Kris Van STEENBERGE #HETEINDE #DSL

1/12/2017, De Standaard der Letteren –

“Ik denk best vaak aan de dood, eigenlijk. Maar niet op een donkere manier. Eerder vanzelfsprekend, als ik kijk naar de mensen rondom mij. Als je het leven ziet, zie je ook de dood. Dat is niet erg; zij hoort nu eenmaal fundamenteel bij het leven.”

“Vijf jaar geleden is mijn moeder overleden, en ik heb toen het geluk gehad om samen met mijn broer en zus bij haar te mogen zijn, die laatste uren. Ik heb dat ervaren als iets wat in de sfeer zit als de geboorte van mijn kinderen; het speelt zich af in hetzelfde soort bovenmenselijke energetisch veld. Het klinkt misschien vreemd, maar er is een verwantschap tussen het hoofdje van je kind naar buiten zien komen uit het bekken van je vrouw en het zien vertrekken van je moeder. Eigenlijk heb ik een heel warme herinnering aan haar dood.”

“Ik was nooit eerder met de dood geconfronteerd. De meeste mensen maken het wellicht vroeger mee, maar ik besefte vijf jaar geleden ineens: ‘fuck, dit is dus de dood.’ Waarschijnlijk komt dat doordat we de dood zo wegduwen uit ons leven. Als ik mij de verhalen van mijn vader en grootvader herinner, was dat vroeger heel anders: de dood was aanwezig in hun leven. Als iemand kwam te sterven, kwam de dood binnen in het huis, in de kamers, in de gesprekken, in alles. De mensen die langskwamen om te condoleren, moesten de dood recht in de ogen kijken. Dat was eerlijker, want het is moeilijker liegen boven een dood lichaam. Die directheid zijn we kwijt. Ik ken maar een paar mensen die de dood wel binnenlieten, en het lichaam bij zich hielden nadat het niet meer ademde. Een van hen ben ik gaan groeten, en dat vond ik iets heel wezenlijks, omdat je het huis waar iemand geleefd heeft, binnenwandelt op het moment dat zijn dood er ook aanwezig is.”

“Ik herinner mij wel vaag het overlijden van mijn grootmoeder, als kind, maar ik heb het gevoel dat ik er een beetje van weggehouden werd, en mijn ouders raadden mij ook altijd af lijken te gaan groeten. Nu, na de dood van mijn moeder, heb ik de aardse, fysieke connectie met de dood terug. Daarmee heeft ze mij echt een geschenk gegeven; de dood is nu iets heel anders dan ervoor. Al is het natuurlijk niet altijd zo romantisch. Ik herinner me het verhaal van mijn grootvader over een opgebaard lichaam in volle zomer met de bijhorende walgelijke stank; daar is weinig moois aan. Dan wordt het vooral heel pijnlijk voor de nabestaanden, net zoals op veel plaatsen in de wereld waar de dood veel pertinenter aanwezig is. We zijn hier in het Westen erg verwend.”

“Maar als het enigszins kan, wil ik dus het liefst thuis sterven, zodat dat tastbare er is – maar je hebt het natuurlijk niet in de hand. Een hartinfarct, een tientonner die je overrijdt, om iedere hoek kan het al gebeurd zijn. Maar als ik er bewust bij mag zijn, dan het liefst ergens waar ik graag geweest ben, met mensen rondom mij die er gewoon zijn, aanwezig zijn. En ik zou graag iemands hand vasthouden. Dat lijkt me het tegengestelde van de navelstreng: de hand voelen van iemand die nog leeft, terwijl jij vertrekt. Dat maakt de cirkel rond: nadat de navelstreng waaraan een kind zich de wereld inhijst, is doorgeknipt, moet je een paar decennia alleen verder, tot aan die hand, de laatste streng die je kan vasthouden, en die pas wordt losgelaten als je er niet meer bent. Hoe hovaardig dat ook klinkt, ik zou graag zo het geschenk doorgeven dat ik van mijn moeder kreeg. Daar hoop ik op.”

“Hoe warm mijn herinneringen ook zijn, ik wil natuurlijk de impact niet minimaliseren. Ik mag er niet aan denken dat een van je geliefden sterft in angst of pijn zonder dat je iets kan doen, of dat je een kind verliest. Volgens onze hondentrimmer, die zijn zoon moest afgeven, is het verliezen van een kind als het herschrijven van de tijdrekening. Er is een leven voor en een leven na. Dat kan ik me perfect voorstellen, en dat doet me dan weer heel donker over de dood denken.”

“Op lezingen heb ik het weleens over het lot. Dan zeg ik dat het leven iets is wat ons overkomt, en dat we enkel kunnen kiezen wat we met ons lot doen: ja of nee zeggen. Op een avond zei een vrouw uit het publiek: ‘Dat is allemaal heel fraai verwoord, auteur Kris, maar ik heb vorig jaar mijn kleindochter verloren en dat voelde toch niet zo.’ Dan word je heel stil.”

