De biodiversiteit van de Vlaamse Letteren #VAV

12/01/2018, DSLetteren – Ziehier de integrale tekst van mijn State of the Art speech op het 9e VAV-congres. Het ingekorte stuk zoals het verschenen is in de letterenbijlage van De Standaard kan je hier nalezen. Wie de volledige speech liever op papier naleest, kan hier de pdf vinden.

Ik wandelde nietsvermoedend rond op de Boekenbeurs, de laatste plaats ter wereld waar een auteur verwacht te worden aangesproken over de staat van de letteren, of juister, de laatste plaats ter wereld waar een auteur tout court wordt aangesproken tenzij hij of zij in de ideale zichtlijn staat voor een selfie met Jeroen Meus, toen Nathalie Ariën mij vroeg of ik iets kon schrijven over ethiek, engagement en diversiteit in de literatuur. Gewoon, een kleine ‘State of the Art’-speech.

In al mijn verdwazing zei ik ja. Pas toen ik begon te schrijven, besefte ik dat in die onschuldige vraag een paar venijnige angels verscholen zitten. Ik maak in deze als onderzoeker namelijk deel uit van het onderzochte. Dat heeft natuurlijk een voordeel: ik kan mezelf gebruiken als barometer voor de te onderzoeken fenomenen. Helaas heeft het ook een significant nadeel: kritische beschouwingen van iemand uit het veld zijn makkelijk weg te zetten als persoonlijke frustraties. Als we in Duitsland zouden zijn, zou ik voor het komende halfuur graag Narrenfreiheit inroepen; helaas kent Vlaanderen dat niet. Wij houden het meestal bij een vorm van diplomatie die beter bekend staat als tsjeverij, iets waar ik helaas erg slecht in ben. Jammer, want het kritisch beschouwen van het literaire landschap en het durven benoemen van de onvolkomenheden ervan is geen makkelijke zaak. Wellicht bedient men zich hiervoor het best van een duidelijke stijlfiguur. Omdat nuance nu eenmaal de helderheid schaadt, heb ik daarvoor de hyperbool uitgekozen. Toch wil ik geen van de daaruit volgende zwart-wit redeneringen als zekerheden naar voor schuiven; ik ben wel gek, maar niet suïcidaal. Dus ik stel voor dat u na elke opgeworpen stelling een vraagteken plaatst, en vervolgens uw eigen conclusies trekt. Deze ook in de politiek vaak toegepaste techniek verzekert ons ervan dat we straks allemaal gelukkig naar huis gaan. Tenslotte wil ik u nog meegeven dat elke gelijkenis met bestaande collega’s onvrijwillig en toevallig is, of een product van uw eigen visie.

En om dit alles een beetje behapbaar te houden in deze tijden van infotainment, heb ik bij deze lezing een woordenlijst voorzien: na elk behandeld onderwerp geef ik u graag drie steekwoorden mee, die de kernconcepten netjes voor u samenvatten. Dit zou, als het goed zit, aan het eind moeten resulteren in een toolkit van termen waarmee u bij toekomstige gelegenheden probleemloos en op hoog niveau kan meepraten over diversiteit en ethiek in de letteren.

Voor deze inleiding kan u alvast de volgende woorden onthouden:

 

  1. Boekenbeurs – literair – infotainment

 

Voor we het over diversiteit, of het gebrek daaraan, hebben, moeten we ons misschien eerst afvragen of literatuur überhaupt divers moet zijn. Moeten de letteren de samenleving weerspiegelen? Heeft de auteur daar sowieso iets zinnigs over te zeggen? En is dat zijn taak? Heeft literatuur een morele functie, en zo ja, hoe moet ze die invullen?

Hiervoor wil ik graag even teruggrijpen naar een debat dat u ongetwijfeld bekend is: Reugebrink versus De Ceulaer, kerstessay in De Standaard, 2011.

Reugebrink betreurt daarin de teloorgang van de rol van de auteur en de literatuur als moreel en intellectueel baken in het maatschappelijke debat. Ooit, stelt hij met filosoof Peter Sloterdijk, was literatuur een ‘medium van de nationale geesten,’ en speelde ze een belangrijke rol bij de totstandkoming van de politieke en culturele synthese binnen een samenleving. Nonsens, repliceert De Ceulaer. Kunst kan de wereld niet doorgronden en al helemaal niet redden. Voor inzicht moeten we ons wenden tot non-fictie en wetenschap. Kunst deugt hoegenaamd niet om iets zinnigs over de samenleving te zeggen.

Ter verduidelijking: dat ik hier eerst naar hun mening refereer en niet meteen naar de mijne, heeft niets te maken met lafheid of een gebrek aan visie, maar alles met het Mathilda Effect. Dit fenomeen treedt in zowat alle disciplines op: kort samengevat komt het erop neer dat identieke teksten of onderzoeken met een mannennaam erboven anders worden gevaloriseerd dan precies dezelfde teksten onder een vrouwennaam: de teksten toegeschreven aan mannelijke auteurs worden door mannen én vrouwen beoordeeld als kwalitatief hoogstaander, innovatiever en belangrijker. Dat ik u mijn mening dus meedeel in de woorden van mannelijke collega’s heeft niets met luiheid te maken; ik win op die manier gewoon aan geloofwaardigheid. (Wist u overigens dat zelfs orkanen met vrouwennamen niet ernstig genomen worden, en er op basis daarvan voor Jeanette minder voorzorgen genomen worden dan voor Jason?)

