#heteinde van Hanna Bervoets #DSLETTEREN

12/10/2018, DSLetteren — “Ik ben vierendertig, ik denk zelden spontaan aan de dood. Natuurlijk weet ik dat ik ooit doodga, maar tegelijkertijd leef ik ook in ontkenning. Die schizofrene staat is noodzakelijk, want als je er te lang bij stilstaat, raak je verlamd of angstig.”

“Toen ik vier was, kreeg ik een cavia die de volgende dag al dood in zijn kooi lag. Ik denk soms dat volwassenen kinderen huisdieren geven om ze de dood te leren, want kinderen kunnen niet voor een dier zorgen. Maar de mijne was gewoon een zieke, dat was niet mijn schuld. Mijn eerste begrafenis maakte ik mee op mijn dertiende; een jongen waar ik acht jaar mee in de klas had gezeten, had tijdens een zwempartijtje een bacterie opgelopen waaraan hij overleed. Ik heb hem nog opgezocht in het ziekenhuis; hij was helemaal uitgemergeld, zoals het clichébeeld in de films. Op zijn begrafenis mocht zijn nieuwe klas –hij was net van school veranderd- een lied voor hem zingen; onze klas, die hem zoveel langer had gekend, ervoer het als een groot onrecht dat wij geen rol kregen in het afscheid. Die vreemde vraag blijft spelen nu ik ouder word: van wie is het verdriet? Terwijl dat natuurlijk van iedereen is.”

“Mijn begrafenis is ook niet mijn ‘feestje’, natuurlijk, maar ik zie het toch vrij regulier, met speeches, want daar hou ik van, en muziek en een kist, heel traditioneel. Verder laat ik het aan de mensen die ik achterlaat, want het gaat om wat zij nodig hebben. Zolang ze maar niet komen aanzetten met een fluo kist of zo.”

Ik zou wel heel graag afscheid willen nemen, en naar mijn vrienden schrijven wat ze voor me betekenen en waarom ik hen mooie mensen vind.

“Ik zou wel heel graag afscheid willen nemen, en naar mijn vrienden schrijven wat ze voor me betekenen en waarom ik hen mooie mensen vind. Niet om het op de begrafenis te laten lezen… Misschien zou ik het nu al moeten doen; ik voel heel sterk de drang om die liefde over te brengen, maar dat doe je niet zo vaak in dagelijkse situatie, want daarna ontstaat er vorm van ongemak, omdat je die ander met groots emotioneel compliment opzadelt en die ander dan denkt dat ie iets terug moet zeggen, wat natuurlijk niet zo is. Als ik zou weten dat ik zou sterven is dat ongemak kleiner, want dat creëert een context voor die biecht. Ik hoorde van een vriendin dat ze dat op haar veertigste verjaardag deed, anderen doen het op hun bruiloft, maar ik weet niet of ik ooit trouw, ik vind ‘t zonde van het geld. Dus daarom zou ik willen weten wanneer ik ga. Om dat in orde te brengen.”

“Die vraag zou ook een mooi sciencefiction verhaal opleveren: hoe zou wereld eruitzien als we allemaal wisten hoelang we nog te leven hebben? Vertel je het je baas? Je naasten? Je partner? Als je nog vier jaar hebt, is die relatie dan nog de investering waard? Wat met de verzekering? Er zou een hele industrie ontstaan om mensen te helpen hun einde te aanvaarden, en apps die je helpen om je laatste jaar zinvol in te vullen.”

Zelf zou ik niet nu al willen weten dat ik nog pakweg twintig jaar heb, maar een seintje vier jaar voor je overlijden lijkt me handig, zodat je weet dat je moet opschieten met wat je nog wil doen of net moet ophouden met bepaalde dingen.

“Zelf zou ik niet nu al willen weten dat ik nog pakweg twintig jaar heb, maar een seintje vier jaar voor je overlijden lijkt me handig, zodat je weet dat je moet opschieten met wat je nog wil doen of net moet ophouden met bepaalde dingen. Maar veel meer dan met hoelang ik nog heb, ben ik bezig met de vraag hoelang ik nog kan schrijven. Weten hoelang ik fysiek en mentaal gezond blijf, is veel belangrijker om mijn leven in te delen. Stel dat ik honderd word, maar maar tot mijn zestigste mobiel blijf: moet ik dan niet net nu veel meer reizen en schrijven? Om maar een paar clichés te noemen? De dood is het eindpunt, maar het eindpunt van je leven zoals je het wil leven komt misschien veel eerder.”

