse kunst, waar het het hele jaar door twintig graden is. Op naar de Canarische Eilanden!

Kiezen was misschien nog het moeilijkste, want de eilanden zijn bijzonder verscheiden. El Hierro en Lanzarote zijn erg vulkaanachtig, met donkere lavavelden en zwarte stranden, maar ‘een beetje kaal’, Fuerteventura is zanderig en woestijnachtig, ‘maar nogal vlak’, Gran Canaria is gevarieerd ‘maar wel toeristisch’, La Palma is het groenste… Gelukkig kan je op Google Earth gewoon een verkenningsritje over elk eiland maken voor je beslist. Het wordt een combi: La Gomera en Tenerife. Een klein eiland en een groot, een relatief rustig en een drukbezocht. Om de vergelijkende test compleet te maken, boeken we op het ene een georganiseerde wandelvakantie met bagagevervoer, zodat we een doorgaande trekking over het eiland kunnen maken zonder een zware rugzak mee te zeulen en besluiten het andere aan te pakken met een wandelkaart en een huurauto, en dagtochten te maken vanuit vier hotelletjes.

Regendouche

Vanuit de lucht ziet Tenerife er behoorlijk ongerept uit, op de volgebouwde kustlijn na. Dat belooft, voor volgende week. Maar eerst nemen we vanuit Los Cristianos de ferry naar San Sebastian de la Gomera, waar we een kleine 100 kilometer te wandelen hebben. De avond is zacht, en we eten heerlijk gegrilde vis op een terrasje. Het voelt helemaal zoals gepland: zomervakantie in februari.

Tot de volgende ochtend. De chauffeur die ons oppikt om ons naar El Cedro te brengen, waar de wandeling door het nevelbos begint, vloekt behoorlijk; het is dan ook echt rotweer. De bergbaantjes liggen vol afgebroken rotsblokken, en dieper in de vallei krijgt hij een paar stevige stenen op zijn dak. Wat gingen wij ook weer doen? Wandelen? Ha. Het woord regendouche krijgt hier een compleet nieuwe inhoud: op 30 seconden zijn we doorweekt. Toch nog maar een koffie in de berghut; een Franse gidse, die ons ziet twijfelen, werpt een blik op onze kaart. ‘Dat gaan jullie toch niet lopen vandaag? Op die kam heb je totaal geen beschutting, als je er al niet gewoon vanaf waait. En dit houdt vandaag niet op, geloof me.’ Terug de taxi in dan maar, naar Chipude. Als we ’s avonds in de bar van hotel Sonia naar het nieuws kijken, samen met alle andere gestrande wandelaars, blijkt er vandaag 40 liter regen gevallen te zijn. Op Tenerife heeft het gesneeuwd, iets wat al meer dan 15 jaar niet meer gebeurd is. Uitzonderlijk noodweer, dat nog even zal aanhouden. Wat was het plan ook weer? Zomervakantie in het land van de eeuwige lente?

Mee met de bagagetaxi dan maar; van achter het aangedampte autoruitje zien we prachtige barrancos, diepe canyons waarlangs de lava naar zee stroomde. Villahermoso is bij zon vast een lieflijk stadje, omzoomd met bananenplantages, papaya’s en dadelpalmen. En de kok van La Carraca maakt alles goed: we eten heerlijke setas (oesterzwammen), sardientjes en chocos (inktvis), allemaal recht van de grill. Met alle look die daarin zit, maken die regenwolken zich morgen gegarandeerd uit de voeten. Helaas blijkt het stadje die nacht carnaval te vieren, en een live bandje in een komvormig dal geeft, u raadt het al, echo’s. De agogo-speler lijkt wel naast ons bed te staan. Het lief dreigt al met moord en doodslag, als om vijf uur ’s ochtends, eindelijk, de stilte weerkeert.

Maar kijk: de herrie heeft de regen verjaagd. En gelukkig hadden we hier twee extra rustdagen voorzien, waardoor we een stevige rondwandeling kunnen maken op de bergkammen rond het stadje. Het blijkt een heftig inlopertje, dat ons met flinke spierpijn doet ontwaken. Zoals altijd op de eerste wandeldag, vraag ik het me toch weer af: wat was er ook weer leuk aan wandelen? De blaren? De ademnood? We besluiten vooralsnog onze gemiste afdaling vanuit El Cercado in te halen. Na een koffietje in Cafe Montaña, waar een verbleekt krantenstuk uit ’98 het eiland nog een ‘onontdekte parel’ noemt, beginnen we aan de afdaling van 1000 meter. Uitdagend moest het zijn? Stevig is wat we krijgen. De GR131 slingert dwars door het natuurpark Garajonay de vallei in, door een nevelbos met bemoste bomen naar een lager gelegen laurierbos, waar alles gifgroen opschiet van de verse regen, over een smalle bergkam waar we voor het eerst in de verte de Teide ontwaren. Lager wordt het landschap tropischer: cactussen, bloeiende bougainville, palmbomen. En het blijft dalen; de wandelstokken die op de laatste knip toch inpakte, blijken geen overbodige luxe. Onderschat die Canarische eilanden maar niet; de canes waarnaar ze genoemd zijn waren ongetwijfeld stevige kuitenbijters. Of knieënknappers, want het is daar dat de hoogteverschillen zich laten voelen.

