Abke Haring vs. Abke Haring #DSWeekblad

DSWeekblad, 20/09/2014 ‘De gedroomde androgyne Hamlet’, ‘haar kenmerkende krachtige lichaamstaal’, ‘één van de grote talenten van haar generatie’. We citeren ook maar de jury van de Theo d’Or. Abke Haring won die prestigieuze toneelprijs voor beste actrice. ‘Ik ben nu wel klaar met de moedermoord.’

Op witte sneakers en in een rood truitje komt ze ontspannen aanlopen. Van ver heeft ze iets van een kwajongen. Of een knaapje. Abke Haring kreeg de prijs voor beste vrouwelijke rol van het voorbije theaterseizoen dan ook voor dé mannenrol der mannenrollen. ‘Ik ben een meisje, dat is mijn geluk. Ik had me nooit afgevraagd of ik ooit Hamlet zou spelen. Of ik dat aandurfde. Toen Tom (Lanoye) het vroeg dacht ik gewoon: “Top, absurd! Maar je krijgt dat nooit verkocht aan regisseur Guy Cassiers.” Helaas bleek die het al te weten, dus toen zat ik eraan vast.’

Ze lacht, meisjesachtig vrolijk. Van dichtbij is ze, ontegensprekelijk, een vrouw. En toch heeft iedereen het, sinds ze in Hamlet vs. Hamlet de Deense kroonprins speelde, over “de androgyne Abke Haring.”

‘Grappig is dat. Plots was ik androgyn. Ik snap wel wat ze bedoelen, je hebt jongensmeisjes en meisjesmeisjes, maar ik heb daar nooit bij stilgestaan. Ik heb me altijd gevoeld zoals ik me voelde, zonder dat te benoemen. Ik ben mijzelf. Al spreken ze mij wel vaak aan met meneer.’

Was jouw Hamlet het soort jongen dat jij zou kunnen zijn?

‘Ik was hem, ik was mezelf. Mel Gibson was ook een Hamlet, maar een heel andere. Niet omdat ik een meisje ben, maar door wat ik uit mezelf meeneem in die rol. Al maakt het misschien wel uit omdat je een meisje ziet. Ik zou het moeten zien om het te kunnen snappen.’

Op de trap van de repetitieruimte feliciteert een collega haar met de prijs. ‘Ja, leuk he.’ Doet het haar dan niets? ‘Natuurlijk wel. Zo onthecht ben ik nu ook weer niet.’

De sleutelbos rinkelt in haar hand, dan zwaait de deur van haar bureau open. Hier is ze thuis, zoveel is duidelijk. Al jaren is ze vast verbonden aan Toneelhuis, waar ze theaterteksten schrijft, regisseert en acteert. ‘Hoe het begon, daar heb ik geen idee van. Ik heb altijd geweten dat theater was wat ik wou doen. Ik herinner me wel nog precies dat ik Ramsey Nasr De doorspeler zag spelen; hij was geestig maar had ook echt iets te melden. En hij stond op dat podium met zo’n houding van “kust mijn kloten, maar luister wel naar mij”. Toen wist ik: waar hij ook op school gezeten heeft, daar wil ik naartoe.’

‘Theater is echt één van de mooiste dingen die er bestaan. Dat heeft te maken met de waarheid, hoe je die anders kan weergeven. Tegelijkertijd is theater natuurlijk altijd liegen. Ik probeer een soort tussenvorm te vinden: in hoeverre ben je het zelf, in hoeverre is het een personage… Ik hou niet van alleen maar fake spelen.’

Hamlet worstelt drie uur lang met de vraag: “Wie ben ik? En moet ik dat zijn of niet zijn?” Houdt dat jou ook bezig?

Er valt een stilte. ‘Nee. Maar ik snap hem wel, Hamlet. Zijn zoeken. Ergens middenin staan en alle kanten op kunnen, maar niet weten welke kant te kiezen. Gelukkig ben ik ouder dan hij, anders zou dat heel confronterend zijn om te spelen.’

