Schoonheid met een litteken – Bart Moeyaert
‘Er is een tijd geweest dat ik mezelf betrapte op het najagen van een perfectie die je nooit kunt vinden. Dat was iets wat ik mezelf oplegde – misschien door mijn West-Vlaamse roots, of door mijn thuis -: het moest nog beter zijn dan het beste. Tot ik een paar jaar geleden besefte dat perfectie eigenlijk heel saai, om niet te zeggen verschrikkelijk is, want over perfectie valt niets te zeggen. Daar kan je alleen maar bij zuchten en kreunen van ‘O wat is dat mooi.’ Dat zat echt scheef in mijn hoofd, ik was iets aan het najagen wat ik in het echte leven niet boeiend vond. Naar schone schoonheid kan je kijken, dat is fijn, maar om een rijker mens te zijn, moet je leren van mensen die iets hebben meegemaakt. Echte schoonheid heeft littekens.’
‘Als ik bij het schrijven kom vast te zitten, heeft dat heel vaak te maken met de Moeyaert die zich opsplitst in twee mensen. Dat wordt erger met het ouder worden; ik ga heel makkelijk boven mezelf hangen om te kijken wat ik aan het doen ben. Die andere persoon, die wel de perfectie zoekt, wel bezig is met het verlangen om begrepen te worden, begint dan te zeuren: zou je niet beter x of y doen. En die zit mij verschrikkelijk in de weg.’
‘Dus als ik vast zit, moet ik ervoor zorgen dat ik daarvan af zie te komen en dat kan ik niet door aan mijn bureau te blijven zitten, want de stem laat zich niet zomaar van mijn schoot af duwen. Dat lukt alleen door urenlang aan zee te wandelen, met alleen maar mijn voetstappen en het knerpen van het zand of het ritselen van mijn kleren. Kleddernat te worden in de striemende regen en daar vreselijk van te genieten. Zorgen dat ik niet in staat bent na te denken over het boek, mijn hoofd echt leegmaken. Als ik daarna weer aan mijn schrijftafel ga zitten, ben ik echt ontkoppeld en dus dichter bij mezelf, waardoor het vrijer stroomt.’
AUDIOGIDS
‘Dat ontkoppelen kan ook in musea. Ik heb mezelf aangeleerd de audiogids te huren; dat brengt mij in een stroom waar ik geen andere mensen meer hoor, alleen die stem in mijn hoofd die mij helpt kijken naar iets, maar die ik ook kan negeren als ik het niet meer interessant vind. Ik kan luisteren, maar het hoeft niet. Dat maakt mij heel vrij.’
‘Vroeger vond ik dat ik een museum volledig gezien moest hebben, terwijl dat eigenlijk onzinnig is. Als ik vier werken echt heb laten doordringen, ben ik echt wel bezig geweest. Het is een soort van dans: deze kleur stoot mij af of trekt mij juist aan – je volgt gewoon je impulsen, waardoor je wanden overslaat en zalen opnieuw doet. Dat is precies hetzelfde als aan zee wandelen, met dat verschil dat je niet leger maar voller wordt. Door te focussen op hoe andere mensen dingen hebben gedaan, kan je weg zijn van jezelf, wat in mijn geval heel handig is.’
‘Vorig jaar zag ik in de National Portrait Gallery in Londen een portret van een schrijfster waar ik nog nooit van gehoord had. De vrouw op de foto kijkt geheel misnoegd over haar schouder met een blik van ‘je mag niet naar mij kijken.’ Daar was ik zo door geraakt dat ik op een bank ben gaan zitten en gehuild heb. Ik ken die vrouw niet, ik weet niet wie ze is, ik heb nog nooit iets van haar gelezen, maar haar blik greep mij zo sterk aan dat ik, als ik die zaal uitliep en de volgende zaal in, besefte: ‘Dit moet ik niet doen, ik moet teruggaan.’ Waardoor je die stompzinnige emotie, die je zo dwaas overvalt, nog een keer beleeft, en nog eens, en nog eens. Ik vind dat fantastisch, als een beeld zoiets met je doet.’
VRIJHEID
‘Iemand die mij ook helpt om los te komen, is Nedko Solakov. Op Beaufort had hij dit jaar een huis ter beschikking gekregen waar hij ‘grapjes’ aangebracht had met een viltstift – een soort vrije humor. Soms zit hij er zo bonk op dat je echt vreselijk moet lachen, soms is het ook een beetje flauw.’