Fawlty Towers

De daarop volgende dagen zetten we onze wandeling over het eiland voort. Vanuit Villahermoso gaat het richting Hermigua. En kijk, onze conditie heeft zich op wonderlijke wijze aangepast: het gaat plots een stuk vlotter. De wandeling voert ons langs de klifkust, de routebeschrijving is uitstekend en de wandeltijd klopt ongeveer met ons tempo, wat altijd prettig is; dan voel je je tenminste niet helemaal een amateur. Al hadden we, ondanks de frisse zeebries, wel aan zonnecrème moeten denken; dat wordt piepen vannacht. Ook de Villa de Hermigua blijkt een prima plek, met een groot gemeenschappelijk terras; ook het restaurant is een aanrader, al is de ober recht uit Fawlty Towers gevallen. Hij beperkt zich tot Spaans en mime, en doet niet echt zijn best de toeristen te helpen met bestellen; integendeel, hij lijkt te genieten van hun geworstel met de kaart. Wie hier alleen wil reizen, spreekt trouwens best een mondje Spaans; veel andere talen zijn er niet voorhanden. En nog een waarschuwing: pasta a la Gomera betekent met bananensaus. Best lekker, maar fijner als je dat op voorhand weet.

Ook hier hebben we twee extra dagen ingepland om de vallei uitgebreid te verkennen. Rondwandelingen benadrukken het zenprincipe van wandelen nog extra: het leidt werkelijk nergens toe. En alle winst van het klimmen geef je bij het dalen weer op. Volstrekt vrijwillig. Wandelen is een maat voor niets. Met als enige doel de schoonheid onderweg. En dat is er nogal wat. De eindeloze schakeringen groen van de palmen en de flanken vol drakenboompjes, de ruwe, smalle kammetjes en de meer-dan-36 zichten op de besneeuwde Teide, die er alles aan doet om op Mount Fuji te lijken; wonderbaarlijk hoeveel kracht en schoonheid er toch altijd van zo’n solitaire top uitgaat. Roofvogels cirkelen boven de dalen, en tijdens het picknicken komen vinken en kanaries kruimels pikken. Heerlijk. Mallory zei het al, als mensen hem vroegen welk nut het had de Everest te beklimmen: ‘Het heeft geen nut. Er valt niets mee te winnen. Dit avontuur schenkt mij alleen vreugde. En dat is tenslotte het doel van het leven: geluk.’ Vroeger, schrijft Alessandro Barrico ergens, hadden alleen de dalen en de passen een naam, omdat dat nuttig was om de weg aan te duiden. De toppen kregen pas een naam toen mensen de tijd hadden ze voor hun plezier te beklimmen.

Maar wandelen is voor mij ook altijd een confrontatie met mezelf. Grenzen verleggen. Angst overwinnen. Een uitdaging die zich, gezien mijn hoogtevrees, in elk berglandschap vanzelf aanbiedt. En ja hoor, op de laatste dag is het bingo. Tijdens de afdaling van de Mirador de la Degollada de Peraza naar San Sebastian buigt, kort na het verlaten dorp Seima, een klein pad af van de GR. In scherpe haarspelden loopt het langs de flank van de barranco naar beneden en vormt zo een shortcut naar het gehucht El Cabrito. De routebeschrijving noemt de passage enigszins luchtig. Ik plak na vijf meter in paniek tegen de rotswand. Want het waait hard, de wand is kaal en het pad smal. Mijn hartslag schiet de hoogte in, ik hap naar adem en mijn benen voelen als gummi. Het lief, zich van geen kwaad bewust, huppelt vrolijk de hoek om. ‘Waar blijf je? Oei…’ Oei. Inderdaad. Wat volgt is eerste klas peptalk. Een aangeboden hand. Een voorverkenning. Hoofdschudden. Blokkeren. Als een ezel op een brug. Maar drie pogingen later, met een hand als een oogklep tussen mij en de vallei, lukt het toch. De afdaling wordt een cardiotraining van jewelste, maar met knikkende knieën kom ik beneden. Of bijna, want halverwege geeft mijn goede knie het op. Teveel gecompenseerd voor de andere en nu overbelast. Dat wordt hinken, nog een kilometer of tien. Ach, wandelen. De vreugd van de volharding. Masochisme voor natuurliefhebbers. Heerlijk toch. En dan komt de genadeslag: heb je dat alles overleefd en zet je trots en blij de laatste afdaling in, word je gekruist door berglopers, die aan spurttempo dat pad omhoog rennen. Hoe zei Gargamel dat ook weer? ‘Ik haat ze! Allemaal!’