Hoe was je op zijn leeftijd?

‘Ik was kaal met een hanenkam, droeg klompen en ging in mijn onderbroek naar school. Dat was gewoon heel hard roepen. Maar ik ging wel naar school; ik heb me nooit verloren in “lekker naar de kloten gaan” of drank of drugs. Het was normale puberopstandigheid. Gaan met al die hormonen. Ik heb toen echt verre hoeken opgezocht, en dat is ook goed, dat je dat mag doen, moet doen, van jezelf en daar later op terug kan kijken. Misschien zou Hamlet twintig jaar later ook gewoon in de zetel zitten met Ophelia, en een groententuin hebben.’

Is dat de rust die jij gevonden hebt?

‘Eigenlijk is die rust er altijd geweest. Ik heb altijd vrede gehad met wie ik was.’

Zeldzaam.

‘Blijkbaar. Ik ontdek nu pas dat dat voor veel mensen helemaal niet vanzelfsprekend is. Het heeft iets te maken met vertrouwen op iets groters. Zonder gelovig of zweverig te klinken, ik denk meestal: het zal wel ergens goed voor zijn. Dat had ik al toen ik heel klein was.’

‘Natuurlijk ben ik wel bezig met de grote levensvragen, daarover maak ik ook theater, maar in de kern ben ik heel rustig. Net daarom kan ik me alles afvragen. Omdat ik kan terugvallen op die basis. Anders zou dat heel eng zijn.’

‘Want eigenlijk is het leven heel moeilijk, al staan we er bijna nooit bij stil dat iedereen het toch maar doet. Leven. Hoe knap dat is. Misschien zijn veel mensen zich er goddank niet van bewust hoe moeilijk het eigenlijk is.”

De blijdschap van de onwetenden?

Een schaterlach. ‘Nu klinkt het alsof wij het wel weten. Ik weet het ook niet, hoor.’

Op welke onaantastbare zekerheid kan jij terugvallen?

‘Weet ik niet. Echt niet. Ik ben gewoon in de kern gelukkig.’

Heftige uitspraak.

‘Waarom?’

Weinig mensen die dat luidop durven zeggen.

‘Is het dan beter om niet gelukkig te zijn?’

Wat maakt jou zo zeker van je geluk?

‘Ik heb heel vroeg ontdekt dat je als mens altijd alleen bent. Existentieel alleen. Ik was zo jong toen die levensvragen zich aandienden, dat er een soort behendigheid kwam in dat alleen zijn, in het zijn wie je op dat moment bent. Omdat ik het al zo lang weet, geeft het me steeds meer rust.’

Heb je dan ook een gelukkige relatie? Mensen die gelukkig alleen zijn, zijn vaak ook beter in met twee zijn.

‘Ik heb een buitengewoon fijne relatie, ja. Maar ik heb geen idee hoe dat komt. Het is gewoon zo. Shit, ik moet echt klinken als een soort van boeddhistische weirdo.’ Ze buigt zich naar het opnametoestel, en dicteert luid en nadrukkelijk: ‘Ik ben helemaal geen boeddhist. En ook geen weirdo!’ Dan: ‘Ander onderwerp, graag.’

Hamlet heeft een missie en mislukt. Hoe ga jij, die van optimisme overloopt, om met mislukkingen?

Wat is mislukking? Ik zou het echt niet weten. Ik ga gewoon door; ik heb nog nooit in zak en as gezeten omdat er iets mislukt was.’

Je zakte, het eerste jaar dat je op Studio Herman Teirlick zat.

‘Dat is niet echt mislukt. Het was een zegen dat ik dat eerste jaar mocht overdoen. Vooral omdat ik in België dat eerste jaar niets begreep. Het begon al bij het ingangsexamen: ‘Breng een maillot en eten voor een ganse dag mee.’ Ik snapte er niets van. Een ganzendag? En ‘een lavatorie’ en ‘ne worstenbrood’? In de les van Ludo Abicht kon ik alleen maar janken, een uur lang; ik had het gevoel dat die man Arabisch sprak.’