“Leven is voor mij sterk verbonden met kunnen schrijven. Niet dat ik de illusie heb dat mijn oeuvre nog honderden jaren gelezen wordt; je wel laat iets achter, maar voor wie is niet duidelijk. Maar mijn schrijfdrang wordt wel aangewakkerd door het besef dat er een moment komt dat ik niet meer kan schrijven; schrijven is een manier om de tijd te laten wegtikken dat mijn lichaam en geest nog sterk zijn. Als ik niet bezig ben met een nieuw project, word ik onrustig en krijg ik het gevoel dat ik wegdrijf in chaos, want schrijven is ook manier om de wereld te ordenen. In al mijn boeken gaat wel iemand dood, maar dat is nooit een thema; de dood van mijn personages is altijd het gevolg van een ongelukkige beslissing die ze namen, hoewel ze net probeerden het goede te doen.”

Ik wil niet zonder meer zo oud mogelijk worden. Het lost ook veel op om vroeg te gaan. Ik heb geen pensioen, ik zie op tegen de financiële zorgen. En onafhankelijkheid en kunnen schrijven zijn toch een minimum; als dat niet meer kan, wil ik stoppen.

“Als ik honderd word, zie ik wel iets in een humaan, zelfgekozen levenseinde: een spuitje met mijn vrienden om het bed. Maar nu al inschatten wat de voorwaarden voor een goed leven zijn, vind ik moeilijk; het kan best zijn dat de grenzen van wat je een goed leven vindt, opschuiven. Misschien vind ik het later, zelfs met pijn en beperkingen, toch nog de moeite. Ik denk dat we ons slecht in ons oudere ik kunnen verplaatsen; volgens mij denkt ons jongere ik logischerwijze dat het onbevredigend zou zijn als het nu stopt, terwijl ons oudere ik beseft dat het gedaan heeft wat het wilde doen. Laat ons hopen dat het zich zo ontwikkelt. Want ik wil niet zonder meer zo oud mogelijk worden. Het lost ook veel op om vroeg te gaan. Ik heb geen pensioen, ik zie op tegen de financiële zorgen. En onafhankelijkheid en kunnen schrijven zijn toch een minimum; als dat niet meer kan, wil ik stoppen.”

“Aan een grafsteen heb ik geen behoefte; ik denk dat ik kinderloos zal blijven, en ik heb ook geen broers en zussen, dus ik word nooit tante. Al vind ik het zelf wel fijn als dierbaren een graf hebben, en je weet natuurlijk nooit wie je achterlaat. Verbranden vind ik een naar idee, maar het is niet beter om je je zelf voor te stellen in een kist, dus die keuze laat ik over aan de mensen die er dan voor staan.”

“In The Hours van Michael Cunningham bedenkt een van de beste vrienden van Richard dat zijn gedichten na zijn dood wellicht snel vergeten zullen worden, op een paar echt goede na. Daarop volgt dan een interne monoloog over het leven dat doorgaat, ook al is hij dood: de mensen zullen fouten blijven maken, dingen verliezen en boeken schrijven die de wereld niet zullen veranderen, maar heel soms is er een moment waarin we gelukkig zijn of schoonheid zien of genieten van de stad en daar doen we het dan voor. Ook als ik doodga, gaat alles gewoon door. De mensen blijven eten, lezen, schrijven en kinderen krijgen. Die gedachte is heel confronterend, tegelijkertijd troostrijk en beklemmend.”

“Op zich is het natuurlijk een goeie deal dat we er allemaal even mogen zijn en dan sterven. Maar ik vind de huidige zoektocht naar levensverlengende technieken wel interessant, ook voor mijn werk. Ook de ethische dilemma’s die ze meebrengen, zoals de angst dat deel van bevolking zijn dood straks kan uitstellen, en andere mensen niet. Dat onrecht bestaat nu natuurlijk ook al: wie op zijn zestigste een infarct krijgt in oorlogsgebied, heeft veel minder kans dan iemand die dat in Nederland krijgt. Die onrechtvaardigheid in het uitstellen van het moment waarop we gaan, zal een boeiend thema worden. Ook in mijn werk vraag ik met af hoe we ons tot die nieuwe mogelijkheden zullen verhouden: wil je, kan je, wie wel en wie niet. Ik heb er geen idee van hoe de wereld er binnen vijftig jaar zal uitzien als t mijn beurt is: misschien is de ouderenzorg weg of kunnen we het leven net eindeloos rekken.”

 

Hier kan je het stuk nalezen zoals het verschenen is.