Wolkenatlas

Naast de boot die ons terugbrengt naar Tenerife springt een school tuimelaars mee; dat moet wel een goed voorteken zijn. Ook al lijkt de kust angstwekkend volgebouwd, het binnenland zag er uit de lucht nog ongerept uit en de wandelgids van Klaus en Annette Wolfsberger belooft ons prachtige wandelingen. Helaas voor mijn knieën allemaal met behoorlijke hoogteverschillen; dit is geen eiland van vlakke paden. Of vlakke straten. Dat merken we meteen als we met onze gehuurde Fiat Panda Icod de los Viños inrijden. Wie net zijn rijbewijs heeft, neemt hier beter de bus; de straten zijn even smal als steil. Hotel Eblematico San Augustin blijkt wel een prima keuze: het oude huis uit 1736 is zorgvuldig gerestaureerd, en de houten balkons kijken uit over een heerlijke patio waar je perfect zou kunnen ontbijten. Zou kunnen, want de regen is weer terug; nu drinken we bibberend koffie met onze donsjassen aan. Meteen ontdekken we het voordeel van reizen met een huurauto: een blik op de buienradar leidt ons naar de droogste zone van het eiland. Wie geen plan heeft, kan het zo veranderen: vandaag wandelen we in de Montaña Negra. De Chinyero-rondweg leidt ons dwars door een zwart asveld met felgroene boompjes; de contrasten zijn schitterend. De sfumato die alles in nevel hult, maakt het af – tenminste, tot die plots omslaat in dichte mist. Klaus en Anette blijken ook sneller te stappen dan wij; de tijdsaanduidingen voor splitsingen kloppen voor geen meter. Of kilometer. Binnen de kortste keren zijn we elk spoor bijster. Om uiteindelijk weer terecht te komen op het pad dat zich dwars door de grillige lavavelden om de Garachico-vulkaan heen slingert. En dan scheurt de mist open, even maar, en toont ons de Teide, die felwit afsteekt tegen de zwarte lavavelden.

Luctor et emergo. Worstel en kom boven. Wie de strijd tegen het water wil winnen, zoekt het beter hogerop. Als we de volgende dag bij druilerig regenweer de Teide oprijden, klaart het boven de 1400 meter plots op. We zijn gewoon door de laaghangende wolken heengereden; daarboven schijnt de zon. Helaas zijn we niet de enigen die dat doorhebben: overal langs de kant van de weg staan geparkeerde wagens van lokale inwoners, die een zondags uitje in de zeldzame sneeuw wel zien zitten. De politie probeert één en ander in goede banen te leiden, maar het is hopeloos: sleetjes, kinderen en camera’s versperren alles en iedereen de doorgang. En omwille van de drukte is de toegang tot het natuurgebied is gewoon afgesloten. Dat blijkt ons grote geluk, want wij hebben een reservatie voor de Parador die er middenin ligt, en mogen dus door. En nu de weg versperd is, is het er heerlijk rustig: op de prachtige wandeling tussen de Roques de Garcia komen we niemand tegen. Het eenzame, stille landschap van de Ucanca-vlakte lijkt wel hooggebergtewoestijn, omsloten door hoge bergketens. En ’s nachts licht hier een prachtige sterrenhemel op, compleet met melkweg, ver weg van alle stoorlicht…

