Vind me — André Aciman #recensie #ZIZO

06/01/2020, Zizo Magazine — Soms is het liefde op het eerste gezicht, puur gebaseerd op uiterlijkheden. Zo ook bij ‘Noem me bij jouw naam’: ik weet nog precies hoe ik, omdat mijn afspraakje te laat was, nog even snel de Passaporta-boekhandel in Brussel was ingelopen, en hoe mijn oog getrokken werd door de hagelwitte omslag, waarop een halfnaakte jonge knaap op zijn rug in ondiep water lag en getormenteerd-dromerig omhoogkeek.

Of het zijn slanke jongenslijf was of de intrigerende titel, die leest als een verspreking, die me het boek deed vastpakken, kan ik niet meer met zekerheid zeggen. Feit is dat ik het kocht, in één ruk uitlas en volstopte met kleine papiersnippers om mooie passages of zinnen aan te duiden. Voordien had ik nog nooit van Aciman gehoord. Zoals de meeste mensen. Tien jaar later, nadat de verfilming van Luca Guadagnino, waarin Felix Van Groeningens ‘Beautiful Boy’ Timothée Chalamet de rol van mooie jongen mocht spelen, een Oscar en drie Oscarnominaties in de wacht sleepte, kent iedereen, of toch elke zichzelf respecterende homo, de Egyptisch-Amerikaanse schrijver.

‘Noem me bij jouw naam’ is dan ook een coming-of-age roman van het kaliber van Lanoye’s ‘Kartonnen Dozen’ – tot de abrikozenscène toe, die als vanzelf doet terugdenken aan de iconische kalfsleverscène. Voor wie het boek toch niet gelezen heeft: de jonge Elio wordt stapelverliefd op de oudere Amerikaanse uitwisselingsstudent Oliver. Wat volgt is een roman vol verwijzingen naar literatuur, klassieke muziek en de Griekse oudheid. En vol ingehouden verlangen dat na eindeloos wachten en haperen eindelijk losbarst – na wekenlang smachten volgt de stomende ontlading.

Meer dan een liefdesverhaal is het een ode aan de typische, maar eenmaal beleefde spanning van een eerste verliefdheid waarin je tegelijkertijd jezelf vindt. De verfilming zorgde er ook voor dat het verhaal oversloeg naar het grote publiek (benieuwd of hetzelfde zal gelden voor Bavo Defurne’s op handen staande Lanoye-verfiming): de stomende seks werd wat getemperd, zodat het een ook voor hetero’s acceptabele homofilm werd, à la ‘Brokeback Mountain’.

Gemankeerde liefde

Nu, twaalf jaar na het origineel, komt Aciman met een vervolgroman: ‘Vind me’. Altijd delicaat, zeker na zo’n groot succes. Is het een plichtnummer uit commerciële overwegingen (er komt ook een parfum met die naam op de markt) of voelde hij echt de artistieke noodzaak om de twee geliefden terug bij elkaar te brengen? Want ‘Noem me bij jouw naam’ had een halfopen einde: Oliver keert terug naar Amerika, waar hij kiest voor een conventioneel leven en een schijnhuwelijk. Elio zoekt hem nog één keer op, zonder succes: Oliver durft niet – terwijl het glashelder is dat ze voor elkaar gemaakt zijn. Met als gevolg dat elke lezer vanaf de eerste pagina van het nieuwe boek ongeduldig zit te draaien op zijn stoel: is Oliver intussen eindelijk bij zijn verstand gekomen? En wanneer gaan ze nu kussen?

Maar zo makkelijk kom je er niet van af. Aciman laat de lezer aardig wachten, want hij kiest voor vier variaties op het thema van de Grote Liefde. Vier losjes met elkaar verbonden verhalen met telkens vijf jaar tussen, waarin muziek de hoofdrol speelt; Beethoven, Mozart, Brahms en Bach passeren vlotjes de revue, maar op de hoofdrolspelers uit de oorspronkelijke roman is het even wachten.