‘Het was echt een totale cultuurclash. Drinken tot de ochtend en toch fris in de bewegingsles staan. Onbegrijpelijk. Daar heb ik ook voor het eerst een drankkegel geroken. Ik weet nog dat ik dacht: wat is die geur toch, zo heftig!? Ik moest echt heel snel groeien, dat eerste jaar.’

‘Maar mislukking, nee, daar ben ik niet mee bezig. Ik kan wel heel verdrietig zijn over vriendschappen of relaties die kapot gaan. Onnodige leugens. Communicatie die faalt. Maar uiteindelijk moet je opstaan en weer doorgaan. Na het huilen, want het is zeker niet zo dat ik nooit verdrietig ben.’

Terug naar Hamlet. Hij handelt niet, dat is zijn drama. Volgens mij ga jij recht op je doelen af.

‘Fijne indruk. Houden zo. Nee ja, als ik iets echt wil, doe ik dat inderdaad.’

Wanneer besefte je dat je anders was dan de meeste mensen, en dat daar je potentieel in zat?

‘Tijdens mijn studies liep ik stage bij Manou Kersting; alleen maar grappen en grollen, heel leuk allemaal maar stiekem niet mijn ding. Toen ik afstudeerde, heb ik een blote monoloog gespeeld over het sterven van mijn moeder. En gedacht: “nu verbrand ik al mijn schepen, iedereen gaat denken: die is gewoon zot.” Het omgekeerde gebeurde. Manou was trots op mij. Ik had mijn eigen ding gedaan en het was gelukt. Dus kon ik daarmee verder. Maar bevestiging en steun is op zo’n moment heel belangrijk, hoe stoer ik ook zeg dat ik me nooit zorgen maak.’

Ben je stoer?

‘Integendeel. Ik ben een mietje. Jij hebt daarnet die spin toch buitengezet?’

Een mietje met een duistere kant dan toch; Haring’s afstudeervoorstelling was het begin van het donkere triptheater dat haar handelsmerk werd. Veel lichaam en weinig woorden, weinig medelijden met de mens ook. Altijd gefocust op falende relaties, die ze uitkleedt met korte, harde zinnen waarin meer stiltes vallen dan dat er iets wordt gezegd.

Waarom maakt zo’n gelukkig mens zulke donkere toneelstukken?

‘Mensen die mij leren kennen zeggen vaak dat ik niet te rijmen ben met mijn voorstellingen. Nochtans zit er vaak humor in, maar mensen zien dat soms niet. Ik zal het eens heel duidelijk doen, met bordjes erbij: “lachen!” In Nederland wordt veel vaker gelachen met mijn pijnlijke stiltes dan hier. ’

Zijn je stukken echt zo licht? Vaak blijf je toch een uur lang in de open wonde koteren. Op zoek naar de schoonheid in het lelijke.

‘De wereld waarin we leven is nu eenmaal nogal wreed en moeilijk. Maar je moet blijven zoeken naar de schoonheid. Daar draait het leven om, volgens mij. Ik denk dat het mooie altijd doorgaat, dat er genoeg licht is in het donker. Dat er altijd hoop is. Dat is voor mij het allerbelangrijkste.’

‘Kijk naar Flou (een van Harings eigen toneelstukken, nvdr.): dat gaat over een heel moeilijke relatie, maar uiteindelijk gaan we toch samen verder, want we kunnen elkaar niet loslaten. Zelfs in Linoleum/Speed zit licht: die moeder gaat wel dood, maar de vrouw die overblijft is sterk genoeg om alleen te zijn, en zelf haar weg te vinden.’

Niet zonder de nodige wreedheid. Zijn haar laatste woorden tegen haar stervende moeder niet: ‘ik kom kijken hoe je doodgaat om te weten hoe het voelt en om je zachtjes weg te duwen’?