“Voor mijn eigen dood ben ik niet bang. Ik ben alleen als de dood voor pijn. Het afzien, het wegkwijnen, dat zou ik verschrikkelijk vinden. Ook voor wat erna komt ben ik niet erg bang, daar ben ik eerder benieuwd naar. Bloemen en planten leren mij dat alles vergaat tot stof, en dat alles weer een onderdeel van iets anders wordt. Tegelijkertijd koester ik de milde gedachte dat de wetenschap gelukkig nog niet alles weet. Dus misschien is er toch iets hogers, boven alle wetten van de fysica, waar we weer een onderdeel van worden, iets wat nog niet is waargenomen. Ik vind de wereld te wonderlijk om niet in die gedachte te… geloven is het niet, eerder verdwalen. In het idee dat er iets is, liefst iets wat we niet kunnen bevatten, en nooit zullen waarnemen.”

“Als ik alle songs achter elkaar zou zetten waarvan ik ooit gezegd heb dat ik ze op mijn begrafenis wil, krijg je een dienst van drie dagen. Dus tegenwoordig zeg ik tegen mijn kinderen en de mensen die ik graag zie: doe maar wat voor jullie goed voelt. Dat mag in het verlengde van mijn leven liggen, maar als jullie er haaks op willen gaan staan, mag dat ook. En drink een goed glas en eet iets lekkers, en vat vooral het plezier in het leven terug op, want sterven is maar een passage, net zoals het leven ook maar een passage is. Blijf er niet te lang bij hangen.”

“Het mooiste dat je kan verlangen, is dat je blijft voortbestaan in herinneringen. Dat mensen nog eens aan je denken als ze bijvoorbeeld een boek vastpakken. Maar ook dat is slechts het wegdwarrelen van bladeren die na je dood nog van de boom vallen. Ik denk weleens aan die dichters die uitgeleide doen aan doden zonder naam; dat zijn mensen die sterven als een kale boom. Als iemand na je dood nog eens met liefde aan je denkt, heb je geluk. Meer dan die waan mogen we niet hebben.”

“In mijn romans en theaterteksten speelt de dood ook letterlijk mee. Volgens mij kan je trouwens geen personages bedenken zonder dat je hun relatie met de dood overdacht hebt. Ik kan dat van al mijn hoofdpersonages zo zeggen.”

“Wie ik graag nog na mijn dood zou ontmoeten, is iemand als Hitler, maar dan onder de voorwaarde dat elke vorm van verwijt en subjectiviteit volkomen weggefilterd is, en de dood mij gezuiverd heeft van alle gevoelens en vooroordelen die ik over hem heb. Zodat ik gewoon heel nuchter kan kijken naar alles, en uren aan een stuk samen met hem kan proberen te verkennen waar zijn fundamentele keuze gevallen is tussen creëren en vernietigen, en waar de donkere gedachte is ontstaan dat al die vernietiging volgens hem het creëren van een zuiverheid was waarin hij geloofde. Maar ik vrees dat miljoenen mensen hem willen ontmoeten om uitleg te vragen. Het zou weleens druk kunnen worden aan die tafel. Leonard Cohen zou ik ook graag terugzien, maar die mag misschien gewoon naar mijn gesprek met Hitler komen. En wat ik evenzeer fijn zou vinden, is een blind date in het hiernamaals met iemand uit een ander tijdperk en werelddeel. Dat is misschien meteen ook een fijn concept voor een boek.”

“Onder diezelfde voorwaarden zou ik ook heel graag mijn moeder terugzien, in eenzelfde zuiverheid, waar alle negatieve en positieve gevoelens die er ooit waren, weg zijn. Om samen terug te kijken op ons leven.”

“Mijn graf? Daar mogen ze mee doen wat ze willen; mijn geliefden vinden vast een mooie plek. En als ze toch een steen zetten, moet daar niets op, behalve misschien mijn naam, zodat ze zich niet vergissen.”

“Ik had het er onlangs nog met mijn vader over: de concessie van het graf van zijn moeder moest verlengd worden. Eigenlijk komt dat neer op de vraag of je de herinnering nog 25 jaar wil verlengen of niet. Heerlijk menselijk vind ik dat, Kafka die de dingen zelfs na de dood probeert te regelen. Mijn vader concludeerde dat het na al die tijd geen zin meer had. Dus zou ik zeggen: begraaf mij maar met een klein budget, en besteed de rest aan iets zinvols, iets dat nog leeft.”

 

 

 

 

 

 

 

Het stuk zoals het is verschenen kan je hier nalezen.