het einde van joost de vries #DSLetteren
DSLetteren, 01/02/2019 — “Acht jaar geleden is mijn vader overleden; onlangs heeft mijn stiefmoeder het huis verkocht, dus moest ik er vorige maand langs om te bekijken wat we wilden weggooien en wat we wilden bewaren. Mijn vader had een enorm archief: schoendozen met al zijn giro-afschriften, acht dozen met dia’s, een map met alle brieven van en naar advocaten over zijn scheiding van mijn moeder, hun brieven, rapporten van de bedrijfsarts van toen hij overspannen was, … maar ook een paar schriftjes, niet echt dagboeken, maar toch persoonlijke notities. Dat zijn echt goudklompjes. We gingen altijd op vakantie met de caravan en daar hield hij aantekeningen van bij, vaak heel banaal: hoeveel benzine de auto verbruikte, of dat we op een mooie kampeerplek in België of Duitsland of Frankrijk gestaan hadden. Verder heeft hij het vooral over mij en mijn broer, en dat is vaak erg grappig, want veel dingen herinner je je zelf toch anders. Hij schrijft ook met veel humor, en heeft een goed oog voor mijn broer en ik aan het opgroeien zijn, wat we uitspoken, waar we bang voor zijn en goed in zijn. Maar wat me nog meer verbaasde, is dat ik mijn vader niet kende als iemand met groot vermogen tot zelfreflectie; je kon er erg mee lachen, maar hij kon ook onredelijk en driftig zijn. Dus wat me aan die schriftjes het meest fascineert, is dat hij daarin heel veel nadenkt over zichzelf, en zich bestraffend toespreekt als hij boos is geworden. En om het helemaal zielig te maken is de laatste notitie in het laatste schriftje er een over de dag dat hij door mijn moeder de laan uit werd gestuurd. Allemaal heel dramatisch dus. Ik heb ze intussen vier vijf keer gelezen. En dat is een van de opmerkelijke dingen aan de dood: het leven van iemand die je heel nabij is, houdt op, maar je relatie met die persoon stopt niet, en ze blijft ook niet statisch. Het is niet zo dat iemand overlijdt en dat was het dan. Ik kijk nu heel anders naar de dingen die in het leven van mijn vader gebeurd zijn dan paar jaar geleden. Mooi toch, dat de dood niet het eindpunt van een relatie is. Misschien is dat iets wat je zelf moet meemaken om het te snappen, maar ik vind dat heel frappant.”
“Mijn vader was 57 toen hij overleed, en het lijkt me heel kut om zo vroeg dood te gaan. Daar denk ik trouwens ook aan, als ik zo door zijn dozen blader: hoe mijn kinderen mij gaan terugvinden, want wij schrijven geen brieven meer. Misschien ben ik gewoon een oude zeur, maar ik heb heel veel correspondenties gelezen en brieven hadden toch een ander gewicht dan mails. Een brief was iets waarvoor je ging zitten, waarin je iets van jezelf liet zien. Een mail is iets wat je in de drukte van de dag opschrijft en verstuurt. Mijn mails hebben hooguit twee alinea’s, mijn brieven waren altijd minstens vier kantjes. Vroeger moest er een biograaf aan te pas komen om het leven van een schrijver of politicus uit te pluizen; nu kan je gewoon iemands tijdslijn nemen en zo zijn hele leven reconstrueren: waar ging hij op vakantie, met wie was hij bevriend… Volgens mij gaan biografen het nu makkelijker hebben met het reconstrueren van de uiterlijkheden, maar de binnenkant zal meer verborgen blijven, denk ik, want ik vermoed dat wat mensen tweeten en instagrammen niet bepaald hun diepste zieleroerselen zijn.”
“Misschien ben ik wel makkelijker terug te vinden in mijn boeken. Ik heb nu drie romans geschreven, en al zijn die niet autobiografisch, ik heb er wel een verhevigde vorm van mezelf in heb gestopt, dus ook al gaan ze niet over dingen die ik heb meegemaakt, toch voelen ze in de kern heel autobiografisch aan, gewoon omdat ik ze bedacht heb. Mijn personages kunnen alleen van mij zijn, niet van iemand anders; daarvoor vallen ze teveel samen met wie ik zelf ben. Dus als ik kom te overlijden zijn die boeken zeker een manier om mij opnieuw tegen te komen. Grappig dat schrijven een soort dubbel anker is: het is de beste manier om in leven te blijven na je dood, je geest zichtbaar te houden, bewaard te blijven. Dat hoor ik van veel mensen die mij persoonlijk goed kennen: dat ze het heel grappig vinden om me hardop te zien denken op papier. Maar tegelijkertijd is schrijven voor mij ook een manier om me aan het leven vast te ketenen: de wereld draaide al lang voor ik geboren was, en daar moet je je toe verhouden. Voor mij is schrijven een manier om me aan het verleden en de wereld te verbinden, en dat ook te blijven als je er niet meer bent. Een kunstwerk is voor mij geslaagd als je het gevoel hebt dat je door dat werk een ontmoeting met een ander mens hebt, en via dat kunstwerk een ander mens leert kennen, de kunstenaar ziet en hoort denken en werken. Ik heb dat soms met schrijvers die al lang overleden zijn, dat je toch het gevoel dat je ze kent, want dat je door hun hele oeuvre te lezen hun manier van denken en voelen gaat zien en aanvoelt wat voor soort mens ze zijn —in de tegenwoordige tijd. Dus het is niet zo dat ik ben gaan schrijven om onsterfelijk te worden, daar waren 101 andere redenen voor, maar het is er wel een fijne bijwerking van.”