 

  1. Mathilda – mannelijk – hoogstaander

 

De rol van de auteur, stelt Christa Wolf, is dingen benoemen. Natuurlijk was Wolf maar een vrouw, maar ze zei het op gezegende leeftijd, wat dan weer aanleiding geeft tot het Susan Sontag effect: vrouwen die meedraaien tot ze zo oud zijn dat ze niet meer als lustobject worden gezien krijgen vroeg of laat een zweem van geloofwaardigheid.

 

  1. Rol – vrouw – lustobject

 

Wolf heeft een punt. Wat de auteur interessant maakt als beschouwer van de maatschappij, is dat hij of zij godsganse dagen niets anders te doen heeft dan nadenken over de wereld. Dat maakt hem tot expert. Laat ons er, in een vlaag van cultureel optimisme, dus maar vanuit gaan dat hij/zij er iets zinnigs over te zeggen heeft. Reugebrink zegt dat tenslotte ook.

Dus ja, de auteur bekleedt een centrale rol in het maatschappelijke debat. Maar is ook het omgekeerde waar? Moet het maatschappelijke debat een hoofdrol spelen in de literatuur? Of mag, of misschien zelfs moet, die zich, ook in deze tijden, bezighouden met vorm-Spielerei en l’art pour l’art?

 

  1. Auteur – niets – expert

 

Gelukkig kan ik voor het beantwoorden van deze vraag ook een man citeren, dat bespaart me een half uur argumenteren, en we hoeven ons niet af te vragen of het waar is wat hij zegt. Filip Rogiers, 2017, Essay over de scherpte van de literatuur: “Literatuur, goede literatuur, verhoudt zich tot het Nieuws, hoofdletter N, als de wording van de golf tot het schuim op het strand.” Korte en respectloze samenvatting van zijn stuk: het bulderend schuim, dat zijn de feiten, de gebeurtenissen. Literatuur probeert de wording van de golf te vatten. De complexe werkelijkheid. Ze observeert de onderliggende stromen. Kortom: als het goed zit, vat de schrijver de tijd. Als literatuur al een morele, ethische taak heeft, dan is het die: het vatten van de tijd.

Helaas is dat ook het punt waar het dezer dagen vaak mis gaat. Al te vaak verwart de literatuur haar taak als chroniqueur met die van verslaggever: dan sijpelt de waan van de dag rechtstreeks in boeken door. Mijn linkse intellectuele verwrongen geest ziet daarin ten dele de hand van de markt: een boek ‘doen’ over iets dat hot is, resulteert vaak in een rinkelende kassa. Die aandacht voor maatschappelijk relevante thema’s is goed, maar het is ook een pervers mechanisme. Literatuur wordt een zalving, een maatschappelijk lavement dat ons schuldgevoel wegspoelt zonder schuren. De absolutie op honderd pagina’s. Veel van die romans mikken dezer dagen nauwelijks verder dan de pers. Historisch perspectief? Te moeilijk. Een breder kader? Zeldzaam. Nochtans is dat de rol van een auteur; anders had hij, dixit Rogiers, net zo goed journalist kunnen worden.

 

  1. Hot – kassa – lavement

 

Begrijp me niet verkeerd. Natuurlijk mag literatuur zich buigen over heikele maatschappelijke onderwerpen. Zolang ze maar trouw blijft aan haar eigen aard. En zolang de roman maar vertrekt vanuit een oprechte artistieke urgentie.

Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat elke goede roman, waarover hij ook gaat, bijdraagt aan het welslagen van het samenlevingsproject. Want lezen biedt ons niet alleen herkenbaarheid – iets wat zeker voor minderheden cruciaal is om zich maatschappelijk comfortabel te voelen –, het leert ons ook empathie voor wat ons vreemd is. Een goedgeschreven roman brengt ons zelfs begrip bij voor personages waar we in het echte leven met een wijde boog omheen zouden lopen. Bovendien helpt literatuur ons, alleen al door een inspanning van ons te vragen, met het opbouwen van frustratietolerantie: niet voor elk probleem bestaat een eenduidige oplossing. In die zin wapent lezen ons tegen het simplisme van het populisme.  En draagt het bij aan het welslagen van een diverse samenleving.

 

  1. Literatuur – oplossing – populisme

 

Natuurlijk zou het ideaal zijn als literatuur de maatschappelijke diversiteit zou reflecteren. Maar wat als ze dat niet doet? En willen we die diversiteit weerspiegeld zien in het schrijverskorps, of in het beschrevene? Als we naar het literaire landschap kijken, hebben we op beide gebieden een probleem. De Vlaamse letteren weerspiegelen in alles ons maatschappelijk tekort: ze tonen ons de wereld vanuit het dominante perspectief – lees: door de ogen van de blanke, heteroseksuele middenklasseman -, en hebben die in de meeste gevallen ook als hoofdpersonage. Oops. De maatschappelijke diversiteit is groter dan ooit, maar de literatuur is nog nooit zo eenvormig geweest. Wat nu?

 

  1. Schrijverskorps – blank – oops!

 

Ik rij weleens met een motor. Vreemd voor een vrouw, ik weet het, maar toch. Het heeft me geleerd dat er twee manieren zijn om uit de bocht te gaan: ondersturen en oversturen. In het eerste geval ga je gewoon onderuit, in het tweede geval probeer je je fout te corrigeren door de boel abrupt om te gooien in tegenovergestelde richting. Ook dat loopt veelal fout af. Gratis tip, tussendoor.