‘In Watou hing er vorig jaar ook werk van hem. Ik had niet de meest fantastische zomer van mijn leven, omdat ik helemaal vast zat, maar toen ik langs die wand met kleine schetsen van hem liep, werd ik gepakt door één beeld. Een tekening van niks, eigenlijk. Een kronkelende lijn waar heel eenvoudig getekende mannetjes naast staan met één regel tekst eronder, iets in de zin van: ‘heel veel mannen waren al klaar met hun werk maar anderen hadden nog een weg te gaan.’ En daar gebeurde precies hetzelfde als met die foto: dat ging meteen naar binnen, ik was totaal geëmotioneerd. Alles wat ik de rest van de dag in Watou gezien heb, kreeg een andere betekenis, alsof het allemaal alleen voor mij geafficheerd stond: de documentaire over Wislawa Szymborska bijvoorbeeld, waarin ze zegt dat je alleen je buik moet volgen en niets anders.’
‘Dat doet me denken aan een video van Solakov die ik ooit in het SMAK gezien heb, waarin hij voor de camera een werk maakt. Hij neemt een stuk hout en zegt: ik weet echt niet wat ik nu ga maken. Dan tekent hij iets wat niet mooi of bevallig is, zelfs vormtechnisch is het niet geweldig, en besluit dat dat het beeld is dat er moet staan. Met die tekening gaat hij naar een timmerman en vertelt hem hoe het hout moet uitgesneden worden. Daarna bespreken ze het, verfijnt hij het, beslist hij dat het in goudverf gezet moet worden… en ik zit naar dat filmpje van drie kwartier te kijken en vraag mij af: wat doet hij? Hij denkt helemaal niet na over of dit nu wel de vorm is die hij wil uitwerken, hij pakt gewoon dat stuk hout en begint eraan, voor een camera, zonder zich iets aan te trekken van wat de kijker daarvan vindt. Die vrijheid, dat vind ik geweldig. Natuurlijk weet ik wel hoe belangrijk dat is, maar als dat gezegd wordt in zo’n filmpje, word ik er stevig aan herinnerd hoe buitensporig complex ik de dingen zelf maak, en dat ik gewoon moet doen wat ik zelf wil doen.’
JALOERS
‘Volgens mij is het voor een beeldend kunstenaar veel makkelijker om eigenzinnig te zijn; het is de beeldtaal die spreekt. De kunstenaar laat iets zien, legt niets uit en de kijker voelt van alles. Als het over tekst gaat, ligt dat moelijker; is het wel begrijpelijk, leest het makkelijk, zijn mijn zinnen niet te lang, zit er te weinig wit tussen de regels, steekt er teveel tussen de regels, of te weinig? Ik ben altijd jaloers op illustratoren, beeldende kunstenaars en muzikanten.’
‘Een paar maanden geleden heb ik een Finse zangeres ontdekt, Chisu. Ze zingt met de onschuld van een popsterretje een schijnbaar vrolijk liedje met een schijnbaar vrolijke clip erbij, en dan ga je op zoek naar de vertaling van de tekst en wat blijkt: het gaat over een relatie die net op de klippen is gelopen. Ze zingt dat ze zijn duimen gaat breken, zodat hij niet meer achter haar aan kan liften, en zijn vingers, zodat hij niet meer naar haar kan wijzen, en zijn benen… Een soort gruwelijk aftelrijmpje, bikkelhard, echt bikkelhard. Maar op 3 minuten is dat verhaal verteld.’
‘Waar ik mij ook erg aan optrek, is hoe de dingen vormgegeven zijn. Als een boek af is, wil ik zelf de kleur en de vorm toevoegen. ‘Mag het dat papier zijn? En als we dat doen, wat kost dat dan?’ Want ik vind dat we daarvoor leven – ik leef niet om gewoon maar iets te doen. Als je iets doet, doe het dan esthetisch. Maar begrijp mij heel goed dat esthetisch niet altijd het vriendelijkste oranje of het schoonste blauw is, maar wel de tint die bij dat boek hoort. Dus als dat pikzwart is, dan is het pikzwart. Schoonheid met een litteken.’
Het stuk zoals het verschenen is, kan je hier nalezen.