Peter buwalda #heteinde #dsletteren

29/12/2017, DS Letteren –  “Ik denk niet zo vaak aan de dood, maar ik ben me er wel van bewust dat ik op de helft ben, in het beste geval. Ik relateer het altijd aan hoeveel boeken ik nog kan schrijven: als ik bedenk dat ik 38 jaar van de 45 jaar dat ik al geleefd heb niet heb geschreven, en die tijd er nog bij kan krijgen, valt het mee. Maar tegelijkertijd is het gevoel dat de helft erop beklemmend.”

“Het schrijven is een van de redenen waarom ik oud wil worden: om de tijd te hebben te doen wat ik wil doen. Het afknotten van een leven door de dood vind ik iets heel bedroevends; als mensen die ik bewonder vroeg sterven, vind ik het altijd zonde dat ze niet tot eind hebben kunnen schrijven of muziek maken. Vroegtijdig sterven is misschien wel de grootste onrechtvaardigheid van het leven. Dat is echt oneerlijk.”

“Stel je voor dat het zo werkte: je kan ervoor kiezen dat je met zekerheid een bepaalde leeftijd haalt, maar dan ga je wel dood. Dat vraag ik me weleens af: hoe laag zou de leeftijd zijn waar ik nog voor zou willen tekenen, als ik daarmee het risico kon uitsluiten eerder te sterven. Voor 80 zou ik meteen toezeggen, maar ook voor 70? Want de kans dat ik op 50 ga, bestaat natuurlijk ook… De gemiddelde leeftijd voor een man is 76 in Nederland, en ik denk dat ik al voor minder zou willen tekenen… Natuurlijk hoop ik de 90 te halen, schrijvend en wel, maar als ik zeker 75 kan krijgen, zou ik dat misschien wel willen afspreken. Het zal wel even slikken zijn, als dan op mijn 75e de stekker eruit moet, juist omdat het dan prima met me gaat.”

“Precies dat is de tragiek van het leven: weten dat je doodgaat, maar niet weten wanneer. Dat heeft iets heel sadistisch, mensen zo tot het laatst in spanning houden. En de dood is een loterij: er zit geen enkele logica of rechtvaardigheid in wie lang of kort leeft. Je kan het niet beïnvloeden, er zit geen beloning vast aan hoe je leeft, … Tragisch vind ik dat. Het zou mooi zijn, dat iedereen even oud wordt, dat die onzekerheid zou wegvallen.”

“Hoe ik zal sterven wil ik al helemaal niet weten; als je weet dat het naar wordt, word je alleen maar bang. Tenzij natuurlijk, puur utopisch, iedereen honderd zou worden en dan plof, dood zou neervallen. Ideaal. Maar zo werkt het niet, dus zie ik de dood als een grote straf voor de mensheid, een onrechtvaardigheid waarmee vanalles scheef loopt. Het is zo onvolkomen als mensen ineens ziek worden, zonder dat ze slecht geleefd hebben. Die grilligheid maakt het leven minder draaglijk.”

“Waar ik erg voor zou zijn, is dat mensen die goed leven, langer leven. Kreeg je gelijk een betere wereld. Je zou niet kampbeul in Duitsland kunnen geweest zijn, verhuizen naar Montevideo en rustig 90 worden. Wellicht zou het niet eens zover komen, want mensen zouden tijdens hun misdaden al beseffen dat ze het gingen bekopen; de hele rechtstaat zou overbodig worden. Ze zouden je als kind gewoon uitleggen: ‘hoor es, jochie, als je oud wil worden, moet je je gedragen.’ Mugabe zou kanker gekregen hebben na zes maanden dictatorschap, en met Hitler zou het in ‘35 al afgelopen zijn geweest. En als je oude mensen tegenkwam, zou je meteen weten dat dat goede mensen waren, want anders zouden ze er niet meer zijn. Maar zo werkt het dus niet, en dat geeft aan het leven dus die heel tragische afdronk.”

“Ik deel mijn leven strak in in decennia en zie het verloop daarvan geregeld voor me. Ik weet inmiddels hoelang ik over een boek doe, dus vijf jaar eerder of later sterven kan cruciaal zijn. Neem nu Mulisch: die kreeg kanker in 1980, waar hij gelukkig niet aan overleden is, want anders hadden we een groot deel van zijn oeuvre gemist – wat daarna verschenen is, heeft grotendeels zijn schrijverschap bepaald. Nog zo’n schokkend voorbeeld: Schubert is 31 geworden – wat als hij had kunnen doorcomponeren? Of Mozart: dood op zijn 35e. Als hij zo oud geworden was als Haydn, zou hij Beethoven overleefd hebben, terwijl die nu zijn opvolger is. Wat had dat voor de muziekgeschiedenis betekend? Had Mozart de vernieuwingsdwang van Beethoven kunnen beantwoorden? Zou hij hem overklast hebben, of zou het andersom gegaan zijn? Msschien waren ze wel een band begonnen.”

“Mijn begrafenis? Interesseert me niet. Dat zelf willen orkestreren vind ik ijdel. Net als heel de zelffelicitatieve cultuur op Facebook. Dat continu jezelf profileren, daar heb ik zo’n hekel aan. Dat is wel het laatste wat ik na mijn dood wil doen. En er hoeft ook geen plek achter te blijven. Mijn oma en mijn opa liggen wel ergens begraven, maar hoewel ik ze erg mis en vaak aan ze denk, ben ik daar nog nooit geweest; ik denk gewoon thuis aan ze. Hoe je herinnerd wordt, hangt af van hoe sterk de band was, niet van de steen.  Natuurlijk is het aardig in Wenen het graf van Beethoven te bezoeken, of dat van Elvis in Memphis, maar als ze het daarvan moeten hebben…”

Het stuk zoals het is verschenen, kan je hier nalezen.