schaak

 

Sommige mensen worden aangestuurd door één absolute, allesoverheersende drive, en zijn daar door niets of niemand vanaf te brengen. Bewonderenswaardig of beperkend? Genieën of wereldvreemde rare vogels? Ik kom het thema tegenwoordig overal tegen, ook in deze Schaak-novelle van Stefan Zweig, een kleinood uit 1942.

 ‘Alle soorten monomane, hartstochtelijk op één enkele idee gerichte mensen hebben mijn leven lang mijn interesse opgewekt, want hoe meer iemand zichzelf inperkt, hoe meer hij aan de andere kant dichtbij het oneindige is; juist zulke schijnbaar van de wereld afgekeerde mensen bouwen voor zichzelf in hun eigen materie als termieten een merkwaardige en volkomen unieke verkleinde weergave van de wereld.’

Zelf heb ik helaas weinig aanleg tot monomanie. De wereld is voor mij altijd al een wervelende caleidoscoop geweest, waardoor ik vol verwondering van beeld naar beeld kijk, en mijn aandacht ongehinderd laat verspringen, mijn gedachten achterna, daarbij continu van het ene been op het andere huppend. Schrijven. Reizen. Leven. Schrijven. Of zit daar toch een patroon in?