‘Ja.’ Met één hand speelt ze met een kralenketting, die ze uit haar zak gevist heeft. Toch boeddhisme? Of gewoonte? Zes kraaltjes verder concludeert ze: Maar de dochter is wel gegroeid tot iemand die dat aankan, die kan zeggen: ‘ik kom kijken wat er gebeurt, en ik wil je wegduwen’. Het is niet zo van ‘ik kom niet eens langs.’ Maar het is waar, het is met weinig liefde.’

‘En in Atropa zegt de stervende dochter tegen haar moeder: ‘Ik zie u weldra weldadig continu.’ Dat is een heel zacht afscheid: ze gaat ervan uit dat ze elkaar snel terugzien, en dat dat goed zal zijn. In dat stuk had ik echt een heel liefdevolle band met mijn moeder.’

Maar dat had jij niet geschreven, dat was van Tom Lanoye. Dus: wat heb je tegen moeders?

‘Op zich heb ik niets tegen moeders. Er zijn natuurlijk altijd dingen die…’ Met één hand wuift ze haar eigen woorden weg. ‘Tegenwoordig heb ik een oké band met mijn moeder. Maar het heeft me wel beziggehouden, het was één van de dingen waarover ik theater wilde maken: de intimiteit die je hebt met iemand die je niet kiest.’

‘Opvoeding is, of dat nu gewild is of niet, altijd iets manipulerend. Elke ouder geeft meningen mee, dat kan niet anders. Daar moet je als kind later mee verder, of je moet ze loslaten. Nu ik wat ouder ben, zie ik veel helderder waar ik vandaan kom en wat ik daar wel of niet van mee wil nemen.’

‘De laatste jaren maak ik ook geen stukken meer over moeders die doodgaan, dat hebben we goddank gehad. Ik ben wel klaar met de moedermoord.’

Je hebt het wel nog steeds over falende communicatie tussen mensen. Weinig mensen tonen zoveel witruimtes in een tekst op het podium.

‘Dat communicatie, iets wat zo belangrijk is, zo moeilijk kan zijn, vind ik ongelofelijk. En een van de mooiste dingen van theater is precies dat je zo goed met stilte kan werken. Omdat het live is. De mensen moeten wel kijken, dus kan je stiltes laten vallen waarin alles gebeurt met blikken. Dat lukt niet in fotografie of schilderkunst of zelfs film; daar kan je niet controleren hoe mensen kijken, misschien duwen ze wel op pauze. Alleen op theater kan je ze echt stilte inlepelen, alles vormgeven op het moment. Fantastisch.’

Het is ook altijd balanceren op de grens tussen genegenheid en afstoten.

‘Vroeger ging het over dat gevecht, nu wil ik vooral uitzoeken hoe het zit als mensen bij elkaar zijn: hoe intiem mag dat zijn, wat is de grens, wat is samen en wie ben jij en waar eindig ik. Zoiets.’

‘Overkomt jou dat nooit, dat iemand die je niet goed kent bij jou in huilen uitbarst? Waardoor je ineens op een bizarre manier heel intiem bent met elkaar? Daar heb ik het in Trainer over: kijken naar elkaars pijn, en de intimiteit daarvan. Dat is iets wat me nu heel erg bezighoudt. Intimiteit.’

 

Hoe makkelijk is het voor jou om dicht bij iemand te zijn?

‘Soms is het heel makkelijk, soms ook heel moeilijk. Spelen vind ik bijvoorbeeld erg intiem. Je bent zo dicht bij elkaar, en dan zeg je ‘hoi’ en je ziet elkaar maanden niet meer. Heel mooi is dat.’

‘Ik heb ook hele goede vrienden, waar ik echt close mee ben. Die het ook elke keer weer accepteren dat ik drie maanden verdwijn naar New York. Dat is blijkbaar niet zo evident, ik heb daar de eerste keren een paar pissige mails over gekregen.’

Wat dreef jou eigenlijk naar New York? Bright lights, big city?