De uiterst nobele roep tot diversificatie in de letteren mag geen excuus worden voor het camoufleren van een mank lopend maatschappelijk integratieproject; we komen er niet door twee moslimauteurs uit te geven, omdat zich daar het meest urgente spanningsveld van onze tijd bevindt. Natuurlijk is dat nodig, en natuurlijk is het beschamend dat het niet al lang een feit is (wat dat betreft hinken we in Vlaanderen een paar decennia achterop), maar het volstaat niet. Het kan aan mij liggen, maar ik zie veel minder urgentie voor het opsnorren en uitgeven van debutanten met een Afrikaanse, Aziatische, Oost-Europese of zelfs Vlaams Joodse achtergrond. De blanke middenklasseman zit in zijn maag met het overigens terechte gevoel van achterstelling en ondervertegenwoordiging van etnische minderheden, vooral nu de actualiteit hem daar met luide knallen op gewezen heeft, en wil met neo-koloniale welwillendheid een en ander goedmaken. Top. Maar als we willen dat de literatuur werkelijk de maatschappelijke diversiteit werkelijk weergeeft, moeten we misschien beginnen met ons af te vragen wat diversiteit is. En hoe de wereld er werkelijk uitziet. 

Dat er etnisch-cultureel een grote lacune is, is eenvoudig vast te stellen. De Vlaamse letteren zijn blanker dan een blad papier. Omdat dit niet mijn veld van expertise is, en mijn persoonlijke barometer hier dus niet werkt – etnisch behoor ik voor een keer wel tot de meerderheid –, laat ik de opmeting van de schade en het aanreiken van oplossingen met plezier aan Chokri over. Daarbij wil ik hem alvast veel succes wensen, want historisch gezien hebben de Vlaamse (en in iets mindere mate ook de Nederlandse) letteren zich altijd zeer onontvankelijk getoond voor buitenlandse invloeden; in de Franse, Angelsaksische en Duitse literatuur is de culturele vermenging al eeuwen aan de gang.

 

  1. Integratie – neokoloniaal – succes

 

Tweede reden tot pessimisme: de maatschappelijke realiteit stelt ook dat we in België drie landstalen hebben. Het Vlaams protectionisme ontkent dat stellig; van culturele integratie is geen sprake. Jacqueline Harpman, volgens mij een van de Belgische Grote Drie, is niet eens integraal vertaald naar het Nederlands en in Vlaanderen nagenoeg onbekend. (En ja, ze resorteerde onder het Susan Sontag-effect.) #justsayin’

 

  1. Harpman – Belgisch – #justsayin’

 

Overigens ontbreekt deze etnische diversiteit ook volkomen in het literatuuronderwijs, terwijl het voor schrijvers in wording net uiterst belangrijk is zich te kunnen spiegelen aan voorbeelden uit de canon. Een internationalisering, diversificatie én heropwaardering van de canon in het onderwijs, in plaats van een verdere tendens van regionalisering, verkleutering en versimpeling, zouden wellicht een goede eerste stap zijn.

 

10.Onderwijs – canon – verkleutering

 

Ook vormelijk is de literaire diversiteit kleiner dan ooit. Natuurlijk is het een slecht mopje op basis van verkoopcijfers te stellen dat 50 Shades de beste roman van het decennium is, natuurlijk neemt geen mens dat ernstig, maar het valt niet te ontkennen dat het marktdenken meer dan vroeger de realiteit van het boekenvak beheerst. De uitgeverij moet uit de kosten komen, en ook de auteur, die geen maakloon krijgt maar enkel een percentage op de verkoop, heeft alleen maar baat bij publieksverbreding. Genres die van nature een kleiner bereik hebben (theaterteksten, poëzie, essayistiek en het kortverhaal) vinden steeds moeilijker een uitgever, en ‘moeilijke’ romans hebben het evenzeer lastig. Een en ander is een rechtstreeks gevolg van de democratisering: waar literatuur vroeger was voorbehouden voor de intellectuele elite, en haar succes aan hun smaak werd afgetoetst, leest tegenwoordig – en gelukkig – het grote publiek. Ongelukkig bijverschijnsel daarvan is dat de smaak van het grote publiek, of erger nog, de vermeende smaak van het grote publiek, bepalend is geworden als graadmeter voor het succes van een boek.

 

  1. Mopje – publieksverbreding – smaak

 

Bijna kom ik in de verleiding nu iets te zeggen over de daaruit volgende verheerlijking van middelmatigheid, die onze tijd eigen is. Want literatuur die een zo groot mogelijk publiek moet bereiken, richt zich vaak tot de grootste gemene deler, en dat komt nu eenmaal, zonder dat ik iets over de kwaliteit van de Vlaamse letteren wil zeggen, de stilistische diversiteit niet ten goede. Het lineaire format, succesvol omdat het door de televisie- en filmkijkende lezer wordt herkend, primeert steeds meer, en wordt ook in start-to-write-cursussen stevig gestimuleerd. Schrijven is tenslotte, meer dan ooit, een industrie. En wie industrie zegt, zegt marketing. De schrijver is een product, en een product moet verkoopbaar zijn. Literaire kwaliteit is daarbij niet altijd het gehanteerde criterium: zo hoorde ik onlangs nog een tragisch verhaal over een bijzonder goed manuscript dat niemand ooit zal lezen, want dat niet werd uitgegeven omdat de auteur ‘absoluut niet verkoopbaar was.’