“Het gekke is: je weet dat het leven eindig is, dat is net de definitie van leven, maar als je vooraf zou weten wanneer je gaat sterven, word je volgens mij knettergek. Er is zo’n toneelstuk van Beckett waarin alle personages met klok rond hun nek lopen die aangeeft wanneer ze zullen doodgaan. Nee, dank je, dat liever niet. Ken je The violet Hour van Kathie Roiphe? Daarin onderzoekt ze hoe een aantal grote schrijvers zoals Sontag, Updike en Sendag geschreven hebben over de dood en hoe ze zelf zijn overleden. Nou, je kan je een mooie voorstelling maken van hoe je personages tegen de dood aankijken en hoe ze zich daarbij gedragen, maar dat zegt niets over hoe het bij jou zal gaan. Naar een slopende ziekte kijk ik ook niet uit, die heb ik genoeg gezien in mijn omgeving, maar het ergste lijkt me dat je totaal onnodig sterft door een stom ongeluk, zoals met je horlogebandje aan het putje van het zwembad blijven hangen. In Oude meesters staat een scène waarin de hoofdpersoon, die erg op mij lijkt, zich zijn ideale overlijden voorstelt: hij gaat op een bankje zitten en voelt zich wegzakken, zoals je dat soms voelt als je gaat zitten. Alleen komt normaalgezien je energie daarna weer omhoog. Hij stelt zich voor dat die energie niet meer terugkomt, maar steeds verder omlaag zakt: dat is voor hem het ideale sterven. Gewoon vreedzaam wegzakken.”
“Misschien is er dan geen moment van afscheid nemen, maar uit ervaring kan ik zeggen dat het lang niet altijd zo is dat mensen die terminaal zijn plots alles zeggen wat nog gezegd moet worden. Mensen sterven zoals ze zijn geweest, en vaak blijft veel onopgelost. Ik hoop dat als ik overlijd de mensen die veel voor me betekenen dat ook weten, en ik denk dat dat wel zo is; dat lijkt me eerder iets om tijdens je leven in het achterhoofd te houden, en niet erna.”
“Wanneer ik heb beseft dat we sterfelijk zijn? Dat weet ik nog heel precies. Ik wandelde met mijn opa en oma langs een aantal achtertuinen en toen zei mijn opa ineens: “Joost, op een dag zijn we er niet meer.” En toen dacht ik: “What the fuck, wat is dit? Waar gaan jullie dan naar toe zonder mij?” Ik was vier of zo, en ik stond echt perplex dat iets dergelijks mij zomaar werd medegedeeld. Ik ben nu 35, en de dood is nog steeds iets dat ik in mijn leven zelden tegenkom, maar als je ouder wordt, krijg je er onherroepelijk meer mee te maken, dus wellicht wordt het dan acceptabeler. Hoewel — de opa van een goede vriendin van me was 95 en lag op zijn sterfbed letterlijk “Ik wil niet” te schreeuwen. Dat lijkt me vreselijk; ik hoop dat ik, als het zover is, het makkelijker kan maken voor mijn familie en vrienden. Zoals J.K. Rowling het in het Harry Potter zegt: dat ik de dood als een oude vriend tegemoet kan treden. Ik weet het niet, hoor. Op dit moment, zo midden in het volle leven, kan ik me daar niets bij voorstellen.”
“In de literatuur loopt dat allemaal veel vlotter: neem bijvoorbeeld Alleman van Philip Roth. Daar gaat de hoofdpersoon naar een begraafplaats en laat zich in detail uitleggen hoe je een graf graaft en hoe groot dat moet zijn, en dat is voor hem de manier om zich met zijn einde te verzoenen. Als ik nadenk over wat er na de dood komt —niet dat ik denk dat er iets na komt, maar goed—, kom ik altijd weer uit bij De gebroeders Leeuwenhart, die na hun dood in een avonturenwereld terecht komen waar ze vervolgens ook weer sterven door giftige rook van een draak, om daarna weer opnieuw te beginnen in de volgende wereld. Dat lijkt me wel wat, want dat het afgelopen zou zijn na dit leven, is sneu, maar de gedachte dat het na onze dood eeuwig zou doorgaan op dezelfde plek is al even raar. Dat is mijn ideaalbeeld uit de literatuur: dat na onze dood het avontuur steeds weer opnieuw begint. En dan is er ook nog De dood van Ivan Iljitsj: dat leert je misschien berusting. Zijn proces van accepteren is heel mooi beschreven. Of een escaperoute, zoals Don Delillo ze beschrijft, daar ben ik ook voor te vinden. Want ik vind het leven echt heerlijk en geweldig: de wereld meemaken, zien, kijken, proeven en de hele dag nadenken, dat is toch het mooiste dat er is?”
“Iedereen in mijn familie wordt gecremeerd want we zijn niet godsdienstig, maar ik zou toch graag een graf hebben, of een gedenksteen of zo. Niet omdat ik een fetisj heb met schrijversgraven, maar omdat ik het een fijn idee vind dat je ergens bent, nadien. Stel dat je ziek bent en weet dat ‘t bijna aflopen is, dan zou ik het troostend vinden om te weten waar ik heen ging.”
“Mijn begrafenis? Doe maar iets met vier stukken muziek en drie speeches. Ik heb ook wel eens gezegd: doe maar zonder speeches, met een groot beeldscherm, waarop we dan allemaal samen Gladiator kijken. Maar ik hoef in elk geval niets meer te zeggen: ik denk dat veel mensen in mijn omgeving dankbaar zullen zijn dat zij een keer het laatste woord mogen hebben, dus dat moet ik ze ook gunnen dan.”
Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.