Integendeel. Er kwam iemand in mijn leven die in New York woonde, en plots was ik daar. Ik had nochtans nooit van die stad gedroomd en in het begin dacht ik heel stoer: ik ga me niet laten vangen door de “New York vibe”. Intussen heb ik daar een leven opgebouwd, en is het de plek waar ik het best kan schrijven.’

‘Het is vooral een heel sociale stad. Nergens anders kan je zo makkelijk interessante mensen ontmoeten en diepgaande gesprekken voeren, zelfs op café. Dat mis ik hier soms wel; openheid naar nieuwelingen is niet echt waar Antwerpen bekend om staat.’

‘Leven in New York is ook echt survivallen. De eerste maanden wist ik absoluut niet hoe ik me moest gedragen. Mensen waren zo anders dan ik gewend was, ik was compleet mijn oriëntatie kwijt. Plots besefte ik hoezeer je je verhoudt tot andere mensen, vervormd wordt door diegenen met wie je omgaat. Dat was voor mij een enorme eyeopener. Intussen ben ik daar al vier jaar regelmatig, en heb ik gemerkt dat je gewoon kan zijn wie je bent. Waar je ook bent. Maar daar moest ik wel even opnieuw achter komen.’

Je hebt geen huis, geen auto, geen kinderen. Is dat bewuste onthechting?

‘Die drang om vrij te zijn heb ik altijd gehad. Al toen ik besloot mijn middelbare school niet af te maken, mijn spullen pakte en naar Amsterdam vertrok. Om daar elke dag te werken in café’s, als dienster, als kok, allerlei baantjes om aan geld te komen zonder diploma. Omdat ik wist dat ik iets anders wou, iets met theater. Dus hup, daar ging ik voor. Zo is het ook met New York. Ik wil daar zijn, daar schrijven. En niet ergens vast zitten.’

‘Door dat zwerven komt je ook echt los van alle ballast. Ik woon er altijd in huizen van anderen, die ik me wel eigen maak, maar die toch nooit echt van mij zijn. Hoe gehecht ik ook ben aan vaste rituelen en voorspelbare dagen, soms moet ik echt alles loslaten.’

Je bent een van de vaste theatermakers van Toneelhuis.

‘Zalig vind ik dat. Die omkadering, dat houvast. Met Guy Cassiers werk ik intussen zeven jaar, heerlijk is dat. Je hoeft niet meer uit te leggen hoe je in elkaar zit. Intussen weet iedereen dat ik niet graag naar etentjes met de hele compagnie kom, waar ik tegen iedereen hallo moet zeggen. Dan is het minder erg om een keer over te slaan.’

‘Ik ben wel een echt nachtmens. Voor vier uur kan ik niet slapen: ik lees de krant en kijk naar documentaires. Ik leef liever ’s nachts, dat heeft een andere rust, een andere stilte, je bent alleen. Vroeg opstaan is echt tegennatuurlijk voor mij; ik slaap liefst tot twaalf uur. Wat niet kan, als ik moet repeteren. Lastig hoor.’

Hoe belangrijk is je lichaam voor jou?

‘Ik wil echt dat mijn lijf scherp staat. Sport is ook een goede methode om te stoppen met denken en dingen tegelijk heel helder te zien. Het lichaam afmatten is een vorm van meditatie. Ik hou enorm van suffe steplessen met keiharde housemuziek. En maar doorgaan. Al dat gelukshormoon dat vrijkomt, heerlijk!’

Dans emotioneert je vaker dan theater, zei je ooit. Omdat het zo lichamelijk is?

‘Het raakt me makkelijker, omdat het zo duidelijk niet een leugen is. Het is een lichaam dat beweegt, niet meer, niet minder. Niets is zo magistraal om te zien als iemand die alles geeft om zijn lichaam tot in de puntjes te controleren of los te laten. Dat is zo eerlijk, zo puur.’

Vind je seks dan een eerlijker medium dan een gesprek?

‘Zou best kunnen. Woorden verdoezelen; soms zeggen ze teveel, omdat ze geladen zijn, soms te weinig, omdat je ze niet toelaat. Met seks is het vrij duidelijk of het goed voelt of niet. Een lichaam liegt minder dan een hoofd of de taal.’