 

  1. Verheerlijking – middelmatigheid – tragisch

 

Hier begeef ik mij op glad ijs. Als vrouwelijk auteur uitspraken doen over het spanningsveld tussen literaire kwaliteit en media en marketing, is vragen om het label jaloers of rancuneus. Gelukkig kan ik mij ook hier beroepen op een man, uit wiens mond dergelijke uitspraken worden onthaald op het label ‘kritisch’ en ‘moedig’. Nog een keer Reugebrink dus: “Literatuur maakt hoogstens nog deel uit van de marktgedreven amusementsindustrie en is alleen van belang voor zover men binnen die industrie bereid is haar amusant te vinden. De schrijvers die men daar blijkbaar nog wél belangrijk acht, danken die aandacht niet zozeer aan de specifiek literaire voortreffelijkheid van hun werk (al ontbreekt die daarom niet). Het zijn andere factoren die hen geschikt maken om als hofnar te dienen voor een industrie die alleen op entertainment en verkoop is gericht. Dat heeft niets meer te maken met de waarden die de literatuur van oudsher voorstaat. Het zijn de media die beslissen over de belangrijkheid, liever: de aantrekkelijkheid van een auteur. Let wel: ik heb het hier niet over de intentie, de inzet van de auteurs, noch over de literaire merites van hun werk. Ik heb het hier over het feit dat de massamedia van die intenties bijzaak maken. En van schrijvers dode zielen.”

 

  1. Auteur – hofnar – media

 

In feite heeft zich in het letterenlandschap niets anders afgespeeld dan in de muziek, waar de popmuziek (een afkorting voor populaire muziek) de klassieke muziek naar een niche heeft verdrongen. Deze beweging wordt nog versneld door de tijdsgeest en het politieke klimaat, waarin woorden als intellectueel en elitair per definitie negatief gekleurd zijn en toegankelijkheid het nieuwe evangelie is. Nu we het toch over muziek hebben: André Gantman liet onlangs optekenen dat ‘het publiek niet moet geprovoceerd worden met overheidsgeld’, ‘innovatie het publiek niet mag wegjagen’ en ‘cultuur gemaakt moet worden voor een breed publiek.’ Mijns inziens zijn dat problematische uitspraken voor de voorzitter van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Opera. En voor het geval u mij niet ernstig neemt, ook hierover even de mening van een man: parlementslid Bart Caron. ‘De N-VA vertegenwoordigt ‘een eerder behoudsgezinde smaak in de politieke ruimte en brengt die smaak binnen in de raden van bestuur’ van de verschillende cultuurhuizen in Vlaanderen. Of nog: ‘de N-VA ondersteunt vooral de canon en de gevestigde orde in de cultuur’. In het kader van diversiteit is dat een zorgwekkende evolutie. Merk op dat ik het woord censuur niet in de mond neem; het beleid neigt meer naar een financiële drooglegging.

 

  1. Evangelie – N-VA – drooglegging

 

Of een geweldige kans voor de letteren, natuurlijk. Want om nog even terug te grijpen naar De Ceulaer 2011: “Ja, soms verheffen schrijvers hun volk. De geschiedenis leert ons dat ze er vaak staan als het erop aankomt: Vaclav Havel, Ken Saro-Wiwa, Aleksandr Solzjenitsyn, de namen zijn talrijk. Maar hún daden hebben meer met moed te maken dan met inzicht. En wie niet in een dictatuur leeft of anderszins wordt verknecht, heeft geen moed nodig. In onze knusse en vrije consumptiemaatschappij tekeergaan tegen het neoliberalisme, is niet bepaald een heldendaad.” Kortom: hoe meer druk op de ketel, hoe zinvoller ons bestaan als auteur weer wordt. Hallelujah. Er is hoop.

 

  1. Verheffen – volk – Hallelujah!

 

Maar ik ben afgedwaald. Even terug naar de publieksverbreding. Elite en innovatief experiment zijn uit den boze. Literatuur met een hoge intertextualiteit is ‘te moeilijk’, stilistisch experiment passé of arrogant. Herkenbaarheid en realisme zijn de overheersende stijlvorm, wat maakt dat de overgrote meerderheid aan gepubliceerde boeken middenklasseromans zijn, want dat is de grootste consumentengroep. Al verschijnt er af en toe nog wel eens een boek dat onder het trefwoord ‘vlaams miserabilisme’ valt, een term die ik overigens vooral van uitgevers hoor, waarin ook de lagere klassen zich zouden kunnen herkennen. Ook de politieke uniformiteit is lichtjes beangstigend: ik hoorde onlangs nog iemand zuchten dat het verfrissend zou zijn als er een hardcore rechtse theatermaker zou opstaan, om eens een andere stem te laten horen. Ook uitgesproken rechtse romanciers zijn een zeldzaamheid; Vlaanderen heeft zelfs geen Houellebecq om over te discussiëren.

De Vlaamse letteren zijn niet alleen blank, ze zijn ook angstwekkend heteroseksueel. Nochtans zijn, net zoals in de andere kunsten, bovengemiddeld veel auteurs dat niet. Blijkbaar is er iets dat hen ervan weerhoudt hun eigen werkelijkheid weer te geven in hun romans. Begrijp me niet verkeerd. Ik vind niet dat homo’s over homo’s moeten schrijven en zwarten over zwarten, of dat homoseksualiteit per se gethematiseerd moet worden. Maar dat ze er nooit over schrijven, en er in hun romans net zo min als in die van hun heteroseksuele collega’s homo’s voorkomen, zelfs niet als nevenpersonage, vind ik verontrustend.