De langverwachte hereniging tussen Elio en Olivier komt er pas in het laatste, kortste deel

In deel I (Tempo) is niet Elio het hoofdpersonage, maar wel zijn vader, die zijn levensmotto ‘Carpe Diem’, dat hij de jongens aan het einde van het vorige boek nog op het hart drukte, nu eindelijk zelf in de praktijk brengt en halsoverkop valt voor een jongere vrouw. Daarmee wordt meteen ook het thema uitgezet: het inhalen van verloren tijd en het vooralsnog beleven van een gemankeerd leven. Het subthema, liefde met een leeftijdsverschil, voert ons naar boekdeel II, Cadenza, waarin Elio, intussen concertpianist, een romance begint met de veel oudere Michel. Maar zoals dat zo vaak gaat, herinnert deze grote liefde hem aan die andere grote liefde die hij nooit vergeten is: Oliver, ‘de man van het schijnhuwelijk’. Deel III, Capriccio, brengt ons bij Oliver, nog steeds even capricieus en onbeslist. Tot een muziekstuk (Bach’s Arioso) hem doet beseffen dat ook hij zijn kans op echt geluk heeft laten liggen. De langverwachte hereniging komt er pas in het laatste, kortste deel, Da Capo – en hoe die verloopt, is nog maar de vraag.

Afstandelijker boek

Aciman kan schrijven, dat wisten we al; maar weinig auteurs kunnen zo meesterlijk steden en sferen schetsen. Voor een wandeling in Rome of Parijs en een uiteenzetting over de oudheid zit je altijd goed, net als voor gefilosofeer over leven, liefde en lot. Of voor beschrijvingen van de rituelen die elk van de personages zich eigen hebben gemaakt om hun verloren liefdes te eren. Maar het grote geheim van ‘Noem me bij jouw naam’ zat in zinderende ingehouden spanning, in dat jeugdige smachten, in het hijgerige ongeduld en de huidhonger van de personages, allemaal samengebald in die paar weken zomer.

Aciman schenkt ons wel een waaier aan mooie bespiegelingen over wat liefde doet met een mens en hoe onze romantische geschiedenis ons vormt tot de mens die we zijn

Dergelijk romantisch geschmier past niet meer bij personages die intussen vijftien jaar ouder zijn. ‘Vind me’ is dan ook een afstandelijker boek dan zijn voorganger; ‘Noem me bij jouw naam’ voelde aan als een boek dat geschreven moest worden, koste wat het kost, als een grote verering van die ene, eerste, onvervangbare liefde – net zoals ‘Kartonnen Dozen’ trouwens. De opvolger leest meer als een verzameling bedachtzame variaties op thema, die vooral getuigen van veel métier, maar, helaas, van minder hartstocht. (Soms voelen de romantische bespiegelingen bijna klef aan, en vooral Oliver komt over als een klier – maar misschien was hij dat altijd al en viel dat in het vorige boek minder op omdat Noem me bij jouw naam verteld was vanuit het perspectief van de jonge, stapelverliefde Elio.) Aciman schenkt ons wel een waaier aan mooie bespiegelingen over wat liefde doet met een mens en hoe onze romantische geschiedenis ons vormt tot de mens die we zijn. En wie op zoek is naar bruikbare citaten voor liefdesbetuigingen, zal ook in dit boek zijn gading vinden, al zijn ze bezadigder dan de hitsige uitingen van verlangen uit ‘Noem me bij jouw naam’; Acimans aforismen zijn deze keer wellicht beter geschikt als verontschuldiging tegenover jammerlijke gemankeerde liefdes dan als pick-up line. Sorry, schat, dat het nooit iets werd: ‘Trots is onze bijnaam voor angst.’

Melancholische nostalgici

In elk geval, wie ‘Vind me’ leest voor de grote romantische herenigingsscène is eraan voor de moeite. Wie op zoek is naar de broeierige erotische spanning van het vorige boek evenzeer. We worden allemaal ouder, ook personages en hun scheppers ontsnappen daar niet aan: Aciman is duidelijk meer geïnteresseerd in wat het mislopen van een grote liefde met mensen hun verdere leven doet, dan in een happy end. Of zoals hij Oliver aan het eind zelf laat zeggen: “We gaan toch niet de hele tijd teren op ons verleden?” De hele roman cirkelt rond het Oud-Griekse begrip Opsizo: te laat komen voor het feest, of: mee-feesten met het gewicht van alle verloren jaren op je schouders. (Aciman is dan ook een grote Proust-fan: de ‘verloren tijd’ speelt eigenlijk de hoofdrol.)

Waar ‘Noem me bij jouw naam’ het hart raakte van elke puber (of van de puber in ons hart) die eindeloos smacht naar een (lange tijd niet) beantwoorde liefde, spreekt ‘Vind me’ tot de nostalgici onder ons die met melancholie terugkijken op een gemiste kans. Een niet geleefd leven. Wie daar vatbaar voor is, zal van dit boek genieten. Wie denkt: ‘Stop met zeuren en doe er iets aan’ krijgt het ongetwijfeld halverwege al op zijn zenuwen.

 

Het stuk zoals het is verschenen, vind je hier.