Hou je daarom meer van fotoboeken dan van romans? Uit vertrouwen in het beeld?

‘Lezen is lastig, want ik wil elk woord begrijpen, en dat wordt snel teveel. Maar de liefde voor fotografie heb ik van mijn vader meegekregen. De magie van de donkere kamer: een beeld dat langzaam opkomt, en dat je kan manipuleren met licht. En al die chemicaliën in de koelkast, met vijf kinderen in huis. “Afblijven! Zeer verboden!” ’

‘Ik fotografeer nog steeds, maar ik stuur twijfelgevallen wel altijd door naar mijn vader voor ik ze op Tumblr zet. Zo van: ‘Kan dit?’ Pas als hij antwoordt: ‘Ja hoor, mooi meid’, kan het.’

Wil jij iets betekenen in deze wereld? In Atropa zegt Kassandra door jouw mond: ‘Je bent niet wie je bent, maar wat je kunt betekenen.’

‘Heftige vraag. Misschien… Over het leven weet ik niet zoveel, maar over spelen durf ik wel iets te melden. Soms geef ik les, en als ik mensen die graag willen spelen een ingang kan geven, dan word ik daar heel erg gelukkig van. Echt heel erg gelukkig.’

‘Niet dat er een geheim is; je moet het gewoon doen, gewoon zijn. Dat is misschien wel het moeilijkste van allemaal. Maar daarom is theater ook zo mooi – omdat je het bent op dat moment, je kan niet voor of achteruit of whatever. Je kan niet weg. Het is van daar en dan en alles tegelijk.’

Wil je soms weg?

‘Soms speelden we Hamlet vijf avonden op rij, en bij die laatste zat ik echt op mijn tandvlees. Dan moest ik echt tussendoor bananen eten achter het podium, voor de energie. Soms is het echt op.’

Vermoeidheid, maar geen angst?

‘Nee. Ik ben enorm zenuwachtig, maar toneelspelen heeft niets met angst te maken. Natuurlijk schijt je zeven kleuren, en het is hardstikke eng, maar angst … Nee joh. Goesting!’

‘We speelden een keer Hamlet voor hele jonge mensen, en ik zag de lichtjes van al die gsm’s waarop ze zaten te prutsen, en ik dacht: ‘Doeme, er zit hier een klas 14-jarigen die er geen zak aan vindt, en ik moet hier nog drie uur staan, hoe gaan we dat oplossen.’ Dat was voor geen van beide partijen fijn. Tot ik besefte dat het over hen ging, dat ik hen was. Hamlet is ook 14. Dus ging ik echt voor hen spelen. Iets rauwer dan anders, wat stoerder, zoals ik denk dat zij zijn. Ineens was het muisstil. Dat is echt kicken, daar kan geen angst tegen op.’

Heb je ook echte angsten?

‘Absoluut. Maar die zijn mijn geheim.’ Ze lacht. ‘Oef. Ik heb het niet verklapt. Ben je klaar? Ik heb al veel te veel gezegd.’

Nog eentje. ‘Insight is an impulse of love dissolving some old imprint’, las ik op je Tumblr.

‘Wow!’ Ze herhaalt de zin, alsof ze hem moet herontdekken. ‘Inzicht is een van de mooiste dingen die er zijn. Eigenlijk is het waanzinnig dat dat bestaat, dat wij gevoelig genoeg zijn om inzichten te snappen. Af en toe, met het verstrijken van de jaren, vallen puzzelstukjes op hun plaats. Ik heb ook eens gezegd dat vergeving iets is wat jij niet doet maar de tijd; dat ligt in dezelfde lijn. Dat je door te tijd moet wandelen en er daardoor dingen gebeuren die jij niet kan sturen, maar die gewoon gebeuren omdat je blijft doorgaan.’

Is dat dan het geheim van het geluk? Doordoen?

‘Ja, gewoon doordoen!’

Het stuk zoals het verschenen is kan je hier nalezen.