Pijne knieën of niet, de dag nadien wil ik de Guajara op. Zodra ik de berg zag, was de drang er. Daarboven te staan. Gewoon omdat het kan. Dat schijnt zo te zijn, met mensen en bergen. Dat er topdrang ontstaat. Nog een keer Mallory, op de vraag waarom hij de Everest wilde beklimmen: “Omdat hij bestaat.” Ondanks de sneeuw besluiten we het toch te proberen; als we nergens opklimmen waar we nadien niet meer af durven, lopen we weinig risico. Alleen de weg vinden blijkt moeilijker dan voorzien; de bordjes die het pad aangeven zijn ondergesneeuwd. Dwars over dwars dan maar, naar de top, twee Fransen achterna die aan een moordend tempo omhoog rennen. Maar we halen het en picknicken in het oude sterrenobservatorium boven. Van daaruit hebben we een prachtig uitzicht op de bovenkant van de wolken, net als de dag nadien, als we alweer kniehoog in de sneeuw omhoog ploeteren naar de Narices del Teide, de neusgaten van de vulkaan. 92 dagen duurde de uitbarsting van 1798, en ze bedekte alles in een omtrek van 5 km met as en stof. Door die zwarte velden dalen we weer af, als we met veel moeite en vooral veel geluk het pad terugvinden dat met steenmannentjes is gemarkeerd; niet meteen het makkelijkst te zien in een grillig lavaveld vol stenen. Het uitzicht op het wolkendak doet me denken aan een schilderij van Caspar David Friedrich: Der Wanderer über dem Nebelmeer.  Dieper in het dal, in Tamaimo, regent het nog steeds. De Italiaanse mama die onze b&b openhoudt, zucht. ‘Ik ben uit Bergamo hierheen verhuisd voor de eeuwige lente, en nu krijgen we dit. Dat was niet de afspraak.’ Nogal wat Italianen zijn hier het geluk komen zoeken; de chef van de pizzeria blijkt een Venetiaan te zijn.  Want het toerisme genereert hier vast werk, en de eeuwige lente – nou ja, normaalgezien dan toch… We zijn in elk geval blij met zijn komst; de keuken op Tenerife is een pak vleziger dan ons visdieet op La Gomera, en de pizza is een welkome afwisseling.

Een afdaling langs één van de beroemde kloven van het Tenogebergte laten we liggen; waarom zouden we vrijwillig in de regen wandelen als de rest van het eiland even mooi is? Ook het Anaca-gebergte bewaren we voor een volgende keer zijn. Terugkomen moeten we toch, al is het maar voor de top van de Teide, die nu onbewandelbaar is door de sneeuw. Als we langs de Parador naar La Orotava rijden, beseffen we pas aan welk toeristencircus we ontsnapt zijn; nu de weg weer open is, lijkt het uitzichtspunt aan Las Roques wel Walibi. Een dikke Ferrari stopt op de parking; er rolt een patser uit, gevolgd door een blonde bimbo. Verheugd over het Grand Canyon-achtige landschap huppelt ze de weg op, gaat op de witte middelijn staan en haalt haar gsm boven om een selfie te maken. Knikt door haar heup, hand in de zij. Tuit de lippen. Achter haar rug komt een auto aanscheuren. Zij staart naar het schermpje, waarop ze ook een auto ziet verschijnen. Eindeloos traag kruipt de gedachte door haar hersenen, tot ze net op tijd toch opzij springt. Ah, Darwin.

Als we vanuit La Orotava, waar we logeren in een Moors aandoend hotel uit 1919 dat wordt opengehouden door een Barcelonese kunstverzamelaar, een wandeling willen maken langs Las Organos, de beroemde rotsformatie in de vorm van een rijtje orgelpijpen, blijkt die afgesloten te zijn door een landverschuiving. Het alternatief, de prachtige Camino a Candelaria, wordt de genadeslag voor mijn knieën. De laatste dag beperken we ons noodgedwongen tot een braaf, vlak rondje aan zee, in Puertillo del Guimar. En zelfs dat is mooi. Zeg nu nog eens dat Tenerife iets voor bejaarden is. De enige 65-plussers die wij tegenkwamen waren flukse Teutonen  met wandelbroeken, die ons aan een stevig tempo voorbijstaken. Bergop en bergaf. De Canarische eilanden zijn iets voor berggeiten. Zeg dat mijn meniscus het u gezegd heeft.

CANARISCH WANDELEN PRAKTISCH

Jetairfly, Condor & Brussels Airlines vliegen vaak en goedkoop op Tenerife. Voor een oversteek naar La Gomera is Tenerife Sur de aan te raden luchthaven; er zijn verschillende ferrymaatschappijen die de oversteek aanbieden. Vooraf boeken bespaart je lange wachttijden. Auto’s genoeg te huur op de Canarische eilanden; tijdig reserveren, zeker in het hoogseizoen, drukt de prijs. Let wel: omdat er zoveel ingebroken wordt, halen de verhuurders de hoedenplanken weg, dus je spullen in de koffer laten liggen is geen optie. De georganiseerde wandelreis op La Gomera maakten we met de Nederlandse organisatie SNP: uitstekende routebeschrijvingen. We stapten zo’n 80km op La Gomera (4000m hoogteverschil) en 65km op Tenerife.

Foto’s: © Annelies Van Parys & Gaea Schoeters

Het stuk zoals het verschenen is kan je hier nalezen.