Dit fenomeen is overigens niet alleen Vlaams. Ook de 21e eeuwse Great Gay Novel van de wereldliteratuur moet nog geschreven worden. Vroeger doken ook in grote literatuur nog holebi-personages op – denk maar aan Woolf, Wilde, Proust, Puig, Mann, Mishima, Vidal, Capote, Stein. Tegenwoordig gebeurt dat steeds minder. Misschien heeft dat te maken met de stand van het emancipatorisch proces, en is het minder ‘nodig’ nu holebi’s meer verworven rechten hebben, maar dan nog blijft het vreemd dat de sociale realiteit zich niet reflecteert in een normale mix van personages: 1 mens op 10 is homoseksueel. Bij personages zou het me verbazen als je 1 op 100 haalt. Het aantal Nederlandstalige holebi-romans is op 1 hand te tellen.  Als er zich al iemand aan waagt, is het een onverdachte hetero – zoals Mulisch. Lanoye’s Kartonnen Dozen is niet voor niets een everseller; er is sindsdien nauwelijks nog iets verschenen.

Volgens mij is dat autocensuur: boeken met een holebi-thema worden vaak weggezet als nicheliteratuur en derhalve niet op hun literaire kwaliteiten beoordeeld. Alsof de seksuele voorkeur van de personages de kwaliteit van het werk beïnvloedt. Veel gevestigde auteurs spelen dus op (commercieel) veilig en schrijven heteroliteratuur. Zelf heb ik ook al vaak te horen gekregen dat ik beter zou verkopen als ik over hetero’s zou schrijven, want ‘lezers herkennen zich niet in homoseks, en willen zich daar ook niet in inleven.’ Nochtans is, net daarom, die diversiteit zo belangrijk. Niet alleen voor de vers-uit-de-kast-getuimelde 16-jarige die op zoek is naar herkenbaarheid, maar precies ook voor alle heteroseksuele lezers: omdat literatuur ons empathie leert voor wat ons vreemd is. Bovendien wordt door hun aanwezigheid in de literatuur de sociale positie van minderheidsgroepen veiliggesteld: aangezien de literatuur de werkelijkheid reflecteert, krijgen ze hierdoor bestaansrecht. Wie zich op de Vlaamse letteren baseert, zou, met de woorden van de president van Nigeria, kunnen zeggen dat dergelijk onnatuurlijke afwijkingen hier bij ons gelukkig niet voorkomen.

 

  1. Voorkeur – homoseks – onnatuurlijk

 

Tenslotte een laatste bedreigde diersoort in de Vlaamse letteren: de vrouw. Waarmee ik zeker niet het bestaan van de hier aanwezige vrouwelijke auteurs in twijfel wil trekken, noch de kwaliteit van hun werk, of het feit dat ze aanspraak maken op de titel auteur. Alleen moet ik er hen helaas op wijzen dat ze niet ernstig worden genomen.

Ik wou dat ik ook voor dit punt een man kon citeren, want uit mijn mond klinkt wat volgt wellicht niet erg elegant. Helaas. Geen man te vinden die zich hierover heeft uitgesproken, tenzij om te zeggen dat vrouwen minder moeten zeuren en meer hun best moeten doen. Dat is meteen ook het probleem van deze discussie: de genderongelijkheid in de letteren wordt door mannen nauwelijks serieus genomen, want ze gaat hen niet aan. Ik zal mijn stelling dus met vrouwelijke meningen moeten onderbouwen, wat wil zeggen dat u eigenlijk nu al kan ophouden met luisteren, en besluiten dat dit allemaal op buikgevoel gebaseerde nonsens is. Mathilda zal u gelijk geven.

 

  1. Vrouwen – zeuren – nonsens

 

A room of one’s own ligt intussen geruime tijd achter ons; eigenlijk is het triest dat we het nog steeds over m/v in de letteren moeten hebben. Zowel Lionel Shriver als Nina Weijers openden hun Anna Bijnslezing met de vaststelling dat ze het totaal gehad hadden met het onderwerp. Om er vervolgens toch maar weer aan te gaan staan, omdat het nu eenmaal niet anders kan. Zelf had ik er, voor ik begon te publiceren, nooit bij stil gestaan dat er überhaupt zoiets bestaat als vrouwelijke auteurs; misschien omdat ik de wereld nooit heb opgedeeld in mannetjes en vrouwtjes. Ik dacht altijd – naïef, ik geef het toe – dat mensen mensen zijn en schrijvers schrijvers. En dat hun werk genderneutraal is. Want dat boeken nu eenmaal geen XX of XY in hun DNA hebben. Helaas. Er valt niet naast te kijken: dwars door het literaire landschap loopt een diepe genderkloof. Met daarboven een stevig glazen plafond. Alleen is dat een gevaarlijke stelling om te poneren, zeker als schrijvende vrouw. Iets wat snel weggezet wordt als jaloezie, of afgunst. Dus de meeste vrouwen zwijgen. Iets wat mij ook al vaak is aangeraden. In het belang van mijn carrière. Maar om het met Thomas Mann – ah, toch nog een man – te zeggen: “Waar het moeilijk spreken is, moeten vragen worden gesteld.”

 

  1. Glazen plafond – gevaarlijk – zwijgen

 

Tot zo ongeveer halfweg de twintigste eeuw, misschien zelfs iets langer, waren de criteria voor een succesvolle carrière als vrouwelijk auteur duidelijk. Een drankprobleem, een depressie en een zelfmoord op jonge leeftijd? Succes verzekerd.  Dezer dagen kan je als vrouwelijk auteur ook bij leven en welzijn scoren. Als je tenminste de juiste maten hebt, want de letteren zijn veranderd in een modellenbureau, dat alleen jonge, knappe en zeer vrouwelijke vrouwen naar voor schuift. Hiermee wil ik niets zeggen over de kwaliteit van hun werk, maar wel over de eenvormigheid van het vrouwbeeld dat ons wordt verkocht. Geen uitgever die het waagt te proberen een vrouw boven de 40 in de markt te zetten.

 

  1. Zelfmoord – succes – verzekerd

 

Ik daag u oprecht uit de foto’s uit te knippen van alle vrouwelijke auteurs die aandacht krijgen in de media. En knipt u ook vooral de bijbehorende koppen mee uit: een beloftevolle jongeman is de nieuwe Harry Mulisch (en akkoord, Mulisch was een ijdeltuit, maar dat is toch veelal cerebraal bedoeld), vrouwen zijn ‘mooie jonge godinnen.’ Ook in recensies komt hun uiterlijk vaker aan bod, net als hun privéleven en/of het autobiografische gehalte van hun werk. Niet mijn vaststelling, maar die van schrijfster Jannah Loontjens, ex-bestuurslid van de Anna Bijns Stichting. Zij verwijst op haar beurt naar het boek ‘Recensies!’ van Marianne Vogel, waarin wordt aangetoond hoe het onderscheid tussen hoge en lage cultuur vaak samenvalt met zogenaamd mannelijke en vrouwelijke eigenschappen: denken is voor de heren, voelen voor de dames. Iets wat helaas nog steeds klopt: in een recent stuk over nieuw vormexperiment in de letteren, iets wat vooral bij jonge vrouwelijke auteurs voorkomt, kwam geen enkele vrouw aan het woord; de analyse werd gemaakt door 6 mannen van middelbare leeftijd. Zodra er op metaniveau moet worden nagedacht, halen we er een man bij. (Op zo’n momenten begrijp ik de boosheid van Rachida Aziz over het feit dat Arnon Grunberg geprogrammeerd staat in een literaire lezingenreeks die het debat rond migratie wil opentrekken en inclusief maken. Hou op met over ons te praten, dat kunnen we echt wel zelf. Of zoals zij het zegt: “Mensen als ik zijn lang genoeg een studieobject geweest. We werden ontleed, beschreven, geanalyseerd en binnenstebuiten gekeerd. Onze kunst werd geplunderd en tentoongesteld in etnografische musea. Nu nog moet ik regelmatig onderzoekers de deur wijzen die willen weten hoe ik denk, hoe ik liefheb en met wie ik omga. Altijd goed voor statistieken, rapporten en doctoraten. Ik, de vreemde, uitgelegd en verklaard aan mensen die de norm zijn, de eeuwige observeerders.”)

 

  1. Dames – studieobject – ontleed

 

De oververtegenwoordiging van mooie, jonge meisjes onder debutanten is niet onlogisch: in navolging van het Lize Spit-effect hoopt elke uitgever een dergelijke hit te scoren. Prima voor de emancipatie toch, denk je dan? Wel – niet echt. Want de aanwezigheid van al die vrouwen slaat de discussie over seksisme in de literatuur handig dood: wat zeuren we nou? Hoezo, vrouwen krijgen minder kansen? Schijn bedriegt. Vroeger was het literaire veld eerlijker: Naipaul en Joyce waren ook onverbloemde seksisten, Mulisch hield er een herenclub op na omdat hij oprecht geloofde dat vrouwen niets zinnigs te zeggen hebben. Tegenwoordig lijken vrouwen misschien gelijke kansen te krijgen in de letteren, maar is dat echt zo? Laat ons eens van wat dichter naar die vrouwelijke carrières kijken. Debuteren mag, maar echt doorbreken doen vrouwen zelden. Bovendien mag debuteren enkel in een bepaald segment, met een bepaald soort roman. In de zogenaamde ernstige, traditioneel mannelijke genres, zoals theater en essayistiek, is er geen vrouw te bekennen. En wie in romans te gewichtig doet, krijgt tikken. Ideeënromans zijn een mannenzaak, vrouwen moeten, ook literair gezien, in de keuken blijven. Dat hoeft u niet van mij aan te nemen. Ik citeer Nina Weijers: “Toen ik het waagde een aantal ideeën in mijn roman te verwerken, werd ik door een handjevol mannen beschuldigd van prietpraat en ‘viva-filosofietjes’. Van Esther Gerritsen vernam ik later dat dit feitelijk iedere vrouwelijke schrijver overkomt, het hoort erbij, pas na wat serieuze prijsnominaties ebt het weg.” Kortom: als we het over iets ernstigs proberen te hebben, worden we terecht gewezen. Doen we dat niet, worden we te licht bevonden. Volgens dezelfde logica krijgen vrouwen ook minder prestigieuze schrijfopdrachten dan mannelijke collega’s met dezelfde ervaring. Om even terug te grijpen naar het kerstessay: dat kwam op 17 jaar slechts 2 keer van een vrouw. Het traditionele boekenweekgeschenk scoort niet beter. Wint er voor een keer toch eens een vrouw een literaire prijs, dan wordt niet zij, maar de mannelijke verliezer uitgenodigd voor het tv-debat, want die is bekender. En op boeken van vrouwelijke auteurs staan vrijwel altijd blurbs van mannelijke auteurs, want een man die een vrouw aanprijst verhoogt haar geloofwaardigheid; andersom gebeurt het nooit (ook hier dank aan Nina Weijers voor de observatie). Doordat ze minder doorgroeikansen krijgen, verdienen vrouwelijke auteurs ook minder, waardoor hun kans op professionalisering verkleint. Gevolg: een vicieuze cirkel, waardoor vrouwelijke literaire carrières worden afgetopt.

 

  1. Herenclub – gewichtig – carrière

 

Allemaal geen hard bewijs, hoor ik u al denken. Giswerk. Vrouwelijk buikgevoel. Gelukkig struikelde ik vorig jaar stommelings over een indicator die wel houvast geeft: wie naar de toegekende werkbeurzen van het Vlaams Fonds der Letteren kijkt, ziet dat vrouwelijke auteurs daar niet alleen in de minderheid zijn, maar ook systematisch lagere beurzen krijgen. Dat is razend interessant, want twee verklaringen geloof ik alvast niet: dat het Fonds bewust seksistisch is, en dat vrouwen minder goed schrijven. Rest de vraag: wat veroorzaakt die discrepantie dan wel?

Laat ons de cijfers er even bijnemen. Toegekende auteurssubsidies voor 2017: 108 van de 142 aanvragen gehonoreerd. Proza: 24 toekenningen, 6 vrouwen: dat is 1 op 4. Poëzie: 1 op 3. Jeugd: 1 op 3. Laat ons strip (1 op 12) en theater (O op 12) even buiten beschouwing laten: strip is nu eenmaal een mannelijk genre (maar moet dat anno 2018 nog zo zijn?) en ook theater is een mannetjeswereld (nul vrouwen. Nul.) Virginia Woolf zou fronsen, maar het kan erger. Tot je naar de rest van de cijfers kijkt, want vrouwelijke auteurs zijn niet alleen een minderheid, ze krijgen ook aanzienlijk lagere beurzen toegekend. In eenheden uitgedrukt: Proza: 90 eenheden, 14 voor vrouwen. Dus 1/6 van de centen voor ¼ van de toekenningen. Hetzelfde zien we bij poëzie en jeugdliteratuur. En: het maximumaantal toegekende eenheden per persoon is 8. Als we de ‘vrouwelijke’ genres poëzie en jeugd niet meetellen, krijgt geen enkele vrouw meer dan 3 eenheden toegewezen (behalve Judith Van Istendael). Tenzij dat een imitatie van de loonkloof in de andere beroepen is, stemt dat tot nadenken.

Nochtans zijn de commissies van het VFL ‘genderevenwichtig’ samengesteld, behoort diversiteit in de breedste zin tot de aandachtspunten en verloopt de beoordeling van de ingediende dossiers volgens duidelijke criteria. Daaraan kan het dus niet liggen. Wat zeggen deze cijfers dan wel over het Vlaamse literaire landschap? Moeilijk te zeggen. Het zou kunnen dat de beoordelingscriteria, hoe objectief ook, ongewild in het voordeel van mannen spelen, omdat vrouwen nu eenmaal minder prijzen winnen, minder publiceren in literaire tijdschriften, minder gerecenseerd worden en hun dossier dus minder kunnen stofferen. Een andere mogelijkheid is dat mannen zichzelf gewoon beter kunnen verkopen dan vrouwen. Of misschien speelt ook hier het Mathilda-effect en zijn we meer geneigd te geloven dat mannen zullen waarmaken wat ze met veel branie aankondigen, terwijl we bij vrouwen denken: dat lukt haar nooit.

Is iets van het bovenstaande waar? Geen idee. Het zijn maar bedenkingen. Om te weten wat er werkelijk aan de basis van de verschillen ligt, zou je een breed diepte-onderzoek moeten doen, over een tiental jaar, waarbij je ook afgewezen dossiers in rekening neemt, en de gehanteerde criteria test op hun genderneutraliteit. Het doet me plezier te kunnen zeggen dat het VFL intussen een eerste deelonderzoek heeft opgestart, op basis van taalgebruik in recensies. Een dergelijk onderzoek is goud waard zijn, omdat het iets meetbaar maakt wat anders ongrijpbaar is: seksisme in de kunsten. Niet als gevolg van een grote samenzwering, maar omdat het, zoals in zoveel maatschappelijke sectoren, historisch gegroeid is. Ik ben erg benieuwd naar de uitkomst; het zou veel duidelijk kunnen maken over de – nog steeds – ondergeschoven positie van vrouwen in letterenland. Want de enige verklaring daarvoor die volgens mij niet de juiste is, is dat vrouwen minder goed schrijven dan mannen.

 

  1. Werkbeurs – indicator – seksisme

 

Nochtans is dat de vaakst gehoorde en hardnekkigste verklaring voor het feit dat vrouwen minder literaire prijzen winnen. Nog zo’n indicator van diversiteit. Hoewel er ruwweg evenveel mannelijke als vrouwelijke auteurs zijn, en vrouwen ook 35% van de literaire auteurs uitmaken binnen de A uitgeverijen, winnen ze nauwelijks prijzen. Dat heeft, volgens literatuurcriticus Margot Dijkgraaf, veel te maken met de gehanteerde leescriteria. Het mannelijke schrijven beheerst nu eenmaal de canon van de Nederlandse literatuur, waardoor vrouwen van jongs af aan gewend zijn om mannen te lezen, en zich niet alleen te verplaatsen in hun belevingswereld, maar die zelfs te beschouwen als een universele belevingswereld. Het omgekeerde gebeurt eenvoudigweg niet. Gevolg: het mannelijke schrijven valt samen met de kwaliteitsnorm. Ook volgens recensente en oud-voorzitster van de Anna Bijns Stichting Fleur Speet ligt het probleem bij de canon. Wat we aangereikt krijgen in literatuurstudies is mannelijk, dus onze beoordelingscriteria zijn dat ook: ‘Ik heb geleerd om mannelijke literaire eigenschappen als logica, eenvoud, kaalheid, filosofische diepgang, doordachte structuren en dergelijke op te vatten als tekenen van kwaliteit’. Schrijf als vrouw anders, en je wordt weggelachen; schrijf als vrouw net zo, en de mannelijke rangen sluiten zich, en je wordt als ‘poseur’ weggezet. “Doe es wat minder moeite om slim te lijken,” klinkt het dan, want dat past niet voor een vrouw. Voeg daaraan toe dat ook in jury’s het Mathilda-effect meespeelt, en je krijgt een heel degelijke verklaring voor het gebrek aan vrouwelijke prijsbeesten. Tenzij natuurlijk het Susan Sontag-effect van toepassing is: Connie Palmen mocht zelfs van Harry Mulisch af en toe meepraten over ernstige zaken.

 

  1. Kaal – slim – prijsbeest

 

“Zeur toch niet zo, mens,” vindt Jamal Ouariachi. Dat vrouwen geen prijzen winnen hebben ze gewoon aan zichzelf te danken. Ze vallen niet op, zijn te weinig ambitieus en kennen geen vernieuwingsdrang. Nog los van de vraag of hij dezelfde verklaring zou geven voor de ondervertegenwoordiging van allochtone auteurs (zou best kunnen van wel, met Ouariachi weet je nooit), klopt die redenering niet. Vrouwen krijgen niet minder prijzen omdat ze simpelweg minder goed schrijven, of het alleen over onbetekenende onderwerpen, persoonlijke wissewasjes en relatieproblemen hebben, zoals in een recent juryrapport van de Libris werd beweerd. Even over naar Marja Pruis – alweer een vrouw, ik weet het; dit onderwerp interesseert mannen voor geen meter, –  die hierop antwoordde met een quote van –sorry– de 76-jarige Iers/Engelse schrijver Edna O’Brien: ‘Alsof Medea niet over moederschap en liefde gaat! Of alsof schrijvers als Philip Roth niet voortdurend uit eigen leven putten. Het onderwerp doet er niet toe in de literatuur.’ Wat er volgens Pruis wel toe doet, is hoe daarover wordt geschreven. Mannen lezen liever over vervreemding en buitenstaanderschap, vrouwen over gevoelens en interne strijd.

 

  1. Weinig – prijzen – sorry

 

Doordat uitgeverijen en boekhandels steeds gretiger inspringen op de vraag naar een bepaald soort ‘vrouwenliteratuur’, worden oude clichés over boeken van vrouwen nieuw leven ingeblazen, wat literaire erkenning van ernstige vrouwelijke auteurs in de weg staat. Kortom: zo eenduidig positief is de instroom van massa’s schrijvende vrouwen dus niet. Natuurlijk worden er waardevolle initiatieven genomen om vrouwen in de kijker te zetten. Maar had het Buchmesse-duo Arnon Grunberg & Charlotte Vandenbroeck  – beide voortreffelijke auteurs –  ook andersom kunnen bestaan? Met een jong, leuk knaapje naast een vrouwelijke intellectueel? Connie Palmen met Maarten Inghels bijvoorbeeld? Vaak is het gevolg van onze pogingen stereotypen te doorbreken dat we ze net bevestigen.

 

  1. Vrouwenliteratuur – stereotypen – bevestigen

 

Maar zeg niet verder dat ik dat gezegd heb. Want kritisch zijn is ook in letterenland voorbehouden aan mannen, van wie dat als gedurfd en assertief wordt ervaren, terwijl het bij vrouwen zeuren heet. Wanneer een man zich op basis van beperkte feiten ergens over uitspreekt, is dat een frisse kijk; doet een vrouw dat, ontbreekt het haar aan ‘envergure.’ Wat uit de mond van een man slim heet, is uit die van een vrouw arrogant. En wat bij hem gezond scepticisme heet, heet bij haar jaloezie. In het blije besef nu tot het einde der tijden officieel een rancuneuze bitch te zijn, dank ik u voor het luisteren. En als iemand zich zo meteen geroepen voelt mij te komen mansplainen wat ik allemaal verkeerd zie of verkeerd begrepen heb, ik ben hier nog wel even.

 

  1. Kritisch – bitch – mansplainen

 

Al kan u er natuurlijk ook op reageren met wat tegenwoordig ‘laconieke humor’ heet, en een handige manier is om heikele onderwerpen volstrekt te ridiculiseren. Om voor het laatst vandaag een man te citeren: “Ik heb hier eens rondgevraagd of er een probleem is met diversiteit in de letteren, en het antwoord was…”

(c) Twitter #BDW

 

 

 

 

 

© Gaea Schoeters, 2018, 9e VAV-Congres Antwerpen

 

Trefwoordenlijst ethiek & diversiteit in de letteren

  1. Boekenbeurs – literair – infotainment
  2. Mathilda – mannelijk – hoogstaander
  3. Rol – vrouw – lustobject
  4. Auteur – niets – expert
  5. Hot – kassa – lavement
  6. Literatuur – oplossing – populisme
  7. Schrijverskorps – blank – oops!
  8. Integratie – neokoloniaal – succes
  9. Harpman – Belgisch – #justsayin’
  10. Onderwijs – canon – verkleutering
  11. Mopje – publieksverbreding – smaak
  12. Verheerlijking – middelmatigheid – tragisch
  13. Auteur – hofnar – media
  14. Evangelie – N-VA – drooglegging
  15. Verheffen – volk – Hallelujah!
  16. Voorkeur – homoseks – onnatuurlijk
  17. Vrouwen – zeuren – nonsens
  18. Glazen plafond – gevaarlijk – zwijgen
  19. Zelfmoord – succes – verzekerd
  20. Dames – studieobject – ontleed
  21. Herenclub – gewichtig – carrière
  22. Werkbeurs – indicator – seksisme
  23. Kaal – slim – prijsbeest
  24. Weinig – prijzen – sorry
  25. Vrouwenliteratuur – stereotypen – bevestigen
  26. Kritisch – bitch